Filosofische analyse en reflectie
Kennisleer/ metafysica
2. Je zoekt in de casus vooronderstellingen in het getrokken deeldomein. Je werkt 1
vooronderstelling dieper uit (die vooronderstelling die relevant is voor de agogische keuzes
van de sociaal werker.
Alle scheidingen zijn vechtscheidingen waar kinderen de dupe van zijn
al enkele keren een positieve opmerking gegeven. Hoevaak? Welke positieve opmerkingen?
Tina gaat helemaal overstuur naar huis. Hoe uit zich dit? Hoe is ze naar huis gegaan?
Haar moeder voelt zich ongerust. Hoe voelt ze zich precies? Hoe uit zich dit? Hoe gaat ze
hiermee om?
Tom vertelt haar dat Tasha en hij goede jeugdvrienden zijn en dat zij hem alles had verteld.
Wat bedoeld hij met goede jeugdvrienden? Wat heeft zij precies allemaal verteld?
3. Je stelt de filosofische vraag
Is het waar dat kinderen van een vechtscheiding de dupe van zijn?
4. Je bespreekt deze vraag a.d.h. van een spanningsveld dat je uit de mindmap hebt gekozen
Realisme
Descartes (objectieve kennis)
Er bestaan cijfers over het aantal vechtscheidingen, maar deze zijn niet specifiek en concreet
genoeg om dit statement echt te bewijzen. Wat we ook kunnen doen is een onderzoek
voeren, maar dit is ook geen juist beeld omdat vechtscheidingen vaak niet binnen de muren
blijven.
Idealisme
Kant (perspectivistisch weten)
Als ik denk dat alle kinderen de dupe zijn van vechstscheidingen, zou u dit ook zo zien en zou
dit zo zijn. Want alles wat ik vanuit mijn perspectief zie is hetzelfde als wat een ander ziet.
Derrida (constructivistisch weten)
Je maakt een afspraak tussen 2 mensen. Je moet beide hetzelfde denken, om tot
een waarheid te komen. Als je afspreekt dat iets zo is, dan is dat zo! In deze
casus is er geen 2de persoon die een mening geeft over de (vecht)scheiding.
Foucault (disciplinerend weten)
Zegt dat we mensen altijd delen in 2 groepen: de normale en de abnormale
mensen. Volgens Tina zijn de normale mensen de ouders die samen blijven en de
abnormale mensen de ouders die scheiden.
Merleau Ponty (fenomenologisch weten)
Waar is wat voor mij waar is. Het betekeniskader van de cliënt is altijd juist. Tina
heeft de scheiding als een vechtscheiding ervaren dus is dit ook zo
Arendt (narratief weten)
Het creëren van een zinvol verhaal over de wereld en de mens hierin.
, individueel verhaal (eigen verhaal): Tina vind dat er een vechtscheiding is waarbij
het kind steeds getest wordt op haar loyaliteit en dat de ouders de partners zwart
maken bij het kind.
Collectief verhaal (verhaal van de samenleving): de samenleving vindt dat er in
die situatie nog geen sprake is van een vechtscheiding, maar een authentieke
scheiding.
Het eigen verhaal en de verhalen van de maatschappij botsen met elkaar.
5. Je verbeeldt welke agogische keuze de sociaal werker zou maken als hij expliciet kiest voor de
uiterste polen in het spanningsveld
Moet men Tina aanraden om te praten of moet men wachten tot ze uit zichzelf vraagt om hulp?
Realisme
Idealisme
Kennisleer/ metafysica
2. Je zoekt in de casus vooronderstellingen in het getrokken deeldomein. Je werkt 1
vooronderstelling dieper uit (die vooronderstelling die relevant is voor de agogische keuzes
van de sociaal werker.
Alle scheidingen zijn vechtscheidingen waar kinderen de dupe van zijn
al enkele keren een positieve opmerking gegeven. Hoevaak? Welke positieve opmerkingen?
Tina gaat helemaal overstuur naar huis. Hoe uit zich dit? Hoe is ze naar huis gegaan?
Haar moeder voelt zich ongerust. Hoe voelt ze zich precies? Hoe uit zich dit? Hoe gaat ze
hiermee om?
Tom vertelt haar dat Tasha en hij goede jeugdvrienden zijn en dat zij hem alles had verteld.
Wat bedoeld hij met goede jeugdvrienden? Wat heeft zij precies allemaal verteld?
3. Je stelt de filosofische vraag
Is het waar dat kinderen van een vechtscheiding de dupe van zijn?
4. Je bespreekt deze vraag a.d.h. van een spanningsveld dat je uit de mindmap hebt gekozen
Realisme
Descartes (objectieve kennis)
Er bestaan cijfers over het aantal vechtscheidingen, maar deze zijn niet specifiek en concreet
genoeg om dit statement echt te bewijzen. Wat we ook kunnen doen is een onderzoek
voeren, maar dit is ook geen juist beeld omdat vechtscheidingen vaak niet binnen de muren
blijven.
Idealisme
Kant (perspectivistisch weten)
Als ik denk dat alle kinderen de dupe zijn van vechstscheidingen, zou u dit ook zo zien en zou
dit zo zijn. Want alles wat ik vanuit mijn perspectief zie is hetzelfde als wat een ander ziet.
Derrida (constructivistisch weten)
Je maakt een afspraak tussen 2 mensen. Je moet beide hetzelfde denken, om tot
een waarheid te komen. Als je afspreekt dat iets zo is, dan is dat zo! In deze
casus is er geen 2de persoon die een mening geeft over de (vecht)scheiding.
Foucault (disciplinerend weten)
Zegt dat we mensen altijd delen in 2 groepen: de normale en de abnormale
mensen. Volgens Tina zijn de normale mensen de ouders die samen blijven en de
abnormale mensen de ouders die scheiden.
Merleau Ponty (fenomenologisch weten)
Waar is wat voor mij waar is. Het betekeniskader van de cliënt is altijd juist. Tina
heeft de scheiding als een vechtscheiding ervaren dus is dit ook zo
Arendt (narratief weten)
Het creëren van een zinvol verhaal over de wereld en de mens hierin.
, individueel verhaal (eigen verhaal): Tina vind dat er een vechtscheiding is waarbij
het kind steeds getest wordt op haar loyaliteit en dat de ouders de partners zwart
maken bij het kind.
Collectief verhaal (verhaal van de samenleving): de samenleving vindt dat er in
die situatie nog geen sprake is van een vechtscheiding, maar een authentieke
scheiding.
Het eigen verhaal en de verhalen van de maatschappij botsen met elkaar.
5. Je verbeeldt welke agogische keuze de sociaal werker zou maken als hij expliciet kiest voor de
uiterste polen in het spanningsveld
Moet men Tina aanraden om te praten of moet men wachten tot ze uit zichzelf vraagt om hulp?
Realisme
Idealisme