Psychologie
Het geheugen
1 Wat is het geheugen?
= elk systeem van
- De mens
- Dier
- Apparaat
Dat informatie
Codeert
Opslaat
Terughaalt
= informatieverwerkingsproces ( dynamisch)
Door het geheugen kunnen we ons snel aanpassen aan veranderde omstandigheden
1.1 METAFOREN VOOR HET GEHEUGEN
Het geheugen = interpretatief systeem
- Zijn herinneringen en fragmenten die worden bovengehaald en terug worden
geïnterpreteerd tot een verhaal)
- Herinneringen worden gereconstrueerd
1
,Psychologie
1.2 ONS GEHEUGEN KAN ZICH HET NAUWKEURIGST VASTLEGGEN BIJ…
Info…
1. Waaraan we aandacht hebben besteed
a. Vb: tijdens het leren denk je aan je gsm die mee op je bureau ligt, je aandacht
gaat naar de gedachten van de gsm en niet meer naar de les of de leerstof
2. Die ons interesseert
a. Hoe meer je gemotiveerd & geïnteresseerd bent, hoe nauwkeuriger je
informatie opslaat
b. Vb: beter informatie opslaan bij anatomie omdat dit je interesseert
3. Die ons emotioneel raakt
a. Dit onthoud je beter
b. Vb: Wanneer er iemand gestorven is
4. Die aansluit bij onze ervaringen
a. Vb: bij het leren van anatomie, de delen van het lichaam aanduiden op eigen
lichaam
5. Die we repeteren
a. Herhalen!!
1.3 INFORMATIEVERWERKINGSPROCES
3 essentiële functies:
1. Info coderen
a. = omzetten van informatie in een voor die het beste in jouw
geheugensysteem past ( de manier hoe je de informatie het beste codeert)
Men gaat informatie selecteren uit prikkels (die je opneemt via je zintuigen). Vervolgens de
onderscheidende kenmerken van de stimulus identificeren/ achterhalen ( is het een geluid? Is
het een beeld? Zacht? Hard? & vervolgens betekenis aan geven. Dit gebeurt onbewust
b. Flaboratie: nieuwe info wordt gekoppeld aan reeds bestaande info
betekenis aan toevoegen (= waardevoller)
2
, Psychologie
2. Info opslaan
a. = langdurig opbergen van gecodeerd materiaal
3. Data terughalen
a. Informatie kunnen terughalen
2 Hoe vormen we herinneringen?
2.1 DRIE STADIA VAN GEHEUGEN
1. Sensorisch geheugen
a. = zintuigelijk geheugen
2. Werkgeheugen
a. = kortetermijngeheugen
3. Langetermijngeheugen
Vb: wanneer iemand ‘muizen’ hoort i.p.v. ‘luizen’, dit slaat verkeerd op in ons
3
werkgeheugen, maar zodra dit in ons langetermijngeheugen komt zet ons geheugen deze
fout recht & gaat die duidelijk aan de slag met deze informatie.
Het geheugen
1 Wat is het geheugen?
= elk systeem van
- De mens
- Dier
- Apparaat
Dat informatie
Codeert
Opslaat
Terughaalt
= informatieverwerkingsproces ( dynamisch)
Door het geheugen kunnen we ons snel aanpassen aan veranderde omstandigheden
1.1 METAFOREN VOOR HET GEHEUGEN
Het geheugen = interpretatief systeem
- Zijn herinneringen en fragmenten die worden bovengehaald en terug worden
geïnterpreteerd tot een verhaal)
- Herinneringen worden gereconstrueerd
1
,Psychologie
1.2 ONS GEHEUGEN KAN ZICH HET NAUWKEURIGST VASTLEGGEN BIJ…
Info…
1. Waaraan we aandacht hebben besteed
a. Vb: tijdens het leren denk je aan je gsm die mee op je bureau ligt, je aandacht
gaat naar de gedachten van de gsm en niet meer naar de les of de leerstof
2. Die ons interesseert
a. Hoe meer je gemotiveerd & geïnteresseerd bent, hoe nauwkeuriger je
informatie opslaat
b. Vb: beter informatie opslaan bij anatomie omdat dit je interesseert
3. Die ons emotioneel raakt
a. Dit onthoud je beter
b. Vb: Wanneer er iemand gestorven is
4. Die aansluit bij onze ervaringen
a. Vb: bij het leren van anatomie, de delen van het lichaam aanduiden op eigen
lichaam
5. Die we repeteren
a. Herhalen!!
1.3 INFORMATIEVERWERKINGSPROCES
3 essentiële functies:
1. Info coderen
a. = omzetten van informatie in een voor die het beste in jouw
geheugensysteem past ( de manier hoe je de informatie het beste codeert)
Men gaat informatie selecteren uit prikkels (die je opneemt via je zintuigen). Vervolgens de
onderscheidende kenmerken van de stimulus identificeren/ achterhalen ( is het een geluid? Is
het een beeld? Zacht? Hard? & vervolgens betekenis aan geven. Dit gebeurt onbewust
b. Flaboratie: nieuwe info wordt gekoppeld aan reeds bestaande info
betekenis aan toevoegen (= waardevoller)
2
, Psychologie
2. Info opslaan
a. = langdurig opbergen van gecodeerd materiaal
3. Data terughalen
a. Informatie kunnen terughalen
2 Hoe vormen we herinneringen?
2.1 DRIE STADIA VAN GEHEUGEN
1. Sensorisch geheugen
a. = zintuigelijk geheugen
2. Werkgeheugen
a. = kortetermijngeheugen
3. Langetermijngeheugen
Vb: wanneer iemand ‘muizen’ hoort i.p.v. ‘luizen’, dit slaat verkeerd op in ons
3
werkgeheugen, maar zodra dit in ons langetermijngeheugen komt zet ons geheugen deze
fout recht & gaat die duidelijk aan de slag met deze informatie.