• Definities: intensiteit en persistentie van leer/studiegedrag
• Introductie in theorieën
o Expectancy x value (EVT)
§ Expectancy
- 3 soorten
- Predictoren
s Academic self-concept
s Self-efficacy
s Causale attributies voor succes en falen in het verleden voor
vergelijkbare taken
s Prettige of onprettige herinneringen aan vergelijkbare taken
(emotional valence)
s Taakmoeilijkheid (externe factor)
§ Value → sociale beïnvloeding!
- Intrinsiek
- Utiliteitswaarde
- Attainment value
- Kosten: tijd, andere doelen,...
- Tijdperspectief
o Attribution theory
§ Uitkomst: negatief, onverwacht of belangrijk
§ Beïnvloeden expectancy
- Hoge E
s Eerder succes toeschrijven aan stabiele factoren
s Eerder falen toeschrijven aan onstabiele factoren
§ Locus, stabiliteit, controleerbaarheid
§ Antecedenten: feedback van anderen
§ Attributiebias: self-serving bias
o Implicit theories of intelligence
§ Entiteitstheorie: intelligentie is intern stabiel en oncontroleerbaar
§ Incrementele of groeitheorie: intelligentie is intern onstabiel en controleerbaar
§ Verschilt:
- Per taak/onderwerp
- In verschillende ontwikkelingsfasen
§ Beïnvloed door omgeving
1
,o Social-cognitive theory (SCT)
§ Reactie op behaviorisme
§ Leermotivatie is het resultaat van:
- Gedachten en gevoelens
s Self-beliefs → self-efficacy
> Mate van overtuiging dat je over de capaciteiten beschikt die
nodig zijn om gewenst resultaat/niveau te bereiken
> Varieert tussen domeinen, taken en contexten → verschil
zelfbeeld!
> Correleert positief met E, maar valt er niet mee samen
> Antecedenten
~ Inschatting van de eigen bekwaamheid
~ Eerdere succeservaringen
~ Modelling
~ Emoties: positieve emoties verhogen SE
- Omgevingskenmerken
- Omgang met de omgeving
o Goal orientation theory (GOT) of Achievement Goal Theory
§ Mastery goal = leerdoeloriëntatie (taakdoel)
- Self or task referenced
- Voorkeur uitdagende taken
- Correleert met:
s Intrinsieke motivatie
s Incrementele theorie van intelligentie
> AT bij falen: intern onstabiel controleerbaar → coping: inzet
verhogen
§ Performance goal = prestatiedoeloriëntatie (egodoel)
- Other-referenced
- Voorkeur gemakkelijke taken
- Correleert met:
s Extrinsieke motivatie
s Entiteitstheorie van intelligentie
> AT bij falen: intern stabiel en onveranderbaar → coping:
opgeven, hulpeloosheid, voorkeur voor gemakkelijkere taken,
vermijden uitdagende taken
- Neemt toe in competitieve contexten
§ Vermijding is problematisch!
2
, o Self-detemination Theory (SDT)
§ Amotivation
§ Extrinsic motivation
- External regulation
- Introjected regulation
- Identified regulation
- Integrated regulation
§ Intrinsic motivation
§ Continuüm: verschuift naarmate er meer of minder aan de drie basisbehoeften is
voldaan
• Integratie van de 6 grote theorieën
o Can I do this task?
§ Academic self-concept
§ Self-efficacy beliefs
§ AT: perceptie van controle over verklarende factoren
§ Impliciete intelligentietheorie
§ Leergeschiedenis inclusief sociale factoren!
o Do I want to do this task?
§ Genotsdoel, intrinsieke waarde
§ Utiliteitswaarde
§ Valence
§ AT: draagt het bij aan een gevoel van autonomie, verbondenheid of competentie?
§ GOT
- Kan ik uitblinken?
- Kan ik iets leren?
§ Wat kost het me?
- Angst om de taak niet te begrijpen (taakdoelvermijding)
- Angst voor falen, dom lijken in de ogen van anderen (prestatievermijding)
- Doelhiërarchie
o Beide: kenmerken en moeilijkheidsgraad van de taak
• Omgeving speelt altijd een rol
• Aanbevelingen
o Voorzie uitdagende taken voor studenten met verschillende vaardigheid niveaus
o Benadruk de utiliteitswaarde van het leren
o Gebruik nieuwe of onverwachte taken om interesse te bevorderen
o Beperkt klaspraktijken die competitie tussen studenten benadrukken
o Benadruk dat falen komt door een gebrek aan inzet of een ineffectief strategie gebruik
o Voorzie de mogelijkheid om studenten te laten participeren bij het opstellen van regels
3
, Executieve functies: deel 1
• EF: omschrijving
o Kernaspecten
§ Aandacht op een doelbewuste en vrijwillige manier kunnen verschuiven
§ Dominante respons kunnen inhiberen zodat subdominante respons uitgevoerd kan
worden
§ Gedrag kunnen activeren als daartoe een signaal wordt gegeven
§ Werkgeheugen
§ Mentale flexibiliteit en gebruik maken van feedback
§ Planning
o Link met intelligentie
o Neurologische basis: prefrontale cortex + basale ganglia, thalamus, cerebellum
o Cool EF en hot EF
§ Cool
- Gemobiliseerd bij abstracte, gedecontextualiseerde problemen
- Gesitueerd in de dorsolaterale prefrontale cortex
§ Hot
- Gemobiliseerd in betekenisvolle situaties waarin affect en motivatie
gereguleerd moeten worden
- Gesitueerd in de orbitofrontale en ventrale prefrontale cortex
o Kanarie in de koolmijn: slaapgebrek, stress, niet fysiek fit zijn, eenzaamheid, verdriet
• EF: modellen
o Anderson: executieve controle
§ Vier domeinen ≫ ontwikkelen onafhankelijk maar interageren met elkaar om een
overall controle te waarborgen
- Aandachtscontrole
s Selectief aandacht geven aan bepaalde stimuli
s Aandacht voor een langere tijd focussen
s Regulatie en monitoring van acties
s Impulscontrole
- Cognitieve flexibiliteit
s Aandacht verdelen en shiften tussen response sets
s Werkgeheugen
s Leren uit fouten en feedback
- Doelgerichtheid
s Activiteit kunnen opstarten
s Planning
s Strategisch te werk gaan
- Informatieverwerking
s Vlotheid
s Snelheid
s Efficiëntie
4