Farmacologie:
1. Inleiding
Farmocokinetiek: wat doet ons lichaam met het farmacon?
2. Toediening:
Lokale of plaatselijke toediening: (medicatie werkt enkel daar)
Huid,
slijmvliezen mond ogen oren vagina
neus longen
systemische toediening: (komt in de bloedbaan)
transdermaal (morfine pleister)
oraal
o kauwtabled
o dranken
o sublinguale tabletten
o maagresistente tabletten
o tabletten met vertraagde afgifte
rectaal
o zetpil (nerofen, perdolan)
o klysma
parenteraal
o intravasculair/intraveneus (nooit arterieel)
o iM
o subcutaan
3. Resorptie:
De opname van een geneesmiddel in de bloedbaan
via huid
via enterale toediening
via subcutaan of IM injectie
, geen resorptie nodig bij intravasculaire injectie
bij iv injectie= 1 (100%), bij alle andere <1
factoren die biologische beschikbaarheid beinvloeden
oplosbaarheid
fysicochemische karakteristieken
medicamenteuze interacties
toedieningswijze
o geen passage door maag darm
o passage door maag darm
passage door lever
first pass fenomeen
geneesmiddelen via maag darm -> passeren lever -> P450 enzymen
metaboliseren medicatie in zeker mate voor ze bloedsomloop bereiken
de lever metaboliseert sommige medicatie bijna volledig bij 1 ste passage -
> biologische beschikbaarheid is zo laag dat er geen therapeutisch effect
mogelijk is
activiteit van p450 kan verhoogd worden door bep interacties
(sintjanskruid)
Metabolisme:
Als geneesmiddel de passage door de maag heeft overleefd en in het
duodenum en jejunum komt, begint de resorptie
alle voedingsstoffen en andere stoffen die we vanuit de darmen opnemen
passeren eerst de lever via het poortadersysteem
bv: suiker komt 1st in de lever-> slaat dit dan op en geeft dan suiker aan
het bloed en wanneer er een tekort is geeft de lever weer aan beetje af
(zelfde bij medicatie)
een buffer is een structuur, substantie of proces dat verandering
tegengaat (lichaam wilt constant homeostase). De lever functioneert als
buffer door sterke veranderingen van hoeveelheden opgeloste stoffen in
het bloed tegen te gaan
, intravasculaire toediening:
biobesch 100%
geen resorptie=snelle werking
geen first pass
(eens het gegeven is kan je niet meer terug)
Im toediening:
Biobesch afhankelijk van:
Doorbloeding spierweefsel
Viscositeit
Volume
Eig van het geneesmiddel
Geen first pass
Subcutane toediening:
Biobesch zelfde als IM
Onderhuidse doorbloeding lager -> resorptie trager
Resorptie versnellen of vertragen (bv wrijven over huid – ijs leggen
op de huid
Geen first pass
Pulmonaire toediening:
Biobesch beinvloed door:
Hoge bloeddebiet
Opp van alveolaire membranen
Geen first pass
Transdermale toediening:
Biobesch bepaald door:
Vetoplosbaarheid van geneesmiddel
Slecht voorspelbaar
1. Inleiding
Farmocokinetiek: wat doet ons lichaam met het farmacon?
2. Toediening:
Lokale of plaatselijke toediening: (medicatie werkt enkel daar)
Huid,
slijmvliezen mond ogen oren vagina
neus longen
systemische toediening: (komt in de bloedbaan)
transdermaal (morfine pleister)
oraal
o kauwtabled
o dranken
o sublinguale tabletten
o maagresistente tabletten
o tabletten met vertraagde afgifte
rectaal
o zetpil (nerofen, perdolan)
o klysma
parenteraal
o intravasculair/intraveneus (nooit arterieel)
o iM
o subcutaan
3. Resorptie:
De opname van een geneesmiddel in de bloedbaan
via huid
via enterale toediening
via subcutaan of IM injectie
, geen resorptie nodig bij intravasculaire injectie
bij iv injectie= 1 (100%), bij alle andere <1
factoren die biologische beschikbaarheid beinvloeden
oplosbaarheid
fysicochemische karakteristieken
medicamenteuze interacties
toedieningswijze
o geen passage door maag darm
o passage door maag darm
passage door lever
first pass fenomeen
geneesmiddelen via maag darm -> passeren lever -> P450 enzymen
metaboliseren medicatie in zeker mate voor ze bloedsomloop bereiken
de lever metaboliseert sommige medicatie bijna volledig bij 1 ste passage -
> biologische beschikbaarheid is zo laag dat er geen therapeutisch effect
mogelijk is
activiteit van p450 kan verhoogd worden door bep interacties
(sintjanskruid)
Metabolisme:
Als geneesmiddel de passage door de maag heeft overleefd en in het
duodenum en jejunum komt, begint de resorptie
alle voedingsstoffen en andere stoffen die we vanuit de darmen opnemen
passeren eerst de lever via het poortadersysteem
bv: suiker komt 1st in de lever-> slaat dit dan op en geeft dan suiker aan
het bloed en wanneer er een tekort is geeft de lever weer aan beetje af
(zelfde bij medicatie)
een buffer is een structuur, substantie of proces dat verandering
tegengaat (lichaam wilt constant homeostase). De lever functioneert als
buffer door sterke veranderingen van hoeveelheden opgeloste stoffen in
het bloed tegen te gaan
, intravasculaire toediening:
biobesch 100%
geen resorptie=snelle werking
geen first pass
(eens het gegeven is kan je niet meer terug)
Im toediening:
Biobesch afhankelijk van:
Doorbloeding spierweefsel
Viscositeit
Volume
Eig van het geneesmiddel
Geen first pass
Subcutane toediening:
Biobesch zelfde als IM
Onderhuidse doorbloeding lager -> resorptie trager
Resorptie versnellen of vertragen (bv wrijven over huid – ijs leggen
op de huid
Geen first pass
Pulmonaire toediening:
Biobesch beinvloed door:
Hoge bloeddebiet
Opp van alveolaire membranen
Geen first pass
Transdermale toediening:
Biobesch bepaald door:
Vetoplosbaarheid van geneesmiddel
Slecht voorspelbaar