Onderzoeksvaarigheden deel 1:
ontwerpen
1. Waarom doe je onderzoek
Wat is onderzoek? Waarom onderzoek?
Onderzoek: analyseren van probleem of situatie
volgens bepaald stappenplan
Met hulpmiddelen die daarvoor ontwikkeld zijn
Fundamenteel versus praktijkgericht
onderzoek
Fundamenteel onderzoek: gericht op ‘het weten’ hoe fenomeen/proces werkt
Doel: kennis vergroten + de wetenschap verder ontwikkelen
Praktijkgericht onderzoek: gericht op oplossen praktijkproblemen of verbeteren van situatie
Doel: een probleem oplossen
Let op: opdeling tussen praktijkgericht + fundamenteel onderzoek = geen absolute tweedeling
Onderzoek binnen Bedrijfsmanagement
Marketing – Marktonderzoek
Marktonderzoek: gericht op het bestuderen van marketing gerelateerde problemen of situaties
Productonderzoek (kijken welk product zal aanslagen op de markt)
Distributie-onderzoek (tandpasta apotheek ‘beter’ dan in winkel)
Prijs-onderzoek ( bevraging voor prijs van een iPhone)
Marketingcommunicatie-onderzoek (consument een mascotte laten beoordelen)
Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
Kwalitatief:
Nadruk op betekenis/ context -> waarom? Hoe?
Weinig onderzochten (10-tal)
Veel gegevens per onderzochte -> tekst
Diepgaande gegevens -> data
Geen nadruk op meetbaar maken van verschijnselen
Niet statistisch generaliseerbaar -> indicatief
Kwantitatief:
Geen nadruk op betekenis/ context -> hoeveel? Aantal?
Veel onderzochten (100-en en/of 1000-en)
Weinig gegevens per onderzochte -> cijfer/code
Oppervlakkige gegevens
Nadruk op meetbaar maken van verschijnselen
Mogelijk statistisch generaliseerbaar
Voorspelling maken door kleine groep te ondervragen
, Kenmerken van een kritische onderzoeker
Houding:
Onafhankelijk: “je kiest geen partij” (negatieve resultaten zijn ook resultaten!)
Niet onafhankelijk: gedwongen om dat antwoordt te vinden
Open: “je bent transparant over wat je gedaan hebt”
Onderzoekend: “je stelt alles in vraag.”
Kennis:
Methodologisch (correct handelen van de onderzoeker)
Inhoudelijk
Vaardigheid:
Ervaring
Toepassen van techniek en instrument
Goed praktijkgericht onderzoek is
Betrouwbaar:
Vrij van toevallige fouten (“onderzoek verschillende keren doet, telkens zelfde resultaat”)
Betrouwbaar (validen) en niet-validen onderzoek:
Betrouwbaar: observatie, anoniem
Niet-validen: mensen antwoorden sociaal weneselijk
Toetsbaar:
Herhaalbaar, weerlegbaar, eenduidig en openbaar
Generaliseerbaar:
Resultaten zijn geldig voor een grotere groep personen of situaties
Statistische generalisatie -> kwantitatief onderzoek
Inhoudelijke generalisatie -> kwalitatief onderzoek
Zuiver (intern valide):
Juiste conclusies trekken
Goed gemeten (begripsvalide):
Meten wat je meten wilt
Praktisch toepasbaar:
Efficiënt
Bruikbaar
2. Het onderwerp kiezen en informatie hierover opzoeken
Een onderwerp vinden
Vrije keuze
(vb. bachelorproef)
Praktijkopdracht
(vb. projecten 3e jaar i.o.v. externe opdrachtgever; stage)
Onderzoeksprogramma
(vb. Opgelegd binnen opleiding, bijv. cursus onderzoeksvaardigheden)
ontwerpen
1. Waarom doe je onderzoek
Wat is onderzoek? Waarom onderzoek?
Onderzoek: analyseren van probleem of situatie
volgens bepaald stappenplan
Met hulpmiddelen die daarvoor ontwikkeld zijn
Fundamenteel versus praktijkgericht
onderzoek
Fundamenteel onderzoek: gericht op ‘het weten’ hoe fenomeen/proces werkt
Doel: kennis vergroten + de wetenschap verder ontwikkelen
Praktijkgericht onderzoek: gericht op oplossen praktijkproblemen of verbeteren van situatie
Doel: een probleem oplossen
Let op: opdeling tussen praktijkgericht + fundamenteel onderzoek = geen absolute tweedeling
Onderzoek binnen Bedrijfsmanagement
Marketing – Marktonderzoek
Marktonderzoek: gericht op het bestuderen van marketing gerelateerde problemen of situaties
Productonderzoek (kijken welk product zal aanslagen op de markt)
Distributie-onderzoek (tandpasta apotheek ‘beter’ dan in winkel)
Prijs-onderzoek ( bevraging voor prijs van een iPhone)
Marketingcommunicatie-onderzoek (consument een mascotte laten beoordelen)
Kwantitatief versus kwalitatief onderzoek
Kwalitatief:
Nadruk op betekenis/ context -> waarom? Hoe?
Weinig onderzochten (10-tal)
Veel gegevens per onderzochte -> tekst
Diepgaande gegevens -> data
Geen nadruk op meetbaar maken van verschijnselen
Niet statistisch generaliseerbaar -> indicatief
Kwantitatief:
Geen nadruk op betekenis/ context -> hoeveel? Aantal?
Veel onderzochten (100-en en/of 1000-en)
Weinig gegevens per onderzochte -> cijfer/code
Oppervlakkige gegevens
Nadruk op meetbaar maken van verschijnselen
Mogelijk statistisch generaliseerbaar
Voorspelling maken door kleine groep te ondervragen
, Kenmerken van een kritische onderzoeker
Houding:
Onafhankelijk: “je kiest geen partij” (negatieve resultaten zijn ook resultaten!)
Niet onafhankelijk: gedwongen om dat antwoordt te vinden
Open: “je bent transparant over wat je gedaan hebt”
Onderzoekend: “je stelt alles in vraag.”
Kennis:
Methodologisch (correct handelen van de onderzoeker)
Inhoudelijk
Vaardigheid:
Ervaring
Toepassen van techniek en instrument
Goed praktijkgericht onderzoek is
Betrouwbaar:
Vrij van toevallige fouten (“onderzoek verschillende keren doet, telkens zelfde resultaat”)
Betrouwbaar (validen) en niet-validen onderzoek:
Betrouwbaar: observatie, anoniem
Niet-validen: mensen antwoorden sociaal weneselijk
Toetsbaar:
Herhaalbaar, weerlegbaar, eenduidig en openbaar
Generaliseerbaar:
Resultaten zijn geldig voor een grotere groep personen of situaties
Statistische generalisatie -> kwantitatief onderzoek
Inhoudelijke generalisatie -> kwalitatief onderzoek
Zuiver (intern valide):
Juiste conclusies trekken
Goed gemeten (begripsvalide):
Meten wat je meten wilt
Praktisch toepasbaar:
Efficiënt
Bruikbaar
2. Het onderwerp kiezen en informatie hierover opzoeken
Een onderwerp vinden
Vrije keuze
(vb. bachelorproef)
Praktijkopdracht
(vb. projecten 3e jaar i.o.v. externe opdrachtgever; stage)
Onderzoeksprogramma
(vb. Opgelegd binnen opleiding, bijv. cursus onderzoeksvaardigheden)