College 1
Hoorcollege
N=1; wat is het?
Herhaaldelijke metingen bij 1 cliënt
- Dagboek door cliënt of
- Vragenlijst herhaald invullen
N=1; wat kun je ermee?
- Samen onderzoeken
- Instandhoudende factoren onderzoeken
- Veranderingsgerichte hypothesen toetsen
- Effect behandeling evalueren
Geworteld in gedragstherapie (skinner)
DNB volgens de cognitieve gedragstherapie
CGT concepten:
Empirische cyclus - vergelijkbaar met de diagnostische cyclus (idee van circulair
werken)
Collaboratief empirisme -
Gaat erom dat je samen met
cliënt werkt aan inzicht
creëren
Disconfirmerende aanpak -
hypothesen toetsen
(ontkrachten of falsificeren)
Holistische theorie -
Verklarende diagnostiek
(problemen clusteren en
kijken hoe dit probleem samenhangt met verklarende factoren)
Diagnostisch proces in DB2
NB. We slaan de holistische theorie over = gaat over samenhang en verklaring
meerdere probleemclusters
Opbouw DB2
- Werkgroepen
- Werkcolleges
- Hoorcolleges
- Literatuur
ABC schema
B: Gedrag is een
C: zinvolle reactie op een
A: betekenisvolle situatie
Behavior
, - Een concrete beschrijving van het probleemgedrag
• Verbaal (overt): uitingen
• Verbaal (covert): gedachten
• Psychofysiologisch (hoe voelt het, spieren aanspannen, warm krijgen)
• Motorisch (gedrag: slaan met deuren bv)
• Gedragstekort? (is er iets te veel, of iets te weinig)
Antecedent
Wat gaat er allemaal aan vooraf of juist niet
- Externe stimuli: bv dat iemand iets zegt tegen kind
- Interne stimuli: bv malen in hoofd dat iets oneerlijk was
- Bredere situaties: bv geen problemen bij voetbal, wel bij school en thuis
- Inhibitorische (remmende) stimuli: wat zorgt ervoor dat het gedrag niet optreed:
bv geen auto angst als partner mee gaat
Consequent
Wat zijn de gevolgen van het gedrag
- Intern: gevoel (opgelucht, druk is eraf wanneer hij uit zijn dak is gegaan)
- Extern: gedrag
- Ook bij anderen (bv agressie op anderen)
- Ook op lange termijn
Samengevat
- N=1 zeer nuttige methode
- Leuk en leerzaam vak
- Hetzelfde gedrag kan andere functie hebben
- Abc schema is heel inzichtelijk
Werkcollege
Doelen 1e gesprek:
- Werkrelatie opbouwen
- Informatie uitwisselen
Na het gesprek
- Verslaglegging
- Probleemanalyse
- ABC schema
Therapeutische relatie
- Affectieve band
- Overeenstemming over activiteiten
- Overeenstemming over doelen
- Noodzakelijk voor goede behandeling maar niet afdoende
Goede werkrelatie: hoe doe je dat
- Empathische houding
- Samenwerkende houding
- Transparante communicatie
- Expliciet aandacht werkrelatie (metacommunicatie)
2
,Feedback Informed Treatment (FIT)
- Aan het einde van de sessie leg je een kleine vragenlijst aan de cliënt voor
- Invullen SRS biedt handvatten om gesprek te openen, gaat niet om de losse
scores
- Uit onderzoek komt naar voren dat therapie meer effectief is wanneer er gewerkt
wordt met FIT
SRS: hoe vond u de bijeenkomst
Hoe gebruik je SRS
- Ter afronding elk gesprek
- Wat maakt dat je deze score invulde
- Wanneer zou de score omhoog gaan, wat kan ik anders doen
- Spannend; geen enkele therapeut is perfect voor elke cliënt = afstemming
- DO; oprecht open staan voor kritiek
- DONT; niets met kritiek doen
- Na het eerste gesprek expliciet aan cliënt vragen of deze door wil gaan met
gesprek → behalve in verplichte hulpverlening (residentiële setting)
ORS; hoe gaat het met u
- globale maat om te vragen hoe het met
iemand gaat
- aan het begin van gesprek invullen
- kort bespreken bij begin gesprek
- als aanleiding kort bespreken
Waarom ook de ORS;
- Checken of de behandeling leidt tot
verbetering in welbevinden
- Laten zien dat welbevinden centraal staat
Gebruik
- Kort bespreken aan begin gesprek
3
, - Als aanleiding kort bespreken
Informatie uitwisselen
- Jij: wil klachten begrijpen
- Cliënt: wil begrijpen wat het plan is
- Zolang mensen een verschillend beeld kunnen vormen van de klachten, was het
dus niet concreet
Concreet of interpretatie
• “Youri vertoont regelmatig agressief gedrag op school”
• “Bo heeft ongeveer 5 keer per dag last van angstige gevoelens”
• “Nick heeft last van een ongezond eetpatroon”
• “Annelies noemt zichzelf een chaotisch persoon”
- Zo lang mensen zich een verschillend beeld kunnen vormen van de klachten,
was het dus niet concreet
(B) Concretretiseren is doorvragen
• U zegt [...]. Kunt u daar wat meer over vertellen?
• Als Youri zich agressief gedraagt, wat doet hij dan?
• Kunt u daar een voorbeeld van geven?
• Hoe vaak komt dat voor op een dag?
• Hoe bang voelt u zich dan, op een schaal van 1-10?
• Kunt u beschrijven wat u op zo’n moment denkt?
• Merkt u het ook aan uw lichaam?
• Wat zegt of doet u dan, op zo’n moment?
(A) concretiseren is doorvragen
• Op wat voor momenten heeft u dit?
• En wanneer nog meer? Ik probeer goed in kaart te brengen wanneer u hier last
van heeft
• Wat gebeurt er voordat u dit gedrag heeft?
• Wat voelt of denkt u voordat u dit gedrag heeft?
• Is dit op alle plekken zo: thuis, werk, vrije tijd?
• Op wat voor plekken of momenten heeft u er totaal geen last van, of minder
last?
• Is het altijd even heftig, of merkt u ook verschillen
© concretiseren is doorvragen
• Wat gebeurt er daarna?
• Wat voelt u dan?
• Wat denkt u dan?
• Wat doet u dan?
• Hoe reageren anderen hierop?
• Wat voor gevolgen heeft dit, op de langere termijn?
• Wat voor lange-termijn gevolgen zou [na bijstaand persoon] nog noemen?
Input voor ABC schema
Probleemanalyse (vanuit de literatuur)
1. beschrijving probleemgedrag
2. Risico- en beschermende factoren
3. Prevalentie en verloop
4
Hoorcollege
N=1; wat is het?
Herhaaldelijke metingen bij 1 cliënt
- Dagboek door cliënt of
- Vragenlijst herhaald invullen
N=1; wat kun je ermee?
- Samen onderzoeken
- Instandhoudende factoren onderzoeken
- Veranderingsgerichte hypothesen toetsen
- Effect behandeling evalueren
Geworteld in gedragstherapie (skinner)
DNB volgens de cognitieve gedragstherapie
CGT concepten:
Empirische cyclus - vergelijkbaar met de diagnostische cyclus (idee van circulair
werken)
Collaboratief empirisme -
Gaat erom dat je samen met
cliënt werkt aan inzicht
creëren
Disconfirmerende aanpak -
hypothesen toetsen
(ontkrachten of falsificeren)
Holistische theorie -
Verklarende diagnostiek
(problemen clusteren en
kijken hoe dit probleem samenhangt met verklarende factoren)
Diagnostisch proces in DB2
NB. We slaan de holistische theorie over = gaat over samenhang en verklaring
meerdere probleemclusters
Opbouw DB2
- Werkgroepen
- Werkcolleges
- Hoorcolleges
- Literatuur
ABC schema
B: Gedrag is een
C: zinvolle reactie op een
A: betekenisvolle situatie
Behavior
, - Een concrete beschrijving van het probleemgedrag
• Verbaal (overt): uitingen
• Verbaal (covert): gedachten
• Psychofysiologisch (hoe voelt het, spieren aanspannen, warm krijgen)
• Motorisch (gedrag: slaan met deuren bv)
• Gedragstekort? (is er iets te veel, of iets te weinig)
Antecedent
Wat gaat er allemaal aan vooraf of juist niet
- Externe stimuli: bv dat iemand iets zegt tegen kind
- Interne stimuli: bv malen in hoofd dat iets oneerlijk was
- Bredere situaties: bv geen problemen bij voetbal, wel bij school en thuis
- Inhibitorische (remmende) stimuli: wat zorgt ervoor dat het gedrag niet optreed:
bv geen auto angst als partner mee gaat
Consequent
Wat zijn de gevolgen van het gedrag
- Intern: gevoel (opgelucht, druk is eraf wanneer hij uit zijn dak is gegaan)
- Extern: gedrag
- Ook bij anderen (bv agressie op anderen)
- Ook op lange termijn
Samengevat
- N=1 zeer nuttige methode
- Leuk en leerzaam vak
- Hetzelfde gedrag kan andere functie hebben
- Abc schema is heel inzichtelijk
Werkcollege
Doelen 1e gesprek:
- Werkrelatie opbouwen
- Informatie uitwisselen
Na het gesprek
- Verslaglegging
- Probleemanalyse
- ABC schema
Therapeutische relatie
- Affectieve band
- Overeenstemming over activiteiten
- Overeenstemming over doelen
- Noodzakelijk voor goede behandeling maar niet afdoende
Goede werkrelatie: hoe doe je dat
- Empathische houding
- Samenwerkende houding
- Transparante communicatie
- Expliciet aandacht werkrelatie (metacommunicatie)
2
,Feedback Informed Treatment (FIT)
- Aan het einde van de sessie leg je een kleine vragenlijst aan de cliënt voor
- Invullen SRS biedt handvatten om gesprek te openen, gaat niet om de losse
scores
- Uit onderzoek komt naar voren dat therapie meer effectief is wanneer er gewerkt
wordt met FIT
SRS: hoe vond u de bijeenkomst
Hoe gebruik je SRS
- Ter afronding elk gesprek
- Wat maakt dat je deze score invulde
- Wanneer zou de score omhoog gaan, wat kan ik anders doen
- Spannend; geen enkele therapeut is perfect voor elke cliënt = afstemming
- DO; oprecht open staan voor kritiek
- DONT; niets met kritiek doen
- Na het eerste gesprek expliciet aan cliënt vragen of deze door wil gaan met
gesprek → behalve in verplichte hulpverlening (residentiële setting)
ORS; hoe gaat het met u
- globale maat om te vragen hoe het met
iemand gaat
- aan het begin van gesprek invullen
- kort bespreken bij begin gesprek
- als aanleiding kort bespreken
Waarom ook de ORS;
- Checken of de behandeling leidt tot
verbetering in welbevinden
- Laten zien dat welbevinden centraal staat
Gebruik
- Kort bespreken aan begin gesprek
3
, - Als aanleiding kort bespreken
Informatie uitwisselen
- Jij: wil klachten begrijpen
- Cliënt: wil begrijpen wat het plan is
- Zolang mensen een verschillend beeld kunnen vormen van de klachten, was het
dus niet concreet
Concreet of interpretatie
• “Youri vertoont regelmatig agressief gedrag op school”
• “Bo heeft ongeveer 5 keer per dag last van angstige gevoelens”
• “Nick heeft last van een ongezond eetpatroon”
• “Annelies noemt zichzelf een chaotisch persoon”
- Zo lang mensen zich een verschillend beeld kunnen vormen van de klachten,
was het dus niet concreet
(B) Concretretiseren is doorvragen
• U zegt [...]. Kunt u daar wat meer over vertellen?
• Als Youri zich agressief gedraagt, wat doet hij dan?
• Kunt u daar een voorbeeld van geven?
• Hoe vaak komt dat voor op een dag?
• Hoe bang voelt u zich dan, op een schaal van 1-10?
• Kunt u beschrijven wat u op zo’n moment denkt?
• Merkt u het ook aan uw lichaam?
• Wat zegt of doet u dan, op zo’n moment?
(A) concretiseren is doorvragen
• Op wat voor momenten heeft u dit?
• En wanneer nog meer? Ik probeer goed in kaart te brengen wanneer u hier last
van heeft
• Wat gebeurt er voordat u dit gedrag heeft?
• Wat voelt of denkt u voordat u dit gedrag heeft?
• Is dit op alle plekken zo: thuis, werk, vrije tijd?
• Op wat voor plekken of momenten heeft u er totaal geen last van, of minder
last?
• Is het altijd even heftig, of merkt u ook verschillen
© concretiseren is doorvragen
• Wat gebeurt er daarna?
• Wat voelt u dan?
• Wat denkt u dan?
• Wat doet u dan?
• Hoe reageren anderen hierop?
• Wat voor gevolgen heeft dit, op de langere termijn?
• Wat voor lange-termijn gevolgen zou [na bijstaand persoon] nog noemen?
Input voor ABC schema
Probleemanalyse (vanuit de literatuur)
1. beschrijving probleemgedrag
2. Risico- en beschermende factoren
3. Prevalentie en verloop
4