Samenvatting forensische psychiatrie

Forensische Psychiatrie & Psychologie




Zenzi Moezel

,HC1: Wat is forensische Psychiatrie


De psychiatrie heeft tot taak de diagnostiek en behandeling van mensen met psychische
stoornissen.
Deelgebieden forensische psychiatrie/ psychologie
A. Verklaren van criminaliteit (individueel niveau)
 Wat is de reden dat iemand komt tot het plegen van een strafbaar feit:
 Kijken naar de motieven voor het plegen van het delict bij de persoon zelf
 kijken naar persoonlijke omstandigheden, achtergrond en delictgedrag.
 Verschil: criminologie is de wetenschap die zich richt op het verklaren van gedrag
op groepsniveau, maar FP op individueel niveau.
B. Voorspelling van toekomstige criminaliteit
 hoe groot is de kans dat iemand weer een strafbaar feit gaat plegen en obv welke
gegevens kunnen we dat voorspellen (toekomstig gedrag is moeilijk te
voorspellen)
C. Behandeling van verdachten/daders
 behandeling moet gericht zijn op het voorkomen van nieuwe feiten
 iemand moet veiliger worden voor de samenleving en voor zelf beter in zn vel
zitten

,Criminologische theorieën (invloed op FP/ individueel niveau)
Containment theorie (Reckless)
 The crime problem (1961).
 Innerlijke containment: zelfconcept / zelfbeeld (jezelf zien als niet-crimineel)
 zie je jezelf wel of niet als crimineel? ben je tevreden/ ontevreden met jezelf?
 is er sprake van doelgericht gedrag: richten op acceptabele en realistische doelen
 niet-realistische doelen leiden tot teleurstelling en negatieve zelfconceptie
(minister president worden),
 doelen moeten ook acceptabel zijn (geen criminele doelen)
 frustratietolerantie (frustraties kunnen beheersen)
 normgerichtheid (normen gericht op samenleving: anderen niet schaden).
 Les: richten op realistische doelen die de niet-criminele identiteit ondersteunen.
Bindingstheorie (Hirschi)
 Causes of delinquency (1969).
 Wat mensen weerhoudt van of beperkt in de keuze voor criminaliteit zijn bindingen met
de samenleving (gezin, werk, vereniging):
 attachment (ergens aan gehecht zijn), commitment, involvement en belief (geloof
in de mensen met wie je bent en structuren).
 Als je niks te verliezen hebt, heb je minder remmingen om in criminaliteit te gaan.
Door het plegen van criminaliteit komen deze structuren niet onder druk te staan.
 Les: behandeling niet alleen richten op gevoelens/cognities/gedrag van de delinquent
zelf, maar ook op versterken van binding met de samenleving (in de breedste zin).
Rationele keuze theorie (Becker)
 Accounting for tastes (1969).
 Misdrijf wordt gepleegd als de verwachte baten (financieel) de verwachte kosten
overtreffen (pakkans e.d.). Bij grote winstverwachting en lage pakkans = criminaliteit.
 Rationele benadering: verklaart een deel vd criminaliteit, maar veel criminaliteit ook door
emoties bepaald
 Les: als de kans op ontdekking van delinquent gedrag klein is, zal dit gedrag vaker
voorkomen. Dus: controle (detectiepoorten e.d. voor hogere pakkans)
Strain theorie (Agnew)
 Foundation for a general strain theory of crime and delinquency (1992).
 Hoe groter de strain (stress), hoe waarschijnlijker een deviante reactie: als je veel druk
ervaart dan is de kans op criminaliteit groter.
 Les: oneerlijke behandeling en grote strain  deviante reactie. Acceptabele coping
versterken (werken aan stress regulatie, stress vaak niet weg te nemen)
Labelingtheorie (tannenbaum)
 Crime and the community (1938).
 Door het opplakken van een label wordt de delinquent op stereotiepe wijze bekeken en
behandeld en op den duur gaat hij zich gedragen naar dit label.
 zedendelinquenten: pedofielen door de samenleving uitgekotst en raken geïsoleerd
(grotere strain) en op gegeven moment weinig te verliezen (binding) en kunnen ze zich
gedragen naar het label wat hen wordt opgelegd (ik heb niks te verliezen iedereen ziet me
als pedofiel dan ga ik me ook als pedofiel gedragen).

,  Les: delinquenten worden gevaarlijker naarmate zij vaker gestigmatiseerd worden.


De persoon achter de dader
 Achtergrond van crimineel gedrag kan op individueel niveau sterk verschillen,
onderscheid tussen externaliserend gedrag en internaliserend gedrag
 Externalkiserende problematiek (naar buiten gericht, anderen ondervinden last):
anti-sociale trekken
 Internaliserende problematiek (naar binnen gericht): depressies, angsten,
schizofrenie
 De oorzaak van criminaliteit op individueel niveau bestaat niet, het gaat altijd om een
combinatie van factoren: middelengebruik, externaliserend EN internaliserend, ook
andere oorzaken zoals bijv. een laag IQ.


Cases
Michael P. (Anne Faber)
 Achtergond/ persoon van de dader (FP):
 Geschiedenis van moeilijk gedrag als kind, bedreigend en Vader gewelddadig
 2010 meerdere berovingen en verkrachtingen gepleegd (geen TBS)
 Verslaafd aan cocaine
Anders Breivik
 Rechts-extremist: tegen Islam en marxisme
 Mensen die extremistisch zijn, zijn vaker gewelddadig
 Vechtpartijen met moslimbendes in pubertijd
 Normaal sociaal leven, vrienden maar geen vriendinnen
 Extreem goed voorbereid (geen crime passionel)
 Persoon: Persoonlijkheidsstoornis (antisociaal/ narcistisch)
 Achteraf: “gruwelijk, maar noodzakelijk”  hij ziet zichzelf als redder (narcist)
Joran van der Sloot (Nathalie Holloway & Stephany Ramirez)
 Weinig bekend over zijn achtergrond: Zou volgens eigen zeggen vroeger psychiater nodig
hebben gehad  hieruit blijkt afwijkend gedrag, maar welk is onbekend.
 Persoon: Pathologisch leugenaar en mogelijk psychopaat
Tristan van der V. (6 doden winkelcentrum Alphen)
 Persoon: internaliserende problematiek
 Depressief  Suïcidepogingen 2008
 Schizofreen  geen reeel beeld van de werkelijkheid en angst
 Onder behandeling bij GGZ (ook medicatie)
Karst T. (Koningsdag met auto op menigte ingereden)
 Persoon: internaliserende problematiek
 Geen vrienden of relaties = eenzaam
 Geldschulden  Eerder gezworven
 Problematisch middelengebruik (sporen cannabis)
 Hekel aan koningshuis
 Gediagnostiseerd: Geen persoonlijkheidsstoornis (NIFP)  terwijl overleden obv stukken