Ingangsexamen 2020 chemie
Samenvatting: Hoofdstuk 1: Basiskennis chemie
1. Mengsels
Mengsels = twee of meer stoffen, die door een fysisch proces van elkaar gescheiden kunnen worden.
Zuivere stof ≠ geen mengsel, want niet scheidbaar.
Soorten mengsels:
Heterogeen = onderdelen onderling onderscheidbaar: - Suspensie (v,vl)
- Emulsie (vl,vl)
Homogeen = onderdelen gelijkelijk verspreid, niet onderscheidbaar: - Gasmengsel
- Mengbare vloeistoffen
- Legering (metalenmengsel)
- Oplossing (v of g, vl)
Scheidingsmethoden
Filtreren Gebaseerd op verschil in deeltjesgrootte.
Filtraat =vloeistof/opgeloste stoffen die door filter lopen. Suspensie
Residu = stof die achterblijft na filtratie.
Bezinken Gebaseerd op verschil in dichtheid. Suspensie
Dichtere deeltjes zakken naar bodem.
Centrifugeren Versnelde bezinking. Suspensie
Versterkte zwaartekracht door ronddraaien mengsel.
Indampen Gebaseerd op verschil in kookpunt. Oplossing van
Meest vluchtige stof verdampt als eerst, minst vluchtige vaste stof in
stof blijft achter. vloeistof
Destilleren Gebaseerd op verschil in kookpunt. Oplossing van
Meest vluchtige stof verdampt als eerst, minst vluchtige vloeistoffen
stof blijft achter.
Chromatochrafie Gebaseerd op verschil in diffusiesnelheid. Oplossing van
Papierchromatochrafie: opgeloste stoffen trekken in vloeistoffen of
papier met verschillende snelheden. gassen
Gaschromatografie: gassen verspreiden zich in ruimte
met verschillende snelheden.
Extraheren Gebaseerd op verschil in oplosbaarheid in extractiemiddel. Mengsel van
Gebruikmakend van een vloeibaar extractiemiddel. vaste stoffen
Absorberen Gebaseerd op verschil in aanhechtingsvermogen op Oplossing van
absorptiemiddel. gassen in
Gebruikmakend van een vast absorptiemiddel. vloeistof
2. Deeltjes
Atomen = deeltjes waaruit alle stoffen zijn opgebouwd +- 100 verschillende atoomsoorten
Enkelvoudige stof of element = 1 atoomsoort
Atomen van hetzelfde element zijn identiek. Atomen van
verschillende elementen verschillen in eigenschappen.
Samengestelde stof of verbinding = combinatie van verschillende atomen
Een bepaalde verbinding bevat steeds dezelfde verhouding in
aantallen van de samenstellende atomen.
1
,Ingangsexamen 2020 chemie
Wet van behoud van samenstelling
De massaverhoudingen van elementen in een zuivere stof zijn constant.
Twee stoffen met dezelfde eigenschappen hebben dezelfde samenstelling.
Wet van veelvuldige verhoudingen
Wanneer twee elementen A en B een reeks verschillende verbindingen vormen, dan verhouden
de hoeveelheden van A die zich met eenzelfde hoeveelheid B verbindt, steeds als kleine, gehele
getallen = verhoudingsgetallen.
Wet van behoud van massa
In een geïsoleerd systeem wordt de totale hoeveelheid stof niet gewijzigd door chemische
omzettingen.
Moleculen = cluster van atomen gebonden door covalente bindingen.
Moleculaire stof = stof opgebouwd uit identieke moleculen met identieke
samenstelling en structuur
Ionen = Elektrisch geladen atomen door elektronenoverschot of -tekort in atoom.
positieve ionen = kationen
negatieve ionen = anionen
Samengesteld ion = elektrisch geladen molecuul.
Ionische stof of zout = kationen + anionen
Wet van elektroneutraliteit
De som van alle positieve ladingen in een stof moet gelijk zijn aan de som van alle negatieve
ladingen in de stof.
Wet van behoud van lading
In een geïsoleerd systeem wordt de totale lading van een stof niet gewijzigd door chemische
omzettingen.
Atoomrooster = niet-moleculaire stoffen, waarbij atomen zich niet verzamelen in moleculen, maar in
covalent gebonden atoomroosters.
bv. metalen
3. Formules
Edelgassen vrije atomen
Andere atomen vormen bindingen
Allotropen = verschillende enkelvoudige vormen van dezelfde atoomsoort.
Soorten bindingen: - Covalente binding (= gedeelde elektronen)
- Metaalbinding (= atoomrooster)
- Ionbinding (= elektronenuitwisseling)
Bruto formule = de exacte samenstelling van de verbinding. Het werkelijke aantal van alle
samenstellende elementen. Bv. benzeen => brutoformule: C6H6
Minimale formule = verhoudingen van de aantallen van de verschillende elementen uitgedrukt in de
kleinste gehele getallen. Bv. benzeen => minimale formule: CH
Structuurformule = geometrische voorstelling van de verbinding.
Bv. benzeen => structuurformule:
2
,Ingangsexamen 2020 chemie
Weergave aggregatietoestand: - vast (s)
- vloeibaar (l)
- gas (g)
- opgelost in water (aq)
4. Naamgeving
Nomenclatuur = systematische naamgeving volgens IUPAC wetgeving.
Triviale naamgeving = gebruiksnamen.
Binaire verbindingen
AxBy met A = meest elektropositief element en x, y = verhoudingsgetallen
numeriek voorvoegsel x + Nederlandse naam van A + numeriek voorvoegsel y + Latijnse stam van
B + uitgang -ide
Voorbeelden: CS2 => koolstofdisulfide
CCl4 => koolstoftetrachloride
SCl4 => zwaveltetrachloride
AlH 3 => aluminiumtrihydride
N2O4 => distikstoftetraoxide
Ionen
Kationen = positieve atoomionen
naam element + ion
Indien elementen met verschillende oxidatietoestanden: naam element + (oxidatiegetal) + ion
Voorbeelden: Na+ => natriumion
Fe 2+ => ijzer(II)ion
Fe 3+ => ijzer(III)ion
Hg 22+ => dikwik(I)ion
Hg 2+ => kwik(II)ion
Anionen = negatieve atoomionen
Stam van Latijnse naam + uitgang -ide + koppelteken + ion
Voorbeelden: Cl- => chloride-ion
O2- => oxide-ion
S 2- => sulfide-ion
H - => hydride-ion
N3- => nitride-ion
C 4- => carbide-ion
Radicalen
Neutrale radicalen
Stam van Latijnse naam + uitgang -yl
=> naam radicaal wordt gebruikt voor overeenkomstig kation
Voorbeelden: OH => hydroxyl
CO => carbonyl
3
, Ingangsexamen 2020 chemie
NO => nitrosyl en NO + => nitrosyl-ion
NO2 => nitryl en NO2+ => nitryl-ion
Meeratomige kationen
+H+
Stam van Latijnse naam + uitgang -onium-ion
Voorbeelden: NH4+ => ammonium-ion
PH 4+ => fosfonium-ion
H 3O+ => oxonium-ion
H 2F+ => floronium-ion
Meeratomige anionen
1) Simpele meeratomige anionen
Stam van Latijnse naam + uitgang -ide + koppelteken + ion
Voorbeelden: OH- => hydroxide-ion
CN- => cyanide-ion
C 2- => acetylide-ion
N3- => azide-ion
NH 2- => imide-ion
NH 2- => amide-ion
O22- => peroxide-ion
O2- => superoxide-ion
O3- => ozonide-ion
2) Complexe anionen afkomstig van oxozuren
Stam van Latijnse naam + uitgang -aat + (oxidatiegetal) + koppelteken + ion
Voorbeelden: SO42- => sulfaat-ion
SnO 32- => stannaat(IV)-ion
SnO 22- => stannaat(III)-ion
3) Zuurrestanion + zure H-atoom
Waterstof- + stam van Latijnse naam + uitgang -aat + koppelteken + ion
Voorbeelden: HSO42- => waterstofsulfaat-ion
HCO 3- => watersofcarbonaat-ion
HPO 42- => waterstoffosfaat-ion
H 2PO42- => diwaterstoffosfaat-ion
Hydrozuren
= zuren die geen zuurstof bevatten
Waterstof- + stam van Latijnse naam + uitgang -ide
Voorbeelden: HCl => waterstofchloride of zoutzuur
H2S => waterstofsulfide
HCN => waterstofcyanide of blauwzuur
HN3 => waterstofazide
Oxozuren
= zuren die zuurstof bevatten
4
Samenvatting: Hoofdstuk 1: Basiskennis chemie
1. Mengsels
Mengsels = twee of meer stoffen, die door een fysisch proces van elkaar gescheiden kunnen worden.
Zuivere stof ≠ geen mengsel, want niet scheidbaar.
Soorten mengsels:
Heterogeen = onderdelen onderling onderscheidbaar: - Suspensie (v,vl)
- Emulsie (vl,vl)
Homogeen = onderdelen gelijkelijk verspreid, niet onderscheidbaar: - Gasmengsel
- Mengbare vloeistoffen
- Legering (metalenmengsel)
- Oplossing (v of g, vl)
Scheidingsmethoden
Filtreren Gebaseerd op verschil in deeltjesgrootte.
Filtraat =vloeistof/opgeloste stoffen die door filter lopen. Suspensie
Residu = stof die achterblijft na filtratie.
Bezinken Gebaseerd op verschil in dichtheid. Suspensie
Dichtere deeltjes zakken naar bodem.
Centrifugeren Versnelde bezinking. Suspensie
Versterkte zwaartekracht door ronddraaien mengsel.
Indampen Gebaseerd op verschil in kookpunt. Oplossing van
Meest vluchtige stof verdampt als eerst, minst vluchtige vaste stof in
stof blijft achter. vloeistof
Destilleren Gebaseerd op verschil in kookpunt. Oplossing van
Meest vluchtige stof verdampt als eerst, minst vluchtige vloeistoffen
stof blijft achter.
Chromatochrafie Gebaseerd op verschil in diffusiesnelheid. Oplossing van
Papierchromatochrafie: opgeloste stoffen trekken in vloeistoffen of
papier met verschillende snelheden. gassen
Gaschromatografie: gassen verspreiden zich in ruimte
met verschillende snelheden.
Extraheren Gebaseerd op verschil in oplosbaarheid in extractiemiddel. Mengsel van
Gebruikmakend van een vloeibaar extractiemiddel. vaste stoffen
Absorberen Gebaseerd op verschil in aanhechtingsvermogen op Oplossing van
absorptiemiddel. gassen in
Gebruikmakend van een vast absorptiemiddel. vloeistof
2. Deeltjes
Atomen = deeltjes waaruit alle stoffen zijn opgebouwd +- 100 verschillende atoomsoorten
Enkelvoudige stof of element = 1 atoomsoort
Atomen van hetzelfde element zijn identiek. Atomen van
verschillende elementen verschillen in eigenschappen.
Samengestelde stof of verbinding = combinatie van verschillende atomen
Een bepaalde verbinding bevat steeds dezelfde verhouding in
aantallen van de samenstellende atomen.
1
,Ingangsexamen 2020 chemie
Wet van behoud van samenstelling
De massaverhoudingen van elementen in een zuivere stof zijn constant.
Twee stoffen met dezelfde eigenschappen hebben dezelfde samenstelling.
Wet van veelvuldige verhoudingen
Wanneer twee elementen A en B een reeks verschillende verbindingen vormen, dan verhouden
de hoeveelheden van A die zich met eenzelfde hoeveelheid B verbindt, steeds als kleine, gehele
getallen = verhoudingsgetallen.
Wet van behoud van massa
In een geïsoleerd systeem wordt de totale hoeveelheid stof niet gewijzigd door chemische
omzettingen.
Moleculen = cluster van atomen gebonden door covalente bindingen.
Moleculaire stof = stof opgebouwd uit identieke moleculen met identieke
samenstelling en structuur
Ionen = Elektrisch geladen atomen door elektronenoverschot of -tekort in atoom.
positieve ionen = kationen
negatieve ionen = anionen
Samengesteld ion = elektrisch geladen molecuul.
Ionische stof of zout = kationen + anionen
Wet van elektroneutraliteit
De som van alle positieve ladingen in een stof moet gelijk zijn aan de som van alle negatieve
ladingen in de stof.
Wet van behoud van lading
In een geïsoleerd systeem wordt de totale lading van een stof niet gewijzigd door chemische
omzettingen.
Atoomrooster = niet-moleculaire stoffen, waarbij atomen zich niet verzamelen in moleculen, maar in
covalent gebonden atoomroosters.
bv. metalen
3. Formules
Edelgassen vrije atomen
Andere atomen vormen bindingen
Allotropen = verschillende enkelvoudige vormen van dezelfde atoomsoort.
Soorten bindingen: - Covalente binding (= gedeelde elektronen)
- Metaalbinding (= atoomrooster)
- Ionbinding (= elektronenuitwisseling)
Bruto formule = de exacte samenstelling van de verbinding. Het werkelijke aantal van alle
samenstellende elementen. Bv. benzeen => brutoformule: C6H6
Minimale formule = verhoudingen van de aantallen van de verschillende elementen uitgedrukt in de
kleinste gehele getallen. Bv. benzeen => minimale formule: CH
Structuurformule = geometrische voorstelling van de verbinding.
Bv. benzeen => structuurformule:
2
,Ingangsexamen 2020 chemie
Weergave aggregatietoestand: - vast (s)
- vloeibaar (l)
- gas (g)
- opgelost in water (aq)
4. Naamgeving
Nomenclatuur = systematische naamgeving volgens IUPAC wetgeving.
Triviale naamgeving = gebruiksnamen.
Binaire verbindingen
AxBy met A = meest elektropositief element en x, y = verhoudingsgetallen
numeriek voorvoegsel x + Nederlandse naam van A + numeriek voorvoegsel y + Latijnse stam van
B + uitgang -ide
Voorbeelden: CS2 => koolstofdisulfide
CCl4 => koolstoftetrachloride
SCl4 => zwaveltetrachloride
AlH 3 => aluminiumtrihydride
N2O4 => distikstoftetraoxide
Ionen
Kationen = positieve atoomionen
naam element + ion
Indien elementen met verschillende oxidatietoestanden: naam element + (oxidatiegetal) + ion
Voorbeelden: Na+ => natriumion
Fe 2+ => ijzer(II)ion
Fe 3+ => ijzer(III)ion
Hg 22+ => dikwik(I)ion
Hg 2+ => kwik(II)ion
Anionen = negatieve atoomionen
Stam van Latijnse naam + uitgang -ide + koppelteken + ion
Voorbeelden: Cl- => chloride-ion
O2- => oxide-ion
S 2- => sulfide-ion
H - => hydride-ion
N3- => nitride-ion
C 4- => carbide-ion
Radicalen
Neutrale radicalen
Stam van Latijnse naam + uitgang -yl
=> naam radicaal wordt gebruikt voor overeenkomstig kation
Voorbeelden: OH => hydroxyl
CO => carbonyl
3
, Ingangsexamen 2020 chemie
NO => nitrosyl en NO + => nitrosyl-ion
NO2 => nitryl en NO2+ => nitryl-ion
Meeratomige kationen
+H+
Stam van Latijnse naam + uitgang -onium-ion
Voorbeelden: NH4+ => ammonium-ion
PH 4+ => fosfonium-ion
H 3O+ => oxonium-ion
H 2F+ => floronium-ion
Meeratomige anionen
1) Simpele meeratomige anionen
Stam van Latijnse naam + uitgang -ide + koppelteken + ion
Voorbeelden: OH- => hydroxide-ion
CN- => cyanide-ion
C 2- => acetylide-ion
N3- => azide-ion
NH 2- => imide-ion
NH 2- => amide-ion
O22- => peroxide-ion
O2- => superoxide-ion
O3- => ozonide-ion
2) Complexe anionen afkomstig van oxozuren
Stam van Latijnse naam + uitgang -aat + (oxidatiegetal) + koppelteken + ion
Voorbeelden: SO42- => sulfaat-ion
SnO 32- => stannaat(IV)-ion
SnO 22- => stannaat(III)-ion
3) Zuurrestanion + zure H-atoom
Waterstof- + stam van Latijnse naam + uitgang -aat + koppelteken + ion
Voorbeelden: HSO42- => waterstofsulfaat-ion
HCO 3- => watersofcarbonaat-ion
HPO 42- => waterstoffosfaat-ion
H 2PO42- => diwaterstoffosfaat-ion
Hydrozuren
= zuren die geen zuurstof bevatten
Waterstof- + stam van Latijnse naam + uitgang -ide
Voorbeelden: HCl => waterstofchloride of zoutzuur
H2S => waterstofsulfide
HCN => waterstofcyanide of blauwzuur
HN3 => waterstofazide
Oxozuren
= zuren die zuurstof bevatten
4