Samenvatting Overzicht arresten Europees recht

OVERZICHT ARRESTEN EUROPEES RECHT




Inleiding: De specificiteit van het EU-recht: een eigen en autonome
rechtsorde

1. VAN GEND EN LOOS ARREST
 Voorwaarden directe werking verdragsbepalingen

2. COSTA t. ENEL
 voorrang Unierecht

3. Internationale Handelsgesselschaft
 Het Europees recht primeert op alle tegenstrijdige nationale bepalingen
onafhankelijk van hun aard, grondwettelijk of ander, en onafhankelijk van hun
tijdstip.

4. Simmenthal
 Europees recht primeert ook op het nationaal recht onafhankelijk van het
tijdstip waarop dit nationaal recht werd aangenomen.
 Ook Unierecht dat niet aan de voorwaarden voor directe werking voldoet
geniet voorrang!!
 Enige voorwaarde = is dat die Unierechtelijke bepaling voldoende duidelijk is!

5. Linster Case
 te vage bepalingen om directe werking te hebben – moet voldoende duidelijk
zijn!!

6. Factortame
 nationale rechter moet nationale procedureregel buiten toepassing laten
indien strijdig met Unierecht, gelet op voorrang en volle werking Unierecht

6. Rewe & Comet
 gemeenschapsrecht respecteert nationale procesrecht, ook al is de effectieve
toepassing van het Unierecht daarmee niet in alle gevallen gegarandeerd

7. Le Ski arrest
 Wanneer conflict tussen internrechtelijke norm en internationaalrechtelijke
norm moet de door het verdrag bepaalde regel voorgaan;

8. Orfinger arrest
 De RvS zegt dat er voorrang is, Omdat het HvJ dit stelt maar ook omdat onze
grondwet dit voorziet!!

9. Stauder zaak
 fundamentele rechten van de mens liggen besloten in de algemene beginselen
van het gemeenschapsrecht, waarvan het hof de eerbiediging verzekert
10. Akerberg

,  Handvest grondrechten EU = van toepassing in alle gevallen waarin een
nationale regeling binnen de werkingssfeer van het EU-recht valt

11. Melloni
 Bescherming van het Handvest mag niet onder die van de nationale Grondwet
gaan van LS.

STRUCTUURKENMERKEN EN FUNCTIONEREN VAN DE EUROPESE UNIE

1. Schul
het begrip ‘gemeenschappelijke markt’ heeft betrekking op ‘de afschaffing van
de belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer opdat één markt
zou ontstaan die de omstandigheden van een nationale markt zoveel mogelijk
benadert’

2. Wightmanzaak
Lidstaat die aan de Europese Raad kennis heeft gegeven van zijn voornemen om
de EU te verlaten, kan deze unilateraal intrekken zolang uittredeakkoord niet in
werking is getreden of periode van 2 jaar sinds kennisgeving niet verlopen is

3. AETR ZAAK
 Naarmate communautaire regels worden vastgesteld om de doelstellingen van
het verdrag te verwezenlijken, mogen de lidstaten niet meer afzonderlijke
optreden, waardoor (impliciet) enkel de unie kan optreden

 Uit een strikte toepassing van de leer volgt dat ‘een impliciete bevoegdheid uit
een expliciete bevoegdheid volgt voor zover de impliciete bevoegdheid
redelijkerwijs noodzakelijk is om de expliciete te kunnen uitoefenen’.

4. DE ARBEIDSTIJDEN ZAAK
 Het Hof oordeelt dat we het artikel niet restrictief moeten uitleggen en dat die
bepaling zo algemeen is geformuleerd dat we ook bepalingen/maatregelen
kunnen vastleggen dan diegene die direct te maken hebben met veiligheid en
gezondheid, ook indirecte factoren, alles wat veiligheid en gezondheid kan
beïnvloeden.

5. Tabaksreclamezaak
- verbod ten gunste van interne markt

6. Chernobyl zaak
 HvJ aanvaardde annulatieberoep die normaal onontvankelijk was op basis van
het institutioneel evenwicht. Ze oordeelden dat de verschillende rechtsmiddelen
die wel ter beschikking stonden van het Parlement niet volstonden om het
Parlement toe te laten zijn prerogatieven te laten waarborgen.

7. Isoglucosezaak
 HvJ oordeelde dat het niet-inwinnen van het advies van het Parlement een
“wezenlijk vormgebrek” uitmaakte op basis van het institutioneel evenwicht.

8. Rosneft
 HVJEU: bevoegd om prejudiciële vragen naar geldigheid GBVB—handelingen
van nationale rechters te beantwoorden

9. Melki & Abdeli