_______________________________________________________________________________________________
Anorganische stoffen ↔ organische stoffen (C-verbindingen)
~ Water ~ Sachariden
~ Minerale verbindingen ~ Lipiden
~ Gassen ~ Proteïnen
~ Metalen ~ Nucleïnezuren
Planten ↔ dieren
- ongeveer evenveel water (veel!)
planten mens
18% suiker 0,3 % suiker
5% proteïne 15% proteïne
1% lipide 13% lipide
O, H, C, N (= suikers, eiwitten en vetten) = 96% van de massa van de mens + spoorelementen (< 0.1%)
Planten: meer sachariden omdat bij mens suikers direct worden gebruikt voor energie, anders
opgeslagen in vetten, suikers door fotosynthese, gebruikt ook als reservestof
2 Anorganische verbindingen in organismen
_______________________________________________________________________________________________
2.1 Water in organismen
Watergehalte van organismen
Verse massa verdampen → droge massa
Watergehalte = verse massa – droge massa
= 65% van het lichaamsgewicht
Intracellulair water (water in de cel)
Intercellulair water (water tussen de cellen) (veel water in bloed, cytosol)
, Functies van water in organismen
Oplosmiddel
~ reagentia doen bewegen → botsen → chemische reactie mogelijk
~ polair oplosmiddel
→ oplossen van polaire moleculen of ionen
→ apolaire moleculen kunnen niet oplossen
→ ioniseren van zuren (door in contact te komen met water → concentratie van H+- ionen
~ bloed zorgt voor transport van zuurstofgas (apolair), water = polair
~ polaire stoffen lossen makkelijk op in polaire stoffen
Chemische reactie
~ REAGENS: hydrolyse (van groot naar klein)
~ REACTIEPRODUCT: condensatiereactie
Transportmiddel
~ BLOED: O2, hormonen, rode en witte bloedcellen, CO2, glucose
~ dieren → bloed- en lymfvatenstelstel (geen goed → vochtophopingen, witte bloedcellen vechten
qqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqqq tegen bacteriën hier, vetten transporteren)
~ planten → transportweefsels (vaatbundels)
Warmte regulerende functie
~ water heeft een hoge specifieke warmtecapaciteit (houdt gemakkelijk warmte bij en is moeilijk
om op te warmen)
~ Mens heeft veel water → we veranderen niet van temperatuur
Smeer- of glijmiddel
~ water is het hoofdbestanddeel van slijm (heel belangrijk, tussen beenderen,
spijsverteringsstelsel, voorplantingsstelsel: zodat eicellen zich kunnen veplaatsen)
Hoge oppervlaktespanning + adhesiekrachten
= capillair effect
~ Cohesie = aantrekking tussen dezelfde stoffen
→ Groter dan massadichtheid → zakt er niet door
~ Capillair = heel dunne buisjes (bloedvaten)
~ Adhesie = aantrekking tussen 2 verschillende stoffen
2.2 Minerale verbindingen in organismen
Ongeveer 5% bij de mens
Ionen (opgelost in water)
Belangrijk voor het functioneren van een organisme