Samenvatting Pak je pen
Hoofdstuk 1, 2, 3, en 4
Inhoud
Hoofdstuk 1, pengreep.............................................................................1
Hoofdstuk 2, zithouding........................................................................... 3
Hoofdstuk 3, voorbereidend schrijven (groep 1-2)...................................4
Hoofdstuk 4, aanvankelijk schrijven (groep 3-4)......................................4
Hoofdstuk 1, pengreep
A la ronde: Driepuntsgreep waarbij de achterkant van de pen
tussen wijsvinger en middelvinger uitsteekt en wordt
vastgehouden.
Driepuntsgreep: de pen ligt op de middelvinger. Wijsvinger en
duim steunen tegen de zijkanten van de pen.
Drukverschil: meer of minder druk geven op de pen. In de
meeste gevallen is er ook sprake van meer of minder druk op het
papier. Veel leerlingen oefenen onnodig veel (wisselende) druk uit
op de pen. Drukverschil is bij koordschrift niet noodzakelijk.
Duimovergreep, overkruiste pengreep: het plaatsen van de
duim over de pen en vaak zelfs tegelijkertijd over de wijsvinger.
Dynamische driepuntsgreep: driepuntsgreep met bewegende
vingers tijdens het schrijven.
Extensie: strekkingin de gewrichten.
- Op pols niveau: de hoek (naar buiten) die de hand maakt
met de onderarm.
- Op vingerniveau: het strekken van de vingers voor de
ophalen.
Flexie: buiging in de gewrichten.
, - Op polsniveau: de hoek (naar binnen) die de hand maakt
met de onderarm.
- Op vingerniveau: het buigen van de bingers voor de
neerhalen.
Geïnverteerde greep, bokkenpootje: greep met de gebogen
pols boven de regel, waarbij de penpunt naar het lichaam is
gericht en de achterkant van de pen naar voren wijst.
Greepdruk: de druk die de vingers op de pen uitoefenen,
meestal in combinatie met pendruk.
Inverted positie of geïnverteerde positie: de hand ligt boven
de schrijfregel.
Laterale flexiegreep: pengreep waarbij de pen met de duim
tegen de gesloten vuist wordt geklemd.
Laterale greep: greep met de duim tegen de zijkant van de
wijsvinger.
Non-inverted positie: de hand ligt onder de schrijfregel.
Opponeren: tegenover iets plaatsen. De duim tegenover de
vingers plaatsen voor een goede pengreep.
Pendruk: de druk van de pen op het papier.
Pengreep: de wijze waarop de pen wordt vastgehouden.
Schrijfvingers: duim, wijsvinger en middelvinger.
Statische greep: greep met onbeweeglijke vingers tijden het
schrijven.
Tweede webspace: de vorm van de ruimte tussen wijs- en
middelvinger bij de à la ronde greep.
Varkenspootje: greep waarbij de gebogen duim tegen de pen
wordt omgeklapt. Duim en wijsvinger wijzen evenwijdig naar de
penpunt.
Veegpositie: de hand ligt tijdens het schrijven op de schrijfregel.
Vierpuntsgreep: greep waarbij ook de middelvinger op de pen
ligt. De ringvinger licht onder de pen en neemt de
ondersteunende functie van de middelvinger over.
, Vogelbekje: zeerbeperkte (platte) of geen ruimte tussen de duim
en wijsvinger. Geen open webspace.
Wisselende druk: onregelmatige greep- of pendruk. Dit geeft
een onrgelmatig schrijfspoor.
Hoofdstuk 2, zithouding
Over zithouding in het algemeen en papierligging.
Het aanleren van een correcte zit/schrijfhouding:
1. De voeten staan plat op de grond en een stukje uit elkaar.
2. Kinderen zitten recht (op beide billen) achter op de zitting.
3. Er is een kleine afstand (bijvoorbeeld een handbreedte)
tussen de buik en de tafelrand (vanaf +/- 9 jaar).
4. Het hoofd is licht gebogen, naar voren en soms ook iets
opzij (vanaf +/- 7jaar).
5. Er is voldoende afstand tussen ogen en papier, de lengte
van de onderarm met de hand onder de kin (vanaf +/- 10
jaar oud).
6. De schouders zijn vrijwel horizontaal en evenwijdig aan de
tafelrand.
7. Beide onderarmen rusten op het tafelblad. Beide ellebogen
liggen op het tafelblad (bij jonge kinderen) of een stukje
daarbuiten (bij het oudere kind).
8. De hand in het verlengde van de onderarm, zonder knik
(flexie/extensie).
9. Het schrijfblad ligt niet middenvoor maar aan de kant van
de schrijfhand (vanaf +/- 9 jaar).
10.Het schrijfblad ligt schuin gedraaid, even schuin als de
onderarm (vanaf 8 +/- jaar).
11.De schrijfhand ligt onder de regel. Bij sommige
linkshandige kinderen erboven.
12.De niet-schrijfhand ligt op het schrijfblad naast of iets
boven de schrijfhand.
Hoofdstuk 1, 2, 3, en 4
Inhoud
Hoofdstuk 1, pengreep.............................................................................1
Hoofdstuk 2, zithouding........................................................................... 3
Hoofdstuk 3, voorbereidend schrijven (groep 1-2)...................................4
Hoofdstuk 4, aanvankelijk schrijven (groep 3-4)......................................4
Hoofdstuk 1, pengreep
A la ronde: Driepuntsgreep waarbij de achterkant van de pen
tussen wijsvinger en middelvinger uitsteekt en wordt
vastgehouden.
Driepuntsgreep: de pen ligt op de middelvinger. Wijsvinger en
duim steunen tegen de zijkanten van de pen.
Drukverschil: meer of minder druk geven op de pen. In de
meeste gevallen is er ook sprake van meer of minder druk op het
papier. Veel leerlingen oefenen onnodig veel (wisselende) druk uit
op de pen. Drukverschil is bij koordschrift niet noodzakelijk.
Duimovergreep, overkruiste pengreep: het plaatsen van de
duim over de pen en vaak zelfs tegelijkertijd over de wijsvinger.
Dynamische driepuntsgreep: driepuntsgreep met bewegende
vingers tijdens het schrijven.
Extensie: strekkingin de gewrichten.
- Op pols niveau: de hoek (naar buiten) die de hand maakt
met de onderarm.
- Op vingerniveau: het strekken van de vingers voor de
ophalen.
Flexie: buiging in de gewrichten.
, - Op polsniveau: de hoek (naar binnen) die de hand maakt
met de onderarm.
- Op vingerniveau: het buigen van de bingers voor de
neerhalen.
Geïnverteerde greep, bokkenpootje: greep met de gebogen
pols boven de regel, waarbij de penpunt naar het lichaam is
gericht en de achterkant van de pen naar voren wijst.
Greepdruk: de druk die de vingers op de pen uitoefenen,
meestal in combinatie met pendruk.
Inverted positie of geïnverteerde positie: de hand ligt boven
de schrijfregel.
Laterale flexiegreep: pengreep waarbij de pen met de duim
tegen de gesloten vuist wordt geklemd.
Laterale greep: greep met de duim tegen de zijkant van de
wijsvinger.
Non-inverted positie: de hand ligt onder de schrijfregel.
Opponeren: tegenover iets plaatsen. De duim tegenover de
vingers plaatsen voor een goede pengreep.
Pendruk: de druk van de pen op het papier.
Pengreep: de wijze waarop de pen wordt vastgehouden.
Schrijfvingers: duim, wijsvinger en middelvinger.
Statische greep: greep met onbeweeglijke vingers tijden het
schrijven.
Tweede webspace: de vorm van de ruimte tussen wijs- en
middelvinger bij de à la ronde greep.
Varkenspootje: greep waarbij de gebogen duim tegen de pen
wordt omgeklapt. Duim en wijsvinger wijzen evenwijdig naar de
penpunt.
Veegpositie: de hand ligt tijdens het schrijven op de schrijfregel.
Vierpuntsgreep: greep waarbij ook de middelvinger op de pen
ligt. De ringvinger licht onder de pen en neemt de
ondersteunende functie van de middelvinger over.
, Vogelbekje: zeerbeperkte (platte) of geen ruimte tussen de duim
en wijsvinger. Geen open webspace.
Wisselende druk: onregelmatige greep- of pendruk. Dit geeft
een onrgelmatig schrijfspoor.
Hoofdstuk 2, zithouding
Over zithouding in het algemeen en papierligging.
Het aanleren van een correcte zit/schrijfhouding:
1. De voeten staan plat op de grond en een stukje uit elkaar.
2. Kinderen zitten recht (op beide billen) achter op de zitting.
3. Er is een kleine afstand (bijvoorbeeld een handbreedte)
tussen de buik en de tafelrand (vanaf +/- 9 jaar).
4. Het hoofd is licht gebogen, naar voren en soms ook iets
opzij (vanaf +/- 7jaar).
5. Er is voldoende afstand tussen ogen en papier, de lengte
van de onderarm met de hand onder de kin (vanaf +/- 10
jaar oud).
6. De schouders zijn vrijwel horizontaal en evenwijdig aan de
tafelrand.
7. Beide onderarmen rusten op het tafelblad. Beide ellebogen
liggen op het tafelblad (bij jonge kinderen) of een stukje
daarbuiten (bij het oudere kind).
8. De hand in het verlengde van de onderarm, zonder knik
(flexie/extensie).
9. Het schrijfblad ligt niet middenvoor maar aan de kant van
de schrijfhand (vanaf +/- 9 jaar).
10.Het schrijfblad ligt schuin gedraaid, even schuin als de
onderarm (vanaf 8 +/- jaar).
11.De schrijfhand ligt onder de regel. Bij sommige
linkshandige kinderen erboven.
12.De niet-schrijfhand ligt op het schrijfblad naast of iets
boven de schrijfhand.
