Leerstoornissen: Pathologie
HC1: Bouwstenen van het leven
1) Skills (executieve functies)
1.1 Begripsomschrijving
Er is geen eenduidige definitie van EF beschikbaar, maar de essentie blijft hetzelfde:
EF kunnen omschreven worden als hoog ontwikkelde cognitieve functies die men nodig heeft om gedrag
doelgericht te sturen.
Cruciaal voor zowel cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling
Spelen een rol in vele aspecten van het dagelijkse leven:
Nodig bij het uitvoeren van taken, eisen en dagelijkse activiteiten
Vereist om handelen vlot te kunnen afstemmen op nieuwe situaties, flexibel te kunnen reageren,
doel-en toekomstgericht gedrag op effectieve wijze uit te voeren
Omgeving is een zeer belangrijke factor bij de ontwikkeling ervan
Zijn veranderbaar, kunnen gestimuleerd of getraind worden
1.2 EF en leren
De ontwikkeling van EF bij kinderen krijgt de laatste decennia meer aandacht en er wordt gezocht naar
verbanden met schools functioneren en presteren.
Kinderen met minder goed ontwikkelde EF presteren minder goed op school en zijn minder succesvol in
verschillende levensdomeinen.
Kleuters die laag scoren op de 3 primaire EF verlaten de school vaker zonder diploma en
hebben het later financieel moeilijker dan kinderen met goed ontwikkelde EF.
1.3 Indeling
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen 2 dimensies:
1) Metacognitieve EF: denkvaardigheden waarmee men doelen kiest en realiseert, waarmee men
oplossingen voor problemen bedenkt
2) Emotionele/ motivationele EF: affectieve kant van het executief functioneren, de vaardigheden om
gedrag bij te sturen en aan te passen. De coördinatie tussen cognitie en emotie
, Metacognitieve EF Emotionele/affectieve EF
Denken Doen (gedrag)
Werkgeheugen Responsinhibitie
Planning Emotieregulatie
Organisatie Volgehouden aandacht
Timemanagement Taakinitiatie
Metacognitie Doelgericht gedrag
Flexibiliteit
1.4 Primaire EF
Er is internationale overeenstemming over de 3 belangrijkste EF:
1) Responsinhibitie (impulsremming)
2) Werkgeheugen
3) (cognitieve) flexibiliteit
Deze ontwikkelen zich vroeg en van daaruit worden hogere-orde EF gebouwd.
1. (Respons)inhibitie
= de ‘rem’/ mate van afleidbaarheid
De vaardigheid om een sterke neiging te onderdrukken en in plaats daarvan te doen wat het meest gepast (of
nodig) is; weerstand bieden aan eerste impuls
2. Werkgeheugen
= Mentale kladblok/ informatie kort vasthouden en bewerken
Relaties kunnen leggen, oorzaak-gevolg, voorkennis koppelen aan nieuwe info, …
367+58= ?
Zeg de cijferreeks achterwaarts na
Anna arriveert voor Suzy op het feestje, Tom komt na Suzy aan. Leon arriveert voordat Anna er is. Wie
arriveert als eerste? Wie als tweede?
Afbeelding gegeven. Zoek welke vorm dezelfde is.
Werkgeheugenmodel Baddeley:
Toepassingen:
1. Geef een voorbeeld van een activiteit of opdracht op
school waar beroep wordt gedaan op het verbaal
werkgeheugen:
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het verbaal werkgeheugen werkt:
Onthouden van complexe
talige opdrachten die de juf geeft. Het
onthouden van lange woordzinnen op het
dictee. Noteren; het verwerken en
neerschrijven.
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het visueel-ruimtelijk werkgeheugen
werkt: een verhaal in
prenten, in chronologische volgorde leggen.
Alles waarbij je een visueel-ruimtelijk verband
moet bij leggen. Het
maken van een opstel.
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het verbaal werkgeheugen werkt:
, 3. Flexibiliteit
Nodig om creatief te denken en probleemoplossend vermogen
Op andere manieren reageren als er iets gebeurt
Flexibel aanpassen aan de nieuwe eisen of prioriteiten
In staat zijn niet alleen ‘in hokjes te denken’
Zie p. 8
1.5 Hogere EF
Op de primaire EF bouwen de hogere EF verder:
Doelgericht doorzettingsvermogen/ gedrag
Plannen
Zelfregulatie
Het is dus belangrijk deze primaire EF eerst in beeld te brengen
1. Doelgericht gedrag
(zie filmpje)
‘Jongetje zegt tegen mama: ‘ik hou altijd van jou, maar vindt jou alleen maar leuk als ik een koekje krijg.’
Komt ook vaak voor in sport, letterlijk een doel hebben.
2. Plannen
= vooruit bedenken hoe je een doel gaat bereiken
Vraagt dat je:
Vooruit kan denken
In stappen kan denken
Abstract kan denken
Bv: bij een doolhof
3. Zelf/ emotieregulatie
= regulatie van de eigen impulsen
Nodig voor een succesvol leven!
Hoger op de maatschappelijke ladder
Voorspelt eindcijfers op school beter dan IQ
Meer geluk, minder mentale problemen
Meer vrienden
Opdracht: link de EF met het juiste voorbeeld
HC1: Bouwstenen van het leven
1) Skills (executieve functies)
1.1 Begripsomschrijving
Er is geen eenduidige definitie van EF beschikbaar, maar de essentie blijft hetzelfde:
EF kunnen omschreven worden als hoog ontwikkelde cognitieve functies die men nodig heeft om gedrag
doelgericht te sturen.
Cruciaal voor zowel cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling
Spelen een rol in vele aspecten van het dagelijkse leven:
Nodig bij het uitvoeren van taken, eisen en dagelijkse activiteiten
Vereist om handelen vlot te kunnen afstemmen op nieuwe situaties, flexibel te kunnen reageren,
doel-en toekomstgericht gedrag op effectieve wijze uit te voeren
Omgeving is een zeer belangrijke factor bij de ontwikkeling ervan
Zijn veranderbaar, kunnen gestimuleerd of getraind worden
1.2 EF en leren
De ontwikkeling van EF bij kinderen krijgt de laatste decennia meer aandacht en er wordt gezocht naar
verbanden met schools functioneren en presteren.
Kinderen met minder goed ontwikkelde EF presteren minder goed op school en zijn minder succesvol in
verschillende levensdomeinen.
Kleuters die laag scoren op de 3 primaire EF verlaten de school vaker zonder diploma en
hebben het later financieel moeilijker dan kinderen met goed ontwikkelde EF.
1.3 Indeling
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen 2 dimensies:
1) Metacognitieve EF: denkvaardigheden waarmee men doelen kiest en realiseert, waarmee men
oplossingen voor problemen bedenkt
2) Emotionele/ motivationele EF: affectieve kant van het executief functioneren, de vaardigheden om
gedrag bij te sturen en aan te passen. De coördinatie tussen cognitie en emotie
, Metacognitieve EF Emotionele/affectieve EF
Denken Doen (gedrag)
Werkgeheugen Responsinhibitie
Planning Emotieregulatie
Organisatie Volgehouden aandacht
Timemanagement Taakinitiatie
Metacognitie Doelgericht gedrag
Flexibiliteit
1.4 Primaire EF
Er is internationale overeenstemming over de 3 belangrijkste EF:
1) Responsinhibitie (impulsremming)
2) Werkgeheugen
3) (cognitieve) flexibiliteit
Deze ontwikkelen zich vroeg en van daaruit worden hogere-orde EF gebouwd.
1. (Respons)inhibitie
= de ‘rem’/ mate van afleidbaarheid
De vaardigheid om een sterke neiging te onderdrukken en in plaats daarvan te doen wat het meest gepast (of
nodig) is; weerstand bieden aan eerste impuls
2. Werkgeheugen
= Mentale kladblok/ informatie kort vasthouden en bewerken
Relaties kunnen leggen, oorzaak-gevolg, voorkennis koppelen aan nieuwe info, …
367+58= ?
Zeg de cijferreeks achterwaarts na
Anna arriveert voor Suzy op het feestje, Tom komt na Suzy aan. Leon arriveert voordat Anna er is. Wie
arriveert als eerste? Wie als tweede?
Afbeelding gegeven. Zoek welke vorm dezelfde is.
Werkgeheugenmodel Baddeley:
Toepassingen:
1. Geef een voorbeeld van een activiteit of opdracht op
school waar beroep wordt gedaan op het verbaal
werkgeheugen:
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het verbaal werkgeheugen werkt:
Onthouden van complexe
talige opdrachten die de juf geeft. Het
onthouden van lange woordzinnen op het
dictee. Noteren; het verwerken en
neerschrijven.
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het visueel-ruimtelijk werkgeheugen
werkt: een verhaal in
prenten, in chronologische volgorde leggen.
Alles waarbij je een visueel-ruimtelijk verband
moet bij leggen. Het
maken van een opstel.
Toepassing: vb. van activiteit op school waar je
met het verbaal werkgeheugen werkt:
, 3. Flexibiliteit
Nodig om creatief te denken en probleemoplossend vermogen
Op andere manieren reageren als er iets gebeurt
Flexibel aanpassen aan de nieuwe eisen of prioriteiten
In staat zijn niet alleen ‘in hokjes te denken’
Zie p. 8
1.5 Hogere EF
Op de primaire EF bouwen de hogere EF verder:
Doelgericht doorzettingsvermogen/ gedrag
Plannen
Zelfregulatie
Het is dus belangrijk deze primaire EF eerst in beeld te brengen
1. Doelgericht gedrag
(zie filmpje)
‘Jongetje zegt tegen mama: ‘ik hou altijd van jou, maar vindt jou alleen maar leuk als ik een koekje krijg.’
Komt ook vaak voor in sport, letterlijk een doel hebben.
2. Plannen
= vooruit bedenken hoe je een doel gaat bereiken
Vraagt dat je:
Vooruit kan denken
In stappen kan denken
Abstract kan denken
Bv: bij een doolhof
3. Zelf/ emotieregulatie
= regulatie van de eigen impulsen
Nodig voor een succesvol leven!
Hoger op de maatschappelijke ladder
Voorspelt eindcijfers op school beter dan IQ
Meer geluk, minder mentale problemen
Meer vrienden
Opdracht: link de EF met het juiste voorbeeld