Bedrijfseconomie samenvatting:
Hoofdstuk 1: inleiding
Hoofdstuk 2: consumenten
Hoofdstuk 3: producenten
Hoofdstuk 4: marktwerking
Hoofdstuk 5: de overheid
Hoofdstuk 6: kringlopen & bbp
Hoofdstuk 7: geld, monetair beleid & inflatie
Hoofdstuk 8: de arbeidsmarkt
Hoofdstuk 9: conjunctuur
Hoofdstuk 10: internationale handel
Hoofdstuk 11: financiële markten
,Hoofdstuk 6: kringlopen & bbp
1. MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDENE
=> Houdt zich bezig met het bestuderen v. geaggregeerde grootheden = economische grootheden
die gelden voor grote groepen.
Macro-economische indicatoren: - bbp - werkgelegenheid
- consumptie - investeringen en handel met buitenland
Macro-economische vraagstukken: - groei - armoede - milieu
- werkloosheid -inflatie
Alle economische ‘agenten’ of ‘huishoudens’ worden in samenhang bestudeerd.
1.1 Economische activiteit
De economische activiteit hangt af v. de economische huishoudens of economische agenten.
Bestudeerde huishoudens:
- gezinnen consumeren (C) en sparen (S)
- bedrijven investeren (I)
- overheid belast (T) en consumeert/spendeert (G)
- ons land importeert (M) en exporteert (X) naar het buitenland
Deze 4 agenten werken samen om een bepaalde productie binnen een land/ gebied te realiseren.
= bbp (bruto binnenlands product)
1.2 Bruto Binnenlands product
=> Gross Domestic Product
Bbp: De waarde v/d totale stroom afgewerkte goederen en diensten die de economie v. een land
over een periode van een jaar (soms kwartaal) produceert.
-> vertegenwoordigt de marktwaarde v. alle goederen en diensten voor finaal verbruik die
binnen een bepaalde periode in een land geproduceerd worden.
Nominaal bbp => inclusief inflatie
Reële bbp => inflatie eruit halen (prijsbewegingen zijn uitgeschakeld = defleren)
Correcties op bbp-groeicijfer:
- correctie voor prijsstijging: ‘defleren’ (kan door kettingeuro’s)
- correctie voor bevolkingstoename: bbp per capita of hoofd
!Bbp is de meest gebruikte waardemeter voor de economische activiteit!
=> maar geen alomvattende maatstaf
,Groen bbp = bbp gecorrigeerd met verandering in kwaliteit v. leefmilieu.
Aanbodfactoren
-> effect op productiecapaciteit
= structurele- of langetermijnfactoren:
bevolking, kapitaal, technologie, onderwijs
Evenwicht V & A op alle markten
ook op arbeidsmarkt (tewerkstelling)
Vraagfactoren
= conjuncturele factoren:
vraag v. gezinnen, bedrijven, overheid, buitenland
1.3 het bbp meten
bbp kan op verschillende manieren gemeten worden.
Deze 3 benaderingen meten economische activiteit binnen 1 jaar.
- consumptiebenadering: wat wordt er verbruikt = som waarde v. alle finale goederen
- inkomensbenadering: wat is het inkomen = som lonen, winsten, indirecte belastingen
- productiebenadering: wat wordt er geproduceerd = som toegevoegde waarden alle sectoren
Deze zijn gelijk aan elkaar na verloop v. tijd = EX POST
1.3.1 consumptiebenadering
In consumptiebenadering zijn alle uitgaven gelijk aan het nationaal inkomen.
Y=C+I+G+X–M Y = nationaal inkomen (bbp)
C = consumptie v. gezinnen
I = investeringen v. bedrijven
G = overheidsuitgaven
(X – M) = netto-export
1.3.2 inkomensbenadering
= som v. de beloning v. de productiefactoren
-> lonen + winsten + indirecte belastingen
1.3.3 productiebenadering
= toegevoegde waarden v. alle bedrijven en de overheid.
, Bruto VS netto toegevoegde waarde v. een bedrijf in bedrijfskolom
Netto toegevoegde waarde
= bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen.
= de beloning v. de productiefactoren arbeid en kapitaal
= netto-inkomen
Bruto toegevoegde waarde
= marktprijs – aankoopprijs (=grondstoffen en diensten v. 3de)
2. DE HELE WERELD IS EEN GROTE ECONOMISCHE KRINGLOOP
Economische kringlopen = schematische weergave v. de goederen- en geldstroom in een land
of regio, dus op macro-economisch niveau. Kringloop is een abstracte voorstelling v. de relaties
tussen de gezinnen en bedrijven in een land.
2.1 de eenvoudige economische kringloop
= gesloten economie
=> huishoudens geplaatst tegenover het bedrijfsleven.
- Gezinnen leveren productiefactoren
- Bedrijven verzorgen productie v. goederen
en diensten.
Produceren = combineren v.
productiefactoren.
Witte stoom, goederrenstroom:
- bedrijven produceren goederen die gebruikt worden door consument
- consumenten leveren hiervoor arbeid, kapitaal en grondstoffen aan. = productiefactoren
Zwarte stroom, geldstroom:
- consument ontvangt loon v. producenten voor productiefactoren die ze leveren.
= Y = nationaal inkomen
- consumenten besteden inkomen in dit model volledig aan consumptie v. goederen en diensten.
Volledig nationaal inkomen vloeit naar producent. = C = consumptie
Y=C
Hoofdstuk 1: inleiding
Hoofdstuk 2: consumenten
Hoofdstuk 3: producenten
Hoofdstuk 4: marktwerking
Hoofdstuk 5: de overheid
Hoofdstuk 6: kringlopen & bbp
Hoofdstuk 7: geld, monetair beleid & inflatie
Hoofdstuk 8: de arbeidsmarkt
Hoofdstuk 9: conjunctuur
Hoofdstuk 10: internationale handel
Hoofdstuk 11: financiële markten
,Hoofdstuk 6: kringlopen & bbp
1. MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDENE
=> Houdt zich bezig met het bestuderen v. geaggregeerde grootheden = economische grootheden
die gelden voor grote groepen.
Macro-economische indicatoren: - bbp - werkgelegenheid
- consumptie - investeringen en handel met buitenland
Macro-economische vraagstukken: - groei - armoede - milieu
- werkloosheid -inflatie
Alle economische ‘agenten’ of ‘huishoudens’ worden in samenhang bestudeerd.
1.1 Economische activiteit
De economische activiteit hangt af v. de economische huishoudens of economische agenten.
Bestudeerde huishoudens:
- gezinnen consumeren (C) en sparen (S)
- bedrijven investeren (I)
- overheid belast (T) en consumeert/spendeert (G)
- ons land importeert (M) en exporteert (X) naar het buitenland
Deze 4 agenten werken samen om een bepaalde productie binnen een land/ gebied te realiseren.
= bbp (bruto binnenlands product)
1.2 Bruto Binnenlands product
=> Gross Domestic Product
Bbp: De waarde v/d totale stroom afgewerkte goederen en diensten die de economie v. een land
over een periode van een jaar (soms kwartaal) produceert.
-> vertegenwoordigt de marktwaarde v. alle goederen en diensten voor finaal verbruik die
binnen een bepaalde periode in een land geproduceerd worden.
Nominaal bbp => inclusief inflatie
Reële bbp => inflatie eruit halen (prijsbewegingen zijn uitgeschakeld = defleren)
Correcties op bbp-groeicijfer:
- correctie voor prijsstijging: ‘defleren’ (kan door kettingeuro’s)
- correctie voor bevolkingstoename: bbp per capita of hoofd
!Bbp is de meest gebruikte waardemeter voor de economische activiteit!
=> maar geen alomvattende maatstaf
,Groen bbp = bbp gecorrigeerd met verandering in kwaliteit v. leefmilieu.
Aanbodfactoren
-> effect op productiecapaciteit
= structurele- of langetermijnfactoren:
bevolking, kapitaal, technologie, onderwijs
Evenwicht V & A op alle markten
ook op arbeidsmarkt (tewerkstelling)
Vraagfactoren
= conjuncturele factoren:
vraag v. gezinnen, bedrijven, overheid, buitenland
1.3 het bbp meten
bbp kan op verschillende manieren gemeten worden.
Deze 3 benaderingen meten economische activiteit binnen 1 jaar.
- consumptiebenadering: wat wordt er verbruikt = som waarde v. alle finale goederen
- inkomensbenadering: wat is het inkomen = som lonen, winsten, indirecte belastingen
- productiebenadering: wat wordt er geproduceerd = som toegevoegde waarden alle sectoren
Deze zijn gelijk aan elkaar na verloop v. tijd = EX POST
1.3.1 consumptiebenadering
In consumptiebenadering zijn alle uitgaven gelijk aan het nationaal inkomen.
Y=C+I+G+X–M Y = nationaal inkomen (bbp)
C = consumptie v. gezinnen
I = investeringen v. bedrijven
G = overheidsuitgaven
(X – M) = netto-export
1.3.2 inkomensbenadering
= som v. de beloning v. de productiefactoren
-> lonen + winsten + indirecte belastingen
1.3.3 productiebenadering
= toegevoegde waarden v. alle bedrijven en de overheid.
, Bruto VS netto toegevoegde waarde v. een bedrijf in bedrijfskolom
Netto toegevoegde waarde
= bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen.
= de beloning v. de productiefactoren arbeid en kapitaal
= netto-inkomen
Bruto toegevoegde waarde
= marktprijs – aankoopprijs (=grondstoffen en diensten v. 3de)
2. DE HELE WERELD IS EEN GROTE ECONOMISCHE KRINGLOOP
Economische kringlopen = schematische weergave v. de goederen- en geldstroom in een land
of regio, dus op macro-economisch niveau. Kringloop is een abstracte voorstelling v. de relaties
tussen de gezinnen en bedrijven in een land.
2.1 de eenvoudige economische kringloop
= gesloten economie
=> huishoudens geplaatst tegenover het bedrijfsleven.
- Gezinnen leveren productiefactoren
- Bedrijven verzorgen productie v. goederen
en diensten.
Produceren = combineren v.
productiefactoren.
Witte stoom, goederrenstroom:
- bedrijven produceren goederen die gebruikt worden door consument
- consumenten leveren hiervoor arbeid, kapitaal en grondstoffen aan. = productiefactoren
Zwarte stroom, geldstroom:
- consument ontvangt loon v. producenten voor productiefactoren die ze leveren.
= Y = nationaal inkomen
- consumenten besteden inkomen in dit model volledig aan consumptie v. goederen en diensten.
Volledig nationaal inkomen vloeit naar producent. = C = consumptie
Y=C