Groepspresentatie (tijdens examenperiode)
- Presentatie zelf: 3/20
- Individuele vragen per student: 5/20
Hoorcollege 1
1. Fundamenteel vs praktijkgericht onderzoek
Fundamenteel onderzoek:
- Om kennis van mensen te vergoten, er is nog weinig onderzoek naar gedaan
- Output: onderzoeksverslag
Praktijkgericht onderzoek:
- Gericht op het verbeteren van de praktijk, het oplossen van een probleem
- Output: onderzoeksverslag en/of beroepsproduct
2. Onderzoeksverslag vs beroepsproduct
Onderzoeksverslag: inleiding en probleemstelling, methode, resultaten, conclusies, referenties
Beroepsproduct: een product waarmee de praktijk direct mee aan de slag kan
3. Onderzoeksplan
Wat? → praktijkvraag/onderzoeksvraag
Praktijkvraag verkennen via intakegesprek: Wat is het probleem? Wie heeft het probleem? Wanneer
is het probleem ontstaan? Waarom is het een probleem? Waar doet het probleem zich voor?
Waardoor ontstaat het probleem?
1
,Waarom? → probleemstelling (verantwoording van het onderzoek)
Hoe? → onderzoeksopzet (methode)
Literatuur gebruiken:
- Begripsafbakening (bv. Wat wordt er precies verstaan onder welzijn? → In dit onderzoek verstaan
wij onder welzijn…)
- Onderzoeksvraag opstellen
- Achtergrondinfo over het onderwerp en eerdere onderzoeksresultaten
Types onderzoeksvragen:
Verwachtingen → bij kwalitatief en kwantitatief onderzoek
Hypothese → bij kwantitatief onderzoek
Types hypothesen:
Kwalitatief onderzoek: de betekenis van iets in kaart brengen aan de hand van talige data
(observatie, interview) → meningen, visies, ideeën, gedrag… van deelnemers met betrekking tot het
onderzoeksonderwerp
Kwantitatief onderzoek: “meten is weten” aan de hand van cijfermatige data (vragenlijst,
experiment)
2
,Populatie: personen, zaken, organisaties… die je wil onderzoeken
Steekproef: al dan niet willekeurige selectie uit de populatie
Steekproeftrekking:
- Aselect: willekeurige trekking van mensen uit de populatie (meer representatief)
- Selecte: gerichte selectie van mensen uit de populatie
Variabele: fenomeen dat varieert en meetbaar is
≠ constante/begrip (bv. geslacht is geen variabele)
Door een begrip meetbaar te maken/te operationaliseren kan er een variabele ontstaan (bv. score op
vragenlijst)
Hoorcollege 2 kwalitatief onderzoek
1. Observatie
Observatie: systematisch observeren van (groepen) personen in een bepaalde situatie
Onderzoeksvragen: beschrijvende observatievragen (bv. Welke items leggen mannen en vrouwen in
hun winkelkar bij het winkelen in de Colruyt?)
Observeren in het veld: een bestaande groep observeren in een alledaagse situatie (bv. rijgedrag van
automobilisten op een rondpunt)
3
, Een situatie inrichten dat je gaat observeren: een situatie vorm geven en observeren hoe mensen
reageren (bv. bijstander-effect)
Gestructureerd observeren: op voorhand bepalen wat je gaat observeren
Ongestructureerd observeren: zonder kader observeren, noteren wat je ziet
Direct observeren: de geobserveerde kan je zien
Indirect observeren: de geobserveerde kan je niet zien
Verhuld observeren: Weet de geobserveerde dat hij geobserveerd wordt?
Onverhuld observeren: Kent de geobserveerde het doel van de observatie of heeft hij een valse
uitleg gekregen?
Participerende observatie: je neemt als observator deel aan de activiteit van de personen die je
observeert
Niet-participerende observatie: je neemt als observator niet deel aan de activiteit van de personen
die je observeert
Observation bias: de neiging van de observator om datgene te oberveren dat hij verwacht/wil
observeren, dit wordt beïnvloed door de eigen referentiekader van de observator → observeren is
dus minder objectief
Probleem verminderen:
- Noteer alles wat je observeert in objectieve termen (niet interpreteren)
- Observeer met 2 en bereken de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (In welke mate komen de
resultaten overeen?)
2. Focusgroepen
Focusgroep: groepsinterview waarbij het effect van de interactie tussen de deelnemers centraal staat
Onderzoeksvragen: beschrijvende onderzoeksvragen (bv. Wat zijn volgens patiënten die herstellen
van depressie de voor- en nadelen van het gebruik van wearables?)
Gelijkaardig aan debatten, maar:
- Deelnemers in focusgroepen zijn niet altijd van een verschillende achtergronden
- Deelnemers in debatten zijn meestal goed voorbereid, niet het geval in focusgroepen
- Moderator neemt altijd een neutrale positie in in de focusgroep
Gebruik van focusgroepen:
- Vroege onderzoeksfase (bv. om meer te weten te komen over een bepaald onderwerp)
4