Samenvatting: sociale &
ontwikkkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: twee fundamentele
ontwikkelingstheorieën
1.1. De psychosociale identiteitstheorie van Erikson
Erik H. Erikson (1902-1938)
Deense vader en Joodse moeder (vader verliet het gezin al snel, hierdoor wist hij lang
niet wie zijn echte vader was).
Hij had geen psychologische of
Medische opleiding. Hij was ge-
Schoold in de psychoanalyse.
Persoonlijke voorgeschiedenis (Duitsland):
FOCUS = identiteitsproblematiek
De psychoanalyse (Anna Freud = dochter van Freud)
Relatie tussen persoonlijkheid en cultuur (bij enkele indianenvolkeren)
Neofreudiaan (psychoanalyse) en egopsycholoog (Ego wordt anders dan bij Freud)
Wat zijn mogelijke identiteitscrissisen?
- Relatiebreuk / nieuwe relatie
- Nieuwe baan
- Neiuwe moeders/vaders
1
,1.1.1. Situering ten opzichte van Freud
Erikson heeft zich nooit echt afgekeerd van de Freaudiaanse leer, maar hij bracht er wel heel eigen
accenten in aan en maakte er op die manier een totaal nieuwe theorie van.
a) De constructieve rol van het ego
FREUD ERIKSON
Defensieve functie Constructieve functie (= we durven
ondernemen, groeien, ontwikkelen,…
Het ego is belangrijk voor de psychoscociale identiteit:
Psychsiche identiteit: innnerlijke eenheid (vb. zorg dragen)
Sociale identiteit: voldoende harmonie ervaren tussen de eigen persoon en de sociale
omgeving (vb. aanpassingen aan de omgeving, sociale norm)
2
, b) Het belang van de sociale omgeving
FREUD ERIKSON
Intrapsychische dynamiek (= de aanhoudende Interpsychische dynamiek (= de spanningen die
conflicten tussen de driften uit het Es en veelvuldig de kop opsteken tussen het individu
anderzijds de geboden en verboden vanuit het en zijn sociale omgeving
über-ich)
Lichaamszone (= omdat de opeenvolging van de Segment van de sociale omgeving (= voor
fasen er gedomineerd werd door de keuze van iedere levensfase is er een andere segment van
de verschillende lichaamszones waar het libido de sociale omgeving dat prominent op de
zich achtereenvolgens op vastzet) voorgrond treedt.
Psychoseksueleanalyse Psychosociale
c) De positeive betekenissen van crissisen
FREUD ERIKSON
Doelgroep: volwassen die ergens vastgelopen Doelgroep: jongen mensen
waren in hun ontwikkeling.
Verleden toekomst
Crisis: ontsporing Crisis: groeikansen
Negatief beeld Positief beeld
3
, d) Een levenslang ontwikkelingsproces
FREUD ERIKSON
Kindertijd Hoge ouderdom
Beslissende fasen = de eerste 3 Beslissende fasen = elke fase
Orale fase (0 tot 1 jaar)
Anale fase (1 tot 3 jaar)
Fallische fase (3 tot 5
jaar)
Latentiefase (6 tot 12
jaar)
1.2. Erikson theorie
Acht verschillende levensfasen
o Telkens op een andere manier wordt gewerkt aan de verdere uitbouw van de
pscyhosociale identiteit
Epigenetische ontwikkeling (= vaste volgorde)
Concrete invulling wordt beïnvloed
o Door de sociale en culturele context waarin het individu opgroeit en
o Door de sterkte v/h ego
4
ontwikkkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: twee fundamentele
ontwikkelingstheorieën
1.1. De psychosociale identiteitstheorie van Erikson
Erik H. Erikson (1902-1938)
Deense vader en Joodse moeder (vader verliet het gezin al snel, hierdoor wist hij lang
niet wie zijn echte vader was).
Hij had geen psychologische of
Medische opleiding. Hij was ge-
Schoold in de psychoanalyse.
Persoonlijke voorgeschiedenis (Duitsland):
FOCUS = identiteitsproblematiek
De psychoanalyse (Anna Freud = dochter van Freud)
Relatie tussen persoonlijkheid en cultuur (bij enkele indianenvolkeren)
Neofreudiaan (psychoanalyse) en egopsycholoog (Ego wordt anders dan bij Freud)
Wat zijn mogelijke identiteitscrissisen?
- Relatiebreuk / nieuwe relatie
- Nieuwe baan
- Neiuwe moeders/vaders
1
,1.1.1. Situering ten opzichte van Freud
Erikson heeft zich nooit echt afgekeerd van de Freaudiaanse leer, maar hij bracht er wel heel eigen
accenten in aan en maakte er op die manier een totaal nieuwe theorie van.
a) De constructieve rol van het ego
FREUD ERIKSON
Defensieve functie Constructieve functie (= we durven
ondernemen, groeien, ontwikkelen,…
Het ego is belangrijk voor de psychoscociale identiteit:
Psychsiche identiteit: innnerlijke eenheid (vb. zorg dragen)
Sociale identiteit: voldoende harmonie ervaren tussen de eigen persoon en de sociale
omgeving (vb. aanpassingen aan de omgeving, sociale norm)
2
, b) Het belang van de sociale omgeving
FREUD ERIKSON
Intrapsychische dynamiek (= de aanhoudende Interpsychische dynamiek (= de spanningen die
conflicten tussen de driften uit het Es en veelvuldig de kop opsteken tussen het individu
anderzijds de geboden en verboden vanuit het en zijn sociale omgeving
über-ich)
Lichaamszone (= omdat de opeenvolging van de Segment van de sociale omgeving (= voor
fasen er gedomineerd werd door de keuze van iedere levensfase is er een andere segment van
de verschillende lichaamszones waar het libido de sociale omgeving dat prominent op de
zich achtereenvolgens op vastzet) voorgrond treedt.
Psychoseksueleanalyse Psychosociale
c) De positeive betekenissen van crissisen
FREUD ERIKSON
Doelgroep: volwassen die ergens vastgelopen Doelgroep: jongen mensen
waren in hun ontwikkeling.
Verleden toekomst
Crisis: ontsporing Crisis: groeikansen
Negatief beeld Positief beeld
3
, d) Een levenslang ontwikkelingsproces
FREUD ERIKSON
Kindertijd Hoge ouderdom
Beslissende fasen = de eerste 3 Beslissende fasen = elke fase
Orale fase (0 tot 1 jaar)
Anale fase (1 tot 3 jaar)
Fallische fase (3 tot 5
jaar)
Latentiefase (6 tot 12
jaar)
1.2. Erikson theorie
Acht verschillende levensfasen
o Telkens op een andere manier wordt gewerkt aan de verdere uitbouw van de
pscyhosociale identiteit
Epigenetische ontwikkeling (= vaste volgorde)
Concrete invulling wordt beïnvloed
o Door de sociale en culturele context waarin het individu opgroeit en
o Door de sterkte v/h ego
4