HET METHODISCH KINESITHERAPEUTISCH HANDELEN
Methodisch → stappenplan
Doel:
→ Richtlijnen creëren voor de werkwijze van de kinesitherapeut
→ De kwaliteit van de zorg verhogen
→ De kwaliteit van het kinesitherapeutisch handelen te verbeteren
Het methodisch kinesitherapeutisch handelen
1. Verwijzing + aanmelding Diagnostisch proces = 1-4
2. Ananmese → bepalen aard pijn
3. Onderzoek → bepalen ernst pijn
4. Analyse → reproduceren vd klacht en te onderzoeken hoe en in welke mate
5. Behandelplan men de klacht kan beïnvloeden
→ op deze manier kan T zien of klacht bewegingsafhankelijk is + of
6. Behandeling
er een indicatie is voor kinesitherapie
7. Evaluatie
8. Afsluiting Therapeutisch proces = 5-8
HET DIAGNOSTISCHE PROCES VAN CWZ – CTO – TWZ
1. Onderzoek
1.1. Inspectie
Beoordeling tijdens inspectie bestaat uit:
• Algemene lichaamshouding van de patiënt Leg de link tussen de klachten
• Stand van de CWK-CTO-TWK inclusief curvatuur + start in gewoontehouding van P
• Tonus musculatuur indien die pijn verdwijnt in ideale
• Verschil tussen houding in zit en stand houding (klacht houdingsafhankelijk)
Voorbeeld dorsaal
• Dorsale inspectie → hoogte van de schouders vergelijken
o Linker schouder: geen hypertonie → normaal
o Rechter schouder: afhangend → abnormaal
→ Kan zowel een scapulair als cervicaal probleem zijn
Voorbeeld lateraal
• Anteropositie hoofd • Chin poke (gevolg van)
• OF head forward position • Hoog cerv in extensie
• Extensoren spannen contant • Toegenomen kyfose
aan (druk CTO en occipitaal) cervicaal
• Weinig kysose TWZ
• Flexie laagcervicaal
1
, • = militaire houding
• Afvlakking cerv lordose
→ eerder kyfose
• Doordat P kin intrekt
→ hoog cerv flexie
1. Normaal
2. Toegenomen curvatuur, hoog cerv. ext (chin poke)
3. Bekken naar dorsaal, lumbale lordose weggezakt,
hoog cervicale flexie (P kijkt naar beneden)
4. Toegenomen thoracale kyfose, anterieure tilting
5. Volledige afvlakking (komt zo goed als nooit voor)
6. Sway back = post tilting, verhoogde cervicale lordose
en een verhoogde thoracale kysfose
1.2. Functieonderzoek CWK
1.2.1. Actief functie onderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P mag zo ver mogelijk naar voor buigen met het hoofd
- P mag zo ver mogelijk naar achter bewegen met het hoofd
Regionale flexie- extensie
Beoordeling;
1. Flexie → normaal 1,5-2cm tussen kin en sternum
2. Extensie →normaal voorhoofd ongeveer horizontaal
→ normaal hoofd achter de romp gepositioneerd
3. Nagaan of het een musculair probleem is (rekpijn), een articulair
probleem of een neuromusculair probleem
(wnr beweging kwalitatief niet goed wordt uitgevoerd door P)
Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P moet oor zo ver mogelijk naar de schouder brengen
- T let op compensatie; P moet in hetzelfde vlak blijven
Lateroflexie met/zonder - indien met |P| elevatie
schouderelevatie →bij articulaire probleem zou de compressiepijn zou gelijk blijven
→bij musculaire probleem zou de minder klachten (↓rek)
Beoordeling;
1. Pijn? (rekpijn? = musculair OF pijn in nekhoek = articulair)
2. ROM?
3. Kwaliteit beweging (niet goed = neuromusculair probleem)
2
, Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P moet zo ver mogelijk naar Li – Re draaien met het hoofd
- T let op compensaties:
Rotatie met/zonder → dorsaal: schouderelevaties?
schouderelevatie → ventraal: ooglijn moet horizontaal blijven (= gelijke vlak)
- idem met schouderelevatie zoals bij lateroflexie
Beoordeling;
1. ROM? (normaal: 80° indien < 40jaar)
2. Pijn?
3. Kwaliteit beweging
Spieren die gebruikt worden tijdens de beweging:
• flexie: sternocleidomastoideus, longus capitis, longus colli
• extensie: trapezius, levator scapulae, semispinalis cervicalis, splenius cervicus
• lateroflexie: sternocleidomastoideus, scaleni, trapezius, levator scapulae
• rotatie: trapezius pars descendens (heterolat. ), sternocleidomastoideus (heterolat.)
en levator scapulae (homolateraal)
1.3. Functieonderzoek CTO (C7-T4)
1.3.1. Actief functie onderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit
Uitvoering;
bilateraal:
- P heft beiden armen zo ver mogelijk omhoog tot aan het oor,
indien hij voorbij het oor gaat mag dit ook worden toegelaten
Armelevatie unilateraal:
- P moet naar voor blijven kijken en arm zo hoog mogelijk bewegen
- hierbij creëer je ook een rechts lateroflexie en rechtsrotatie
Beoordeling;
1. Pijn?
2. ROM? (is beweging volledig? / is er CTO een extensie aanwezig)
3. Kwaliteit beweging? (slecht = protractie van hoofd)
Uitgangshouding;
- P in zit (spieren: longus colli & longus capitis)
Uitvoering;
- P moet het hoofd naar voor bewegen (ext laag cerv./flex hoog cerv.)
Protractie – retractie
- P moet het hoofd naar achter bewegen (flex laag cerv./ext hoog cerv.)
Beoordeling;
1. ROM? (indien beperkte laag cervicale regio zal retractie moeilijk
uitgevoerd kunnen worden)
3
, 1.4. Functieonderzoek TWK (T4-T12)
1.4.1. Actief functieonderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit met de armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P buigt naar voor en naar achter
Flexie – extensie Beoordeling;
1. Pijn?/klachtenprovocatie?
2. Bereidwilligheid?
3. Kwaliteit beweging?
4. ROM? (= zeer interindividueel/ bv. Kyfose minder beweeglijk)
5. Loopt de curvatuur volledig door?
→ indien ergens een vervlakt stukje = hypomobiel segment
Uitgangshouding;
- P in zit met armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P voert lateroflexie uit
- Met gekruiste handen
→ flexie CTO waardoor knikpunt hoger ligt
- Kan ook met handen op het hoofd
Lateroflexie → extensie in CTO waardoor knikpunt wat lager ligt
Beoordeling;
1. ROM? (meestal klein door ribbenboog)
2. Curvatuur?
→ kijken waar knikpunt ligt
→ eventuele vlakken stukken?
3. Pijn/klachtenprovocatie?
Uitgangshouding;
- P in zit met armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P voert een rotatie uit naar Li – Re
Rotatie
Beoordeling;
1. Curvatuur
2. ROM?
3. Pijn/klachtenprovocatie?
4. Kwaliteit beweging
5. Bereidwilligheid
AFO- functioneel Beoordeling;
= specifieke provocerende 1. Situering klachten → regio? (cervicaal – CTO – Thoracaal)
bewegingen 2.kwaliteit uitvoering
4
Methodisch → stappenplan
Doel:
→ Richtlijnen creëren voor de werkwijze van de kinesitherapeut
→ De kwaliteit van de zorg verhogen
→ De kwaliteit van het kinesitherapeutisch handelen te verbeteren
Het methodisch kinesitherapeutisch handelen
1. Verwijzing + aanmelding Diagnostisch proces = 1-4
2. Ananmese → bepalen aard pijn
3. Onderzoek → bepalen ernst pijn
4. Analyse → reproduceren vd klacht en te onderzoeken hoe en in welke mate
5. Behandelplan men de klacht kan beïnvloeden
→ op deze manier kan T zien of klacht bewegingsafhankelijk is + of
6. Behandeling
er een indicatie is voor kinesitherapie
7. Evaluatie
8. Afsluiting Therapeutisch proces = 5-8
HET DIAGNOSTISCHE PROCES VAN CWZ – CTO – TWZ
1. Onderzoek
1.1. Inspectie
Beoordeling tijdens inspectie bestaat uit:
• Algemene lichaamshouding van de patiënt Leg de link tussen de klachten
• Stand van de CWK-CTO-TWK inclusief curvatuur + start in gewoontehouding van P
• Tonus musculatuur indien die pijn verdwijnt in ideale
• Verschil tussen houding in zit en stand houding (klacht houdingsafhankelijk)
Voorbeeld dorsaal
• Dorsale inspectie → hoogte van de schouders vergelijken
o Linker schouder: geen hypertonie → normaal
o Rechter schouder: afhangend → abnormaal
→ Kan zowel een scapulair als cervicaal probleem zijn
Voorbeeld lateraal
• Anteropositie hoofd • Chin poke (gevolg van)
• OF head forward position • Hoog cerv in extensie
• Extensoren spannen contant • Toegenomen kyfose
aan (druk CTO en occipitaal) cervicaal
• Weinig kysose TWZ
• Flexie laagcervicaal
1
, • = militaire houding
• Afvlakking cerv lordose
→ eerder kyfose
• Doordat P kin intrekt
→ hoog cerv flexie
1. Normaal
2. Toegenomen curvatuur, hoog cerv. ext (chin poke)
3. Bekken naar dorsaal, lumbale lordose weggezakt,
hoog cervicale flexie (P kijkt naar beneden)
4. Toegenomen thoracale kyfose, anterieure tilting
5. Volledige afvlakking (komt zo goed als nooit voor)
6. Sway back = post tilting, verhoogde cervicale lordose
en een verhoogde thoracale kysfose
1.2. Functieonderzoek CWK
1.2.1. Actief functie onderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P mag zo ver mogelijk naar voor buigen met het hoofd
- P mag zo ver mogelijk naar achter bewegen met het hoofd
Regionale flexie- extensie
Beoordeling;
1. Flexie → normaal 1,5-2cm tussen kin en sternum
2. Extensie →normaal voorhoofd ongeveer horizontaal
→ normaal hoofd achter de romp gepositioneerd
3. Nagaan of het een musculair probleem is (rekpijn), een articulair
probleem of een neuromusculair probleem
(wnr beweging kwalitatief niet goed wordt uitgevoerd door P)
Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P moet oor zo ver mogelijk naar de schouder brengen
- T let op compensatie; P moet in hetzelfde vlak blijven
Lateroflexie met/zonder - indien met |P| elevatie
schouderelevatie →bij articulaire probleem zou de compressiepijn zou gelijk blijven
→bij musculaire probleem zou de minder klachten (↓rek)
Beoordeling;
1. Pijn? (rekpijn? = musculair OF pijn in nekhoek = articulair)
2. ROM?
3. Kwaliteit beweging (niet goed = neuromusculair probleem)
2
, Uitgangshouding;
- P in zit (met handen op de benen)
Uitvoering;
- P moet zo ver mogelijk naar Li – Re draaien met het hoofd
- T let op compensaties:
Rotatie met/zonder → dorsaal: schouderelevaties?
schouderelevatie → ventraal: ooglijn moet horizontaal blijven (= gelijke vlak)
- idem met schouderelevatie zoals bij lateroflexie
Beoordeling;
1. ROM? (normaal: 80° indien < 40jaar)
2. Pijn?
3. Kwaliteit beweging
Spieren die gebruikt worden tijdens de beweging:
• flexie: sternocleidomastoideus, longus capitis, longus colli
• extensie: trapezius, levator scapulae, semispinalis cervicalis, splenius cervicus
• lateroflexie: sternocleidomastoideus, scaleni, trapezius, levator scapulae
• rotatie: trapezius pars descendens (heterolat. ), sternocleidomastoideus (heterolat.)
en levator scapulae (homolateraal)
1.3. Functieonderzoek CTO (C7-T4)
1.3.1. Actief functie onderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit
Uitvoering;
bilateraal:
- P heft beiden armen zo ver mogelijk omhoog tot aan het oor,
indien hij voorbij het oor gaat mag dit ook worden toegelaten
Armelevatie unilateraal:
- P moet naar voor blijven kijken en arm zo hoog mogelijk bewegen
- hierbij creëer je ook een rechts lateroflexie en rechtsrotatie
Beoordeling;
1. Pijn?
2. ROM? (is beweging volledig? / is er CTO een extensie aanwezig)
3. Kwaliteit beweging? (slecht = protractie van hoofd)
Uitgangshouding;
- P in zit (spieren: longus colli & longus capitis)
Uitvoering;
- P moet het hoofd naar voor bewegen (ext laag cerv./flex hoog cerv.)
Protractie – retractie
- P moet het hoofd naar achter bewegen (flex laag cerv./ext hoog cerv.)
Beoordeling;
1. ROM? (indien beperkte laag cervicale regio zal retractie moeilijk
uitgevoerd kunnen worden)
3
, 1.4. Functieonderzoek TWK (T4-T12)
1.4.1. Actief functieonderzoek
Actief functie onderzoek
Uitgangshouding;
- P in zit met de armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P buigt naar voor en naar achter
Flexie – extensie Beoordeling;
1. Pijn?/klachtenprovocatie?
2. Bereidwilligheid?
3. Kwaliteit beweging?
4. ROM? (= zeer interindividueel/ bv. Kyfose minder beweeglijk)
5. Loopt de curvatuur volledig door?
→ indien ergens een vervlakt stukje = hypomobiel segment
Uitgangshouding;
- P in zit met armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P voert lateroflexie uit
- Met gekruiste handen
→ flexie CTO waardoor knikpunt hoger ligt
- Kan ook met handen op het hoofd
Lateroflexie → extensie in CTO waardoor knikpunt wat lager ligt
Beoordeling;
1. ROM? (meestal klein door ribbenboog)
2. Curvatuur?
→ kijken waar knikpunt ligt
→ eventuele vlakken stukken?
3. Pijn/klachtenprovocatie?
Uitgangshouding;
- P in zit met armen gekruist op de schouders
Uitvoering;
- P voert een rotatie uit naar Li – Re
Rotatie
Beoordeling;
1. Curvatuur
2. ROM?
3. Pijn/klachtenprovocatie?
4. Kwaliteit beweging
5. Bereidwilligheid
AFO- functioneel Beoordeling;
= specifieke provocerende 1. Situering klachten → regio? (cervicaal – CTO – Thoracaal)
bewegingen 2.kwaliteit uitvoering
4