Coachen: Les 2
2.1 Het Brugs model (H9)
2.1.1 Grondleggers:
• Dr. Myriam Le Fevere de Ten Hove
• Dr. Luc Isebaert
• Erwin De Bisscop
• E.a.
• Studiegroep rond resultaten van Milton Erickson
2.1.2 Belangrijke uitgangspunten
4 belangrijke uitgangspunten
1. Het Brugs model is een Ericksoniaans model, dat betekent dat aandacht wordt besteed aan:
• Het creëren van context waarin cliënten oplossingen kunnen vinden die bij hen passen
• Wat de cliënt/coachee wil: wat is de gewenste richting, en wat zijn de eigen hulpbronnen en die uit de omgeving
die helpen om te bewegen richting de gewenste toekomst
• Alles wat nuttig is om de coachee te helpen om gewenste gewoontes te ontwikkelen worden gebruikt
• Vriendelijke, bezorgde, genegen houding naar coachee toe
2. Het Brugs model is een systemisch en existentieel model. Daardoor ligt de focus op:
• Competenties in gezinnen
• De taal waarmee een nieuwe realiteit met meer mogelijkheden gecreëerd wordt
• Existentiële, semantische en pragmatische keuzes van de coachee
3. Het Brugs model richt zich op oplossingen en vaardigheden. De oorzaak van het probleem zegt vaak niets over de
oplossing.
4. Het Brugs model is een meta-model, gericht op algemene factoren en gestuurd door de cliënten/coachees
• Werken met doelstellingen en vaardigheden van de coachee
• De hoop op verbetering
• De kwaliteiten van de therapeut
Zie werkzame factoren HC 1
1
Coachen: Samenvatting
, 2.1.3 Bijzondere aandachtspunten
1. Het verkregen mandaat bepaalt de interventies
We moeten ons beperken tot wat de coachee vraagt
Over onduidelijke en onrealistische doelen wordt onderhandeld
Brugse flowchart (zie verder) geeft aanknopingspunten over hoeveel mandaat we krijgen als coach + welke
interventies zorgen voor meer mandaat
2. Mensen hebben zelfhelende capaciteiten
Iedere coachee is uniek
Iedere coachee heeft unieke mogelijkheden om oplossingen te vinden
Helpen (her)ontdekken van hulpbronnen en die te gebruiken
Helpen strategieën te ontwikkelen die ook helpen bij andere toekomstige probleemsituaties
3. Het kunnen maken van keuzes is essentieel om zich goed te voelen
Mensen kunnen vastzitten in rigide patronen van denken en doen. Ze hebben gevoel geen keuze meer te
hebben
Helpen om terug keuzes te kunnen maken door context die dit faciliteert
2.1.4 Over problemen binnen het Brugs model:
• Probleem gedetailleerd bevragen
• Werkt ‘joinend’
• Geeft de mogelijkheid om uitzonderingen te zoeken
• ‘het probleem’ bevat al een stukje van de oplossing: wat al zeker niet + uitzonderingen
• ‘het probleem’ is momenteel ‘de beste oplossing’ die een coachee heeft: op die manier komt een positieve
connotatie aan het probleem
Vb: Over angst: “Jouw lichaam draagt goed zorg voor jou op dat moment, ongetwijfeld is die angst op de
een of andere manier ook (een beetje) helpend. Mag ik zo benieuwd zijn om te vragen op welke manier
jouw lichaam jou hier helpt?”
2.1.5 flowchart
• 4 vragen waarop een antwoord wordt gegeven:
1. Gaat het om een probleem of een beperking?
2. Heeft de coachee een hulpvraag?
3. Is de hulpvraag werkbaar?
4. Heeft de cliënt zicht op de eigen hulpbronnen en kan hij/zij deze aanwenden?
• Hoe meer bevestigende antwoorden, hoe meer mandaat
• Afhankelijk van de hoeveelheid mandaat zetten we bepaalde interventies in
• Joinen, valoriseren en positief connoteren werkt bij alle mandaten
• Via interventies proberen we het mandaat te verhogen
• Hoeveelheid mandaat kan anders zijn bij verschillende thema’s
2
Coachen: Samenvatting
2.1 Het Brugs model (H9)
2.1.1 Grondleggers:
• Dr. Myriam Le Fevere de Ten Hove
• Dr. Luc Isebaert
• Erwin De Bisscop
• E.a.
• Studiegroep rond resultaten van Milton Erickson
2.1.2 Belangrijke uitgangspunten
4 belangrijke uitgangspunten
1. Het Brugs model is een Ericksoniaans model, dat betekent dat aandacht wordt besteed aan:
• Het creëren van context waarin cliënten oplossingen kunnen vinden die bij hen passen
• Wat de cliënt/coachee wil: wat is de gewenste richting, en wat zijn de eigen hulpbronnen en die uit de omgeving
die helpen om te bewegen richting de gewenste toekomst
• Alles wat nuttig is om de coachee te helpen om gewenste gewoontes te ontwikkelen worden gebruikt
• Vriendelijke, bezorgde, genegen houding naar coachee toe
2. Het Brugs model is een systemisch en existentieel model. Daardoor ligt de focus op:
• Competenties in gezinnen
• De taal waarmee een nieuwe realiteit met meer mogelijkheden gecreëerd wordt
• Existentiële, semantische en pragmatische keuzes van de coachee
3. Het Brugs model richt zich op oplossingen en vaardigheden. De oorzaak van het probleem zegt vaak niets over de
oplossing.
4. Het Brugs model is een meta-model, gericht op algemene factoren en gestuurd door de cliënten/coachees
• Werken met doelstellingen en vaardigheden van de coachee
• De hoop op verbetering
• De kwaliteiten van de therapeut
Zie werkzame factoren HC 1
1
Coachen: Samenvatting
, 2.1.3 Bijzondere aandachtspunten
1. Het verkregen mandaat bepaalt de interventies
We moeten ons beperken tot wat de coachee vraagt
Over onduidelijke en onrealistische doelen wordt onderhandeld
Brugse flowchart (zie verder) geeft aanknopingspunten over hoeveel mandaat we krijgen als coach + welke
interventies zorgen voor meer mandaat
2. Mensen hebben zelfhelende capaciteiten
Iedere coachee is uniek
Iedere coachee heeft unieke mogelijkheden om oplossingen te vinden
Helpen (her)ontdekken van hulpbronnen en die te gebruiken
Helpen strategieën te ontwikkelen die ook helpen bij andere toekomstige probleemsituaties
3. Het kunnen maken van keuzes is essentieel om zich goed te voelen
Mensen kunnen vastzitten in rigide patronen van denken en doen. Ze hebben gevoel geen keuze meer te
hebben
Helpen om terug keuzes te kunnen maken door context die dit faciliteert
2.1.4 Over problemen binnen het Brugs model:
• Probleem gedetailleerd bevragen
• Werkt ‘joinend’
• Geeft de mogelijkheid om uitzonderingen te zoeken
• ‘het probleem’ bevat al een stukje van de oplossing: wat al zeker niet + uitzonderingen
• ‘het probleem’ is momenteel ‘de beste oplossing’ die een coachee heeft: op die manier komt een positieve
connotatie aan het probleem
Vb: Over angst: “Jouw lichaam draagt goed zorg voor jou op dat moment, ongetwijfeld is die angst op de
een of andere manier ook (een beetje) helpend. Mag ik zo benieuwd zijn om te vragen op welke manier
jouw lichaam jou hier helpt?”
2.1.5 flowchart
• 4 vragen waarop een antwoord wordt gegeven:
1. Gaat het om een probleem of een beperking?
2. Heeft de coachee een hulpvraag?
3. Is de hulpvraag werkbaar?
4. Heeft de cliënt zicht op de eigen hulpbronnen en kan hij/zij deze aanwenden?
• Hoe meer bevestigende antwoorden, hoe meer mandaat
• Afhankelijk van de hoeveelheid mandaat zetten we bepaalde interventies in
• Joinen, valoriseren en positief connoteren werkt bij alle mandaten
• Via interventies proberen we het mandaat te verhogen
• Hoeveelheid mandaat kan anders zijn bij verschillende thema’s
2
Coachen: Samenvatting