Waarneming en gedrag
1: Het zintuigstelsel
Je kunt inwendige en externe prikkels ontvangen.
Proprioceptoren: veranderen de spanning van een spier of verandering in de stand van
een lichaamsdeel.
Je hebt verschillende receptoren:
Mechanische receptoren: reageren op uiteenlopende vormen van mechanische energie,
zoals aanraking, druk, beweging en geluid. Er ontstaat een impuls in een mechanische
receptor wanneer het celmembraan buigt of uitrekt.
Gehoorreceptoren en evenwichtreceptoren:
zijn mechanische receptoren met zeef fijne haartjes. Als de vloeistof waarin zij zich bevinden
beweegt, buigen de haartjes en vervormt de celmembraan. Hierdoor ontstaat een impuls.
Tastreceptoren en drukreceptoren:
Zijn mechanische receptoren waarin een impuls ontstaat als het celmembraan wordt
vervormt door lichte aanraking of druk. Tastreceptoren liggen vaak onder de opperhuid.
Drukreceptoren liggen dieper in de huid.
Chemische receptoren:
Kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden. Smaakreceptoren binden opgeloste
moleculen en reukreceptoren binden moleculen uit de lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in
deze zintuigcellen.
Temperatuurreceptoren:
In de huid reageren op warmte en kou. Wanneer de temperatuur in zo’n receptor boven een
bepaalde waarde komt, ontstaat een impuls.
Pijnreceptoren:
Bevinden zich in het lichaam en zijn de uiteinden van bepaalde neuronen. Er ontstaat een
impuls in deze receptoren door extreme druk of bij stoffen die beschadiging aandoen.
Lichtreceptoren:
Zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door zichtbaar licht.
Zintuigcellen zijn gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen. Net als in neuronen
ontstaan in zintuigcellen impulsen als een prikkel sterker is dan de drempelwaarde. Dit is de
prikkeldrempel.
Naarmate de prikkel sterker is is de impulsfrequentie in het aangesloten sensorisch neuron
ook hoger. De aanpassing van je lichaam op een prikkel is adaptatie.
Paragraaf 2
, Het witte gedeelte van het oog= harde oogvlies, beschermt binnenkant oog.
Het doorzichtige spul aan de voorkant= hoornvlies, doorzichtig zodat licht kan binnenvallen.
Het gekleurde gedeelte van je oog=iris (regenboogvlies) de iris regelt de hoeveelheid licht
dat via de pupil binnen komt.
In de iris zit een opening=pupil, wordt kleiner en groter.
Het oog is gevuld met geleiachtige massa=het glasachtig lichaam.
De wand van het oog bestaat uit 3 lagen:
- Onder het harde oogvlies bevindt zich het vaatvlies (voeding).
- Tussen het hoornvlies en de iris bevindt zich de voorste oogkamer.
- Tussen de iris en de ooglens ligt de achterste oogkamer.
Beiden kamers zijn gevuld met vocht.
Achter de iris en de pupil bevindt zich de ooglens. Rondom de lens zit het straalvormig
lichaam.
Hoornvlies+straalvormig lichaam+ooglens= scherp beeld.
De binnenste laag van de wand van een oog is het netvlies. In het netvlies liggen de
lichtreceptoren.
In het centrum van het netvlies ligt de gele vlek.
Met de lichtreceptoren en het gele vlek kan je het scherpst zien.
De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat is de blinde vlek (doorgang
voor bloedvaten)
Als je ergens naar kijkt valt het beeld op je netvlies. Dit beeld is eigenlijk omgekeerd en
verkleind. In de lichtreceptoren in het netvlies ontstaan impulsen die door sensorische
1: Het zintuigstelsel
Je kunt inwendige en externe prikkels ontvangen.
Proprioceptoren: veranderen de spanning van een spier of verandering in de stand van
een lichaamsdeel.
Je hebt verschillende receptoren:
Mechanische receptoren: reageren op uiteenlopende vormen van mechanische energie,
zoals aanraking, druk, beweging en geluid. Er ontstaat een impuls in een mechanische
receptor wanneer het celmembraan buigt of uitrekt.
Gehoorreceptoren en evenwichtreceptoren:
zijn mechanische receptoren met zeef fijne haartjes. Als de vloeistof waarin zij zich bevinden
beweegt, buigen de haartjes en vervormt de celmembraan. Hierdoor ontstaat een impuls.
Tastreceptoren en drukreceptoren:
Zijn mechanische receptoren waarin een impuls ontstaat als het celmembraan wordt
vervormt door lichte aanraking of druk. Tastreceptoren liggen vaak onder de opperhuid.
Drukreceptoren liggen dieper in de huid.
Chemische receptoren:
Kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden. Smaakreceptoren binden opgeloste
moleculen en reukreceptoren binden moleculen uit de lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in
deze zintuigcellen.
Temperatuurreceptoren:
In de huid reageren op warmte en kou. Wanneer de temperatuur in zo’n receptor boven een
bepaalde waarde komt, ontstaat een impuls.
Pijnreceptoren:
Bevinden zich in het lichaam en zijn de uiteinden van bepaalde neuronen. Er ontstaat een
impuls in deze receptoren door extreme druk of bij stoffen die beschadiging aandoen.
Lichtreceptoren:
Zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door zichtbaar licht.
Zintuigcellen zijn gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen. Net als in neuronen
ontstaan in zintuigcellen impulsen als een prikkel sterker is dan de drempelwaarde. Dit is de
prikkeldrempel.
Naarmate de prikkel sterker is is de impulsfrequentie in het aangesloten sensorisch neuron
ook hoger. De aanpassing van je lichaam op een prikkel is adaptatie.
Paragraaf 2
, Het witte gedeelte van het oog= harde oogvlies, beschermt binnenkant oog.
Het doorzichtige spul aan de voorkant= hoornvlies, doorzichtig zodat licht kan binnenvallen.
Het gekleurde gedeelte van je oog=iris (regenboogvlies) de iris regelt de hoeveelheid licht
dat via de pupil binnen komt.
In de iris zit een opening=pupil, wordt kleiner en groter.
Het oog is gevuld met geleiachtige massa=het glasachtig lichaam.
De wand van het oog bestaat uit 3 lagen:
- Onder het harde oogvlies bevindt zich het vaatvlies (voeding).
- Tussen het hoornvlies en de iris bevindt zich de voorste oogkamer.
- Tussen de iris en de ooglens ligt de achterste oogkamer.
Beiden kamers zijn gevuld met vocht.
Achter de iris en de pupil bevindt zich de ooglens. Rondom de lens zit het straalvormig
lichaam.
Hoornvlies+straalvormig lichaam+ooglens= scherp beeld.
De binnenste laag van de wand van een oog is het netvlies. In het netvlies liggen de
lichtreceptoren.
In het centrum van het netvlies ligt de gele vlek.
Met de lichtreceptoren en het gele vlek kan je het scherpst zien.
De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat is de blinde vlek (doorgang
voor bloedvaten)
Als je ergens naar kijkt valt het beeld op je netvlies. Dit beeld is eigenlijk omgekeerd en
verkleind. In de lichtreceptoren in het netvlies ontstaan impulsen die door sensorische