1.3 Waarom waren deze gebieden zo vruchtbaar? Welke rivieren liggen in deze gebieden?
De grond is daar vruchtbaar door het water, de rivieren dat in het gebied liggen zijn de Tigris,
de Eufraat en de Nijl.
1.4 Welke vorm zien we als we deze gebieden aanduiden?
Wanneer we de vruchtbare gebieden in Mesopotamië en Egypte aanduiden op de kaart,
krijg je de vorm van een vruchtbare sikkel. De sikkel is één van de eerste
landbouwwerktuigen, bedoeld om graan mee af te snijden.
Oude Nabije Oosten
Oosten: Mesopotamië en Egypte
Nabij: Europa
Stroomculturen
Ontstaan van hoogstaande culturen langs grote rivieren
Overstromingen zorgen voor vruchtbaar slib
Bv. Mesopotamië (Tigris en Eufraat), Egypte (Nijl) => vruchtbare sikkel
Maar ook: India (Indus), China (Gele Rivier)
Begint met de uitvinding van het schrift (spijkerschrfit):
Mesopotamië: ca. 3500 v.C.
Egypte: ca. 3000 v.C.
Einde: ca. 800 v.C.
Bakermat van onze cultuur: ontwikkeling van de landbouw, eerste nederzettingen,
uitvinding schrift, uitvinding wiel
2. Egypte, een geschenk van de Nijl
Eens per jaar overstroomde de Nijl waardoor een laag vruchtbare modder werd
achtergelaten op stroken langs de Nijl. Deze modder maakte het land zeer vruchtbaar
waardoor de Egyptenaren konden rekenen op een grote welvaart. De overstroming begon in
juli.
De overstromingen gebeurde meestal tot oktober. Als het water teruggetrokken was, werd
er geploegd en gezaaid.
Tijdens de overstromingstijd vulde het water van de Nijl bassins die, via een uitgebereid
systeem van dijken en kanaaltjes, het land tijdens de rest van het jaar irrigeerden.
Met een sjadoeg (hefboomsysteem) en een saqqiya (houten waterrad) werd het water naar
boven gebracht. Ten slotte was er het oogstseizoen dat duurde van april tot juni.
Er waren drie seizoenen: het overstromingsseizoen, het zaaiseizoen en het oogstseizoen.
1
, 4. De bevolking in het Oude Egypte
1 . Farao
§ Aan het hoofd van het Oude Egypte stond de Farao
§ Het woord Farao komt van het : Oude Egyptische per-a’a = paleis
§ Hij was de Koning van Egypte (uitvoerende macht)
§ Werd gezien als de God Horus op aarde (= één van de belangrijkste goden)
§ Wanneer de farao sterft wordt hij één met god Osiris
Da farao had verschillende taken en dus alle macht:
1. Opperpriester (religieuze macht)
à Het was zijn taak om ervoor te zorgen dat de Nijl ieder jaar opnieuw overstroomde
à Om de goden tevreden te houden hield hij zich strikt aan de dagelijkse rituelen voor hun
verzorging, meestal werden deze rituelen uitgevoerd door lokale priesters
2. Opperbevelhebber leger (militaire macht)
à De farao was het hoofd van het leger
à Het was zijn taak om alle vijanden binnen en buiten Egypte te verslaan
3. Hoofd administratie (wetgevende macht)
à Er was geen geld, dus belastingen werd betaald door graan of arbeid
à De farao kreeg hierbij hulp van een vizier, hij is de persoonlijke assistent van de farao
4. Opperrechter (rechterlijke macht)
à De farao bepaalde de wetten, er waren overal kleine rechtbanken met rechters
à Bij een hele belangrijke en ernstige gevallen moest de farao een uitspraak doen
2
De grond is daar vruchtbaar door het water, de rivieren dat in het gebied liggen zijn de Tigris,
de Eufraat en de Nijl.
1.4 Welke vorm zien we als we deze gebieden aanduiden?
Wanneer we de vruchtbare gebieden in Mesopotamië en Egypte aanduiden op de kaart,
krijg je de vorm van een vruchtbare sikkel. De sikkel is één van de eerste
landbouwwerktuigen, bedoeld om graan mee af te snijden.
Oude Nabije Oosten
Oosten: Mesopotamië en Egypte
Nabij: Europa
Stroomculturen
Ontstaan van hoogstaande culturen langs grote rivieren
Overstromingen zorgen voor vruchtbaar slib
Bv. Mesopotamië (Tigris en Eufraat), Egypte (Nijl) => vruchtbare sikkel
Maar ook: India (Indus), China (Gele Rivier)
Begint met de uitvinding van het schrift (spijkerschrfit):
Mesopotamië: ca. 3500 v.C.
Egypte: ca. 3000 v.C.
Einde: ca. 800 v.C.
Bakermat van onze cultuur: ontwikkeling van de landbouw, eerste nederzettingen,
uitvinding schrift, uitvinding wiel
2. Egypte, een geschenk van de Nijl
Eens per jaar overstroomde de Nijl waardoor een laag vruchtbare modder werd
achtergelaten op stroken langs de Nijl. Deze modder maakte het land zeer vruchtbaar
waardoor de Egyptenaren konden rekenen op een grote welvaart. De overstroming begon in
juli.
De overstromingen gebeurde meestal tot oktober. Als het water teruggetrokken was, werd
er geploegd en gezaaid.
Tijdens de overstromingstijd vulde het water van de Nijl bassins die, via een uitgebereid
systeem van dijken en kanaaltjes, het land tijdens de rest van het jaar irrigeerden.
Met een sjadoeg (hefboomsysteem) en een saqqiya (houten waterrad) werd het water naar
boven gebracht. Ten slotte was er het oogstseizoen dat duurde van april tot juni.
Er waren drie seizoenen: het overstromingsseizoen, het zaaiseizoen en het oogstseizoen.
1
, 4. De bevolking in het Oude Egypte
1 . Farao
§ Aan het hoofd van het Oude Egypte stond de Farao
§ Het woord Farao komt van het : Oude Egyptische per-a’a = paleis
§ Hij was de Koning van Egypte (uitvoerende macht)
§ Werd gezien als de God Horus op aarde (= één van de belangrijkste goden)
§ Wanneer de farao sterft wordt hij één met god Osiris
Da farao had verschillende taken en dus alle macht:
1. Opperpriester (religieuze macht)
à Het was zijn taak om ervoor te zorgen dat de Nijl ieder jaar opnieuw overstroomde
à Om de goden tevreden te houden hield hij zich strikt aan de dagelijkse rituelen voor hun
verzorging, meestal werden deze rituelen uitgevoerd door lokale priesters
2. Opperbevelhebber leger (militaire macht)
à De farao was het hoofd van het leger
à Het was zijn taak om alle vijanden binnen en buiten Egypte te verslaan
3. Hoofd administratie (wetgevende macht)
à Er was geen geld, dus belastingen werd betaald door graan of arbeid
à De farao kreeg hierbij hulp van een vizier, hij is de persoonlijke assistent van de farao
4. Opperrechter (rechterlijke macht)
à De farao bepaalde de wetten, er waren overal kleine rechtbanken met rechters
à Bij een hele belangrijke en ernstige gevallen moest de farao een uitspraak doen
2
