Hoofdstuk 4 Psyche en actie
4.1 De biologische wortel
We dachten dat we lichaam en geest moesten scheiden. Dit dualisme is het resultaat van
een academische misvorming: ingewikkelde processen worden gereduceerd tot eenvoudige
proporties, zodat ze onderzoekbaar worden: reductionisme. Veel mensen hebben veel
onverklaarbare klachten waar we niks mee kunnen. Bv: slecht in je vel voelen, negatieve
denkbeelden over hun gezondheid en toekomst. Dat zijn krachtige factoren die inwerken op
onze fysiologie: neurale systemen worden op scherp gezet, er ontstaat pijn, spierkrampen,
duizeligheid en/of moeheid.
In de natuur is de psyche en het lichaam nooit gescheiden geweest. Bv:
- De koppeling tussen arousal (wakkerheid) en lichaamshouding en beweging.
Wanneer een dier staat of loopt moet die wakker zijn vals anders om of wordt
aangevallen. In de hersenstam zit de formatio recicularis. Met het opstijgende deel
worden we wakker en het afdalende systeem de spiertonus en houding op peil
gebracht. (fig 4.1). Omgekeerd heeft de cortex invloed op de formatio reticularis, er is
dus een wisselwerking. Arousal, aandacht, tonus en houding worden samen
gereguleerd en aangepast aan de omgevingssituatie en gedragsmodus. Wanneer we
staan of lopen zijn we meer wakker dan zittend of liggend. Bv: Zittend en liggend
studeren.
- Actie vraagt aandacht en geheugen.
Wanneer een dier zijn hol verlaat op zoek
naar voedsel moet die aandacht hebben op
zijn omgeving. Om voedsel te kunnen
ontdekken of alert te zijn op vijanden. Ook
moet die de omgevingskenmerken kunnen
onthouden om de weg terug te vinden.
Dieren (ook taxi chauffeurs) die grote
afstanden afleggen hebben een dikkere
hippocampus. De hippocampus is een
sleutelstructuur voor geheugen.
Figuur 4.2 laat een experiment zien met ratten. Fig 4.1 laat een dikkere hippocampus zien.
Het kan ook meer brain derived neurotrophic factor (BDNF een zenuwgroeifactor)
aangetoond worden naarmate het dier grotere afstanden aflegde fig 4.2b en c.
In de natuur is de lichamelijke prestatie vrijwel altijd gekoppeld aan cognitieve functies. Het
roofdier kan zijn prooi verschalken door zijn snelle explosieve motoriek te combineren met
oplettendheid en slimheid.
, - De relatie tussen emotie en actie. Een emotie zet aan tot motoriek. Bv: angst doet
vluchten, schrik doet verstijven. Emoties brengen je in een fysiologische toestand
waarin je meer kan presteren: stress bij sport. Emoties kunnen ook tegen je gekeerd
worden. Een musicus met plankenkoorts wordt erdoor geplaagd of voelt zich
gedwongen zijn carrière op te geven. Zo blijkt bijvoorbeeld dat vaardigheden die zijn
aangeleerd via impliciete strategie veel resistenter zijn tegen falen onder druk.
Dus: de relatie tussen de psyche en motorische activiteit en prestatie is in de natuur evident.
Bij iedere menselijke actie spelen psychologische factoren een ingrijpende en
valzelfsprekende rol. Een muzikant kan geen muziek spelen zonder passie.
4.2. Arousal: erbij zijn
Goed wakker zijn randvoorwaarde voor iedere motorische prestatie. De relatie tussen de
arousal en de prestatie wordt in psychologieboeken vaak weergegeven door een
omgekeerde U-curve (fig 4.3) Een willekeurige curve omdat deze per taak en per persoon
aanzienlijk kan verschillen. Er zijn dus 3 curves aangegeven. Persoon C heeft veel arousal
nodig om maximaal te presteren, maar presteert dan ook hoog. Persoon B presteert minder
maar is veel minder gevoelig voor wisselingen in de arousal.
4.1 De biologische wortel
We dachten dat we lichaam en geest moesten scheiden. Dit dualisme is het resultaat van
een academische misvorming: ingewikkelde processen worden gereduceerd tot eenvoudige
proporties, zodat ze onderzoekbaar worden: reductionisme. Veel mensen hebben veel
onverklaarbare klachten waar we niks mee kunnen. Bv: slecht in je vel voelen, negatieve
denkbeelden over hun gezondheid en toekomst. Dat zijn krachtige factoren die inwerken op
onze fysiologie: neurale systemen worden op scherp gezet, er ontstaat pijn, spierkrampen,
duizeligheid en/of moeheid.
In de natuur is de psyche en het lichaam nooit gescheiden geweest. Bv:
- De koppeling tussen arousal (wakkerheid) en lichaamshouding en beweging.
Wanneer een dier staat of loopt moet die wakker zijn vals anders om of wordt
aangevallen. In de hersenstam zit de formatio recicularis. Met het opstijgende deel
worden we wakker en het afdalende systeem de spiertonus en houding op peil
gebracht. (fig 4.1). Omgekeerd heeft de cortex invloed op de formatio reticularis, er is
dus een wisselwerking. Arousal, aandacht, tonus en houding worden samen
gereguleerd en aangepast aan de omgevingssituatie en gedragsmodus. Wanneer we
staan of lopen zijn we meer wakker dan zittend of liggend. Bv: Zittend en liggend
studeren.
- Actie vraagt aandacht en geheugen.
Wanneer een dier zijn hol verlaat op zoek
naar voedsel moet die aandacht hebben op
zijn omgeving. Om voedsel te kunnen
ontdekken of alert te zijn op vijanden. Ook
moet die de omgevingskenmerken kunnen
onthouden om de weg terug te vinden.
Dieren (ook taxi chauffeurs) die grote
afstanden afleggen hebben een dikkere
hippocampus. De hippocampus is een
sleutelstructuur voor geheugen.
Figuur 4.2 laat een experiment zien met ratten. Fig 4.1 laat een dikkere hippocampus zien.
Het kan ook meer brain derived neurotrophic factor (BDNF een zenuwgroeifactor)
aangetoond worden naarmate het dier grotere afstanden aflegde fig 4.2b en c.
In de natuur is de lichamelijke prestatie vrijwel altijd gekoppeld aan cognitieve functies. Het
roofdier kan zijn prooi verschalken door zijn snelle explosieve motoriek te combineren met
oplettendheid en slimheid.
, - De relatie tussen emotie en actie. Een emotie zet aan tot motoriek. Bv: angst doet
vluchten, schrik doet verstijven. Emoties brengen je in een fysiologische toestand
waarin je meer kan presteren: stress bij sport. Emoties kunnen ook tegen je gekeerd
worden. Een musicus met plankenkoorts wordt erdoor geplaagd of voelt zich
gedwongen zijn carrière op te geven. Zo blijkt bijvoorbeeld dat vaardigheden die zijn
aangeleerd via impliciete strategie veel resistenter zijn tegen falen onder druk.
Dus: de relatie tussen de psyche en motorische activiteit en prestatie is in de natuur evident.
Bij iedere menselijke actie spelen psychologische factoren een ingrijpende en
valzelfsprekende rol. Een muzikant kan geen muziek spelen zonder passie.
4.2. Arousal: erbij zijn
Goed wakker zijn randvoorwaarde voor iedere motorische prestatie. De relatie tussen de
arousal en de prestatie wordt in psychologieboeken vaak weergegeven door een
omgekeerde U-curve (fig 4.3) Een willekeurige curve omdat deze per taak en per persoon
aanzienlijk kan verschillen. Er zijn dus 3 curves aangegeven. Persoon C heeft veel arousal
nodig om maximaal te presteren, maar presteert dan ook hoog. Persoon B presteert minder
maar is veel minder gevoelig voor wisselingen in de arousal.