Samenvatting Chronische nierinsufficiëntie

Chronische nierinsufficiëntie
Functies van de nier
Het constant houden van:

 Volume: Na, Cl, water
 Endocrien: Renine, EPO, Vit D
 Samenstelling: pH, Ionen, Osmolariteit, Metabolieten, Bloedcellen



Nierfysiologie
Filtratie = Beweging van bloed naar lumen
Reabsorptie = Van lumen naar bloed
>19% Secretie = Van bloed naar lumen
80% < 1%
20% Excretie = Van lumen naar de buitenwereld



Hoeveelheid uitgescheiden (E) = Hoeveelheid
gefilterd (F) – Hoeveelheid geabsorbeerd (R) +
Hoeveelheid gesecreteerd (S)



Constante filtratie Wisselende excretie

180 L/dag 0,5 – 15 L/dag

Glomerulaire functie Tubulaire functie



Glomerulaire filtratie

= 1ste stap in de aanmaak van urine (passief EN selectief)  Isotoon vocht (= Voorurine)
--> Geen eiwitten en geen bloedcellen
REDEN: te groot om doorheen
membraan te gaan

Passief: Persen doorheen glomerulaire membraan
Selectief: Enkel toegankelijk voor stoffen kleiner dan een welbepaalde grootte of lading
Isotoon: Lichaamscel zal niet zwellen/ krimpen  Osmolaliteit stof is intra en extracellulair hetzelfde

Filtratie fractie = Percentage van de renale plasmastroom dat in de tubulus wordt gefilterd.


GLOMMERULAIRE FILTRATIEDRUK:

Glomerulair capillair: Tussen 2 arteriolen  Consequentie: Weerstand die bloed ondervindt om uit
capillair te stromen is groot


1

, Glomerulaire capillaire druk in nieren: 55
mmHg  Hoger dan ergens anders in lichaam

FUNCTIE arteriolen: Hoge druk in glomerulaire
capillairen continu houden




OORZAAK filtratie: Capillaire druk

 Hydrostatische druk in capillair (55 mmHg)
 Verplicht vloeistof om uit de capillairen te stromen
 Prefereert beweging van de vloeistof terug naar het kapsel van Bowmann
 Wanneer bloed doorheen capillairen stroomt: Druk zal dalen
MAAR nog altijd hoger dan de andere 2 drukken

 Oncotische/ osmotische druk (30 mmHg)
 Trekt vloeistoffen in de capillairen
 OORZAAK: Aanwezigheid van proteïnen in het plasma
MAAR druk is hoger dan normaal doordat conc eiwitten hoger is (vocht lekt
de capillairen en de eiwitten zullen geconcentreerd zijn)
 Prefereert beweging van de vloeistof terug in de capillairen
 Houdt filtratie tegen!!

 Hydrostatische vloeistofdruk in kapsel van Bowmann (15 mmHg)
 Beweging van de vloeistof in het kapsel
 Wordt gecreëerd door vloeistof in het kapsel doordat het een gesloten ruimte is
 Houdt de filtratie tegen!!



55 – 30 – 15 = 10 mmHg

 180 L/dag filtraat = GFR

= Netto Starling Forces




2

, MECHANISCHE FILTER:

Capillair bestaat uit 3 filtratiebarrières:

 Glomerulair capillair endothelium: binnenlaag
o Bevat grote poriën  Meeste componenten van het bloedplasma geraken doorheen
barrière
o Poriën wél groot genoeg om bloedcellen niet door te laten!!


 Basale lamina: Blauwe bindweefsellaag
o Negatieve lading
o Kleine poriën (3 nm)


 Epitheel van het kapsel van Bouwmann: Bevat podocyten
o Podocyten omringen de glomerulaire capillair  Laten spleten vrij waar de filtratie
zal plaatsvinden
o Filtratieporiën
o Negatieve lading
o Mesangiale cellen: Zorgen voor contractie zodat er een goede bloeddoorstroming is



Behoud van GFR

= Glomerulaire filtratie snelheid  Kf * netto glomerulaire filtratiedruk
Kf: Cte die eigenschappen v/d filter beschrijft  Filteroppervlakte en filterpermeabiliteit

OPM: GFR blijft cte ondanks schommelingen en renale perfusiedruk
Drukinterval: 80 – 180 mmHg
GFR: 180 L/dag
 GFR wordt ontkoppeld van
gemiddelde arteriële bloeddruk

Autoregulatie: Mechanisme waarop GFR
cte blijft ook al zijn er schommelingen in
de renale perfusiedruk

REDEN: Cte productie van voorurine 
Cte afvalstoffen filtreren




AUTO-REGULATIE:

2 basisaspecten:


3