Hoofdstuk 1 – Enkele algemene uitgangspunten
1.1 Communicatie als motor van een organisatie
Soft skills: (= zachte competenties) Persoonlijke, sociale, intellectuele en emotionele competenties die je
interactie met anderen en je werkprestaties kunnen verbeteren. Internationale term voor persoonlijke
vaardigheden.
Vb. luisteren, perceptie, ingesteldheid, omgaan met weerstand
à belangrijk om goed te kunnen functioneren in een bedrijfsomgeving
Hard skills: (= harde competenties) Technische vaardigheden, alles te maken met vakkennis en expertise.
Vb. specifieke beroeps skills, kennis, expertise
Doelen van communicatie:
o Informeren:
• Resulteerd in bepaalde kennis bij ontvanger
• geslaagd als de kennis juist is overgenomen door de ontvanger
o Motiveren:
• leidt tot bereidheid om iets te doen,
• geslaagd als ontvanger gewenste gedrag vertoont
o Overtuigen:
• leidt tot mening of houding en tot een bepaalde gedragsintentie
• geslaagd als de gewenste mening is toegedaan, de gewenste houding heeft en het
gewenste gedrag vertoont
o Instrueren:
• leidt tot bepaalde vaardigheden
• geslaagd als ontvanger noodzakelijke handelingen kan uitvoeren
Relationele vaardigheden: de wijze waarop organisaties tegenwoordig moet functioneren
Eisen:
o Veel tijdsdruk:
• Er mag geen tijd verloren gaan door onvolledige communicatie
o Diversiteit/heterogeniteit:
• Verschillende behoeften, prioriteiten van medewerkers herkennen
o Organisaties worden vlakker en opener:
• Zelfsturende teams
• Communicatie in functionele lijnen heen
• veel belang gehecht aan bedrijfscultuur en organisatie-etiquette
• meer aandacht voor tweerichtingsverkeer
communicatiespecialisten: mensen die feeling hebben voor informeren en communiceren. Ze zijn gevoelig
voor de fouten in de communicatie en corrigeren deze.
è communicatievaardig zijn wordt van iedereen verwacht
1
,Goed communiceren in een bedrijfsomgeving is:
o Vier vaardigheden beheersen
o Feeling voor de relationele vaardigheden
o Communiceren met beeld en woord
o Communicatiebeleid kunnen voeren (of helpen voeren)
1.2 Kenmerken van communicatie in een bedrijfsomgeving
o Functioneel communiceren
• Bepaalde bedrijfsdoelen te helpen realiseren
• Functionaliteit kenmerkend voor alle vormen van mondelinge en schriftelijke offline en
online communicatie
o Communiceren namens de organisatie
• Niet als individu maar als medewerker van een organisatie met een bepaald imago
• Vb. Reageren op een klacht, je moet reageren namens de organisatie
o Communiceren in opdracht
• Veel taken uitvoeren in opdracht van anderenà voldoen aan eisen van opdrachtgever
• Tip: duidelijke instructies geven/vragen
• Vb. powerpoint maken voor bedrijf
o Communiceren met heterogene groepen
• Communicatie in organisatie bestemd voor verschillende groepen ontvangers die
verschillende eisen stellen aan de communicatie
• Heterogeniteit kan ertoe leiden dat er vb. meer dan één tekst moet worden geschreven
o Communiceren onder tijdsdruk
• Werknemers in organisatie hebben weinig tijd à min mogelijk tijd gebruiken om te
communiceren
• Communiceren wordt vaak gezien als een middel/bijzaak
1.3 Kenmerken aan communicatie in een bedrijfsomgeving
o Duidelijk
• Voor alle partijen mogelijk om de betekenis en de bedoeling van de communicatie te
achterhalen
• wat voor de één duidelijk is, kan voor de ander onduidelijk zijn
o Efficiënt
• Snel en makkelijk communiceren
• Min mogelijk inspanning
• Effectief: doel wordt ook bereikt maar minder snel en makkelijk
o Gepast
• Gepast wanneer de communicatie voldoet aan bepaalde sociale normen, de
communicatieve etiquette: de normen voor gepaste communicatie verschillen per cultuur,
branche, organisatie,...
• Gepastheidsnormen achterhalen en zich daarnaar schikken: verschilt van situatie per
situatie
vb. In het ene bedrijf elkaar aanspreken met ‘jij/je’, in het andere met ‘mevrouw/meneer’
• Vuistregels:
§ Beleefd zijn
§ De ander de aandacht schenken die hij verdient
§ De ander in zijn waarde laten
§ Duidelijk zijn
2
, § Geen onnodig beroep doen op iemands tijd
o Aantrekkelijk
• Gemak of plezier waarmee we informatie opnemen
• Vormgeving: combinatie van woord en beeld, lay-out,...
o Correct
• Taalgebruik moet voldoen aan de eisen van ons taalsysteem
• Vormelijk en inhoudelijk
1.4 Goed zijn in communicatie
Feeling hebben voor communicatie betekent:
o 4 vaardigheden (taalvaardigheden)
o Relationele aspecten die daarbij horen (H3)
o Met beeld, taal en non-verbaal communicatie (H2)
à goed zijn in communicatie = ook goed ontvangen
De 3 T’s:
o Talent: kwaliteit drijft boven
o Techniek: kneepjes van het vak kennen
o Training: oefening baart kunst
Vier taalvaardigheden:
Wat? Hoe?
Spreekvaardigheid Correct, helder, vlot, expressief, - Verzorgde articulatie en uitspraak (AN)
verzorgd en boeiend voor een
groep kunnen praten - Correcte woordkeuze en zinsbouw
- Expressie (intonatie en non-verbale
communicatie)
- Goed en vlot gebruik van audio-visuele
middelen
Schrijfvaardigheid Correcte, vlotte, heldere, - Correcte spelling en zinsbouw
doelgerichte teksten kunnen
schrijven - Goede tekststructuur en logische
gedachtegang
- Vlotte taal
Leesvaardigheid Snel de juiste info uit een tekst - Structuurelementen zien
kunnen halen en die onthouden
om ze door te geven - Hoofd- en bijzaken onderscheiden
(= dossierkennis opdoen) - Technieken voor snellezen
- Informatie in eigen woorden weergeven
Luistervaardigheid Actief luisteren en info - Geen vooroordelen
onthouden om ze door te geven
- Niet onderbreken of afgeleid zijn
- Ook oog hebben voor non-verbale aspect
(emoties, lichaamshouding)
- Betrokkenheid tonen
3
1.1 Communicatie als motor van een organisatie
Soft skills: (= zachte competenties) Persoonlijke, sociale, intellectuele en emotionele competenties die je
interactie met anderen en je werkprestaties kunnen verbeteren. Internationale term voor persoonlijke
vaardigheden.
Vb. luisteren, perceptie, ingesteldheid, omgaan met weerstand
à belangrijk om goed te kunnen functioneren in een bedrijfsomgeving
Hard skills: (= harde competenties) Technische vaardigheden, alles te maken met vakkennis en expertise.
Vb. specifieke beroeps skills, kennis, expertise
Doelen van communicatie:
o Informeren:
• Resulteerd in bepaalde kennis bij ontvanger
• geslaagd als de kennis juist is overgenomen door de ontvanger
o Motiveren:
• leidt tot bereidheid om iets te doen,
• geslaagd als ontvanger gewenste gedrag vertoont
o Overtuigen:
• leidt tot mening of houding en tot een bepaalde gedragsintentie
• geslaagd als de gewenste mening is toegedaan, de gewenste houding heeft en het
gewenste gedrag vertoont
o Instrueren:
• leidt tot bepaalde vaardigheden
• geslaagd als ontvanger noodzakelijke handelingen kan uitvoeren
Relationele vaardigheden: de wijze waarop organisaties tegenwoordig moet functioneren
Eisen:
o Veel tijdsdruk:
• Er mag geen tijd verloren gaan door onvolledige communicatie
o Diversiteit/heterogeniteit:
• Verschillende behoeften, prioriteiten van medewerkers herkennen
o Organisaties worden vlakker en opener:
• Zelfsturende teams
• Communicatie in functionele lijnen heen
• veel belang gehecht aan bedrijfscultuur en organisatie-etiquette
• meer aandacht voor tweerichtingsverkeer
communicatiespecialisten: mensen die feeling hebben voor informeren en communiceren. Ze zijn gevoelig
voor de fouten in de communicatie en corrigeren deze.
è communicatievaardig zijn wordt van iedereen verwacht
1
,Goed communiceren in een bedrijfsomgeving is:
o Vier vaardigheden beheersen
o Feeling voor de relationele vaardigheden
o Communiceren met beeld en woord
o Communicatiebeleid kunnen voeren (of helpen voeren)
1.2 Kenmerken van communicatie in een bedrijfsomgeving
o Functioneel communiceren
• Bepaalde bedrijfsdoelen te helpen realiseren
• Functionaliteit kenmerkend voor alle vormen van mondelinge en schriftelijke offline en
online communicatie
o Communiceren namens de organisatie
• Niet als individu maar als medewerker van een organisatie met een bepaald imago
• Vb. Reageren op een klacht, je moet reageren namens de organisatie
o Communiceren in opdracht
• Veel taken uitvoeren in opdracht van anderenà voldoen aan eisen van opdrachtgever
• Tip: duidelijke instructies geven/vragen
• Vb. powerpoint maken voor bedrijf
o Communiceren met heterogene groepen
• Communicatie in organisatie bestemd voor verschillende groepen ontvangers die
verschillende eisen stellen aan de communicatie
• Heterogeniteit kan ertoe leiden dat er vb. meer dan één tekst moet worden geschreven
o Communiceren onder tijdsdruk
• Werknemers in organisatie hebben weinig tijd à min mogelijk tijd gebruiken om te
communiceren
• Communiceren wordt vaak gezien als een middel/bijzaak
1.3 Kenmerken aan communicatie in een bedrijfsomgeving
o Duidelijk
• Voor alle partijen mogelijk om de betekenis en de bedoeling van de communicatie te
achterhalen
• wat voor de één duidelijk is, kan voor de ander onduidelijk zijn
o Efficiënt
• Snel en makkelijk communiceren
• Min mogelijk inspanning
• Effectief: doel wordt ook bereikt maar minder snel en makkelijk
o Gepast
• Gepast wanneer de communicatie voldoet aan bepaalde sociale normen, de
communicatieve etiquette: de normen voor gepaste communicatie verschillen per cultuur,
branche, organisatie,...
• Gepastheidsnormen achterhalen en zich daarnaar schikken: verschilt van situatie per
situatie
vb. In het ene bedrijf elkaar aanspreken met ‘jij/je’, in het andere met ‘mevrouw/meneer’
• Vuistregels:
§ Beleefd zijn
§ De ander de aandacht schenken die hij verdient
§ De ander in zijn waarde laten
§ Duidelijk zijn
2
, § Geen onnodig beroep doen op iemands tijd
o Aantrekkelijk
• Gemak of plezier waarmee we informatie opnemen
• Vormgeving: combinatie van woord en beeld, lay-out,...
o Correct
• Taalgebruik moet voldoen aan de eisen van ons taalsysteem
• Vormelijk en inhoudelijk
1.4 Goed zijn in communicatie
Feeling hebben voor communicatie betekent:
o 4 vaardigheden (taalvaardigheden)
o Relationele aspecten die daarbij horen (H3)
o Met beeld, taal en non-verbaal communicatie (H2)
à goed zijn in communicatie = ook goed ontvangen
De 3 T’s:
o Talent: kwaliteit drijft boven
o Techniek: kneepjes van het vak kennen
o Training: oefening baart kunst
Vier taalvaardigheden:
Wat? Hoe?
Spreekvaardigheid Correct, helder, vlot, expressief, - Verzorgde articulatie en uitspraak (AN)
verzorgd en boeiend voor een
groep kunnen praten - Correcte woordkeuze en zinsbouw
- Expressie (intonatie en non-verbale
communicatie)
- Goed en vlot gebruik van audio-visuele
middelen
Schrijfvaardigheid Correcte, vlotte, heldere, - Correcte spelling en zinsbouw
doelgerichte teksten kunnen
schrijven - Goede tekststructuur en logische
gedachtegang
- Vlotte taal
Leesvaardigheid Snel de juiste info uit een tekst - Structuurelementen zien
kunnen halen en die onthouden
om ze door te geven - Hoofd- en bijzaken onderscheiden
(= dossierkennis opdoen) - Technieken voor snellezen
- Informatie in eigen woorden weergeven
Luistervaardigheid Actief luisteren en info - Geen vooroordelen
onthouden om ze door te geven
- Niet onderbreken of afgeleid zijn
- Ook oog hebben voor non-verbale aspect
(emoties, lichaamshouding)
- Betrokkenheid tonen
3