Terminologie:
Aërobe bacterie = Bacterie die alleen overleeft in aanwezigheid van zuurstof
Anaërobe bacterie = Bacterie die alleen overleeft zonder aanwezigheid van
zuurstof
Asepsis = Elimineren van contact met micro-organismen
Bacterie = Eencellige micro-organismen
Hemolyse = Afbraak van rode bloedcellen
Intracellulair = in de cel
Kweek = methode om mogelijk pathogene micro-organismen te
vermenigvuldigen op een voedingsbodem
Pathogeen = ziekteveroorzakend
Septisch = besmet met pathogene micro-organismen
Bepaling bloedafname = afnemen van hoeveelheid bloed bij persoon steriliteit
is van groot belang
Soorten bloedafname:
Capillaire glycemiebepaling = C-handeling we lezen als verpleegkundige de
waarde af en spuiten insuline in maar de arts bepaald wel de hoeveelheid
insuline
Uit een vena = venapuntie = B2 handeling
Uit een arterie = arteriepunctie = C-handeling
Capillaire bloedafname:
Verpleegkundige methodieken: Venapunctie 1
, Baby prik = gebeurd bij de hiel
Mens in shock = niet altijd mogelijk om bloed te prikken
Voor vasodilatatie = onder lauw water = dikke druppel bloed krijg je hierdoor
Huid = moet hygiënisch zuiver zijn, niet koud zijn, oedemateus en niet cyanotisch
Snelle en beheerste beweging = ook voor het gemak van de patiënt
Steriel stilet
Venapunctie:
De venapunctie heeft 2 doelen: diagnostisch en therapeutisch:
Diagnostisch doel:
Diagnose stellen
Verloop aandoeningen volgen
Behandeling volgen
Algemene toestand patiënt opvolgen
Therapeutisch doel:
Bloedsopdrang verminderen (hemochromatose = ijzerstapelingsziekte)
Uitvoeren van wisseltransfusie (bv. via navelkatheter bij pasgeborene bv.
bij rhesus antagonisme)
Bloeddonor
Intraveneus medicatie toedienen
Aandachtspunten / stappen venapunctie:
Garrot afspannen arm
Verpleegkundige methodieken: Venapunctie 2