METABOLISME
INLEIDING TOT HET METABOLISME
INLEIDING
o Levende cellen:
– Honderden chemische reacties tegelijkertijd
-> Geordende manier, zonder elkaar te storen en zonder afzwakken
– Enzymen: metabole spelers
– Metabolieten: complexe moleculaire stroom veroorzaken
Enzymen
– Metabole paden: reacties in logische groepen geordend
Regulatoren
– Metabole flux: intensiteit chemische reacties afstemmen
– Foute regeling = disfunctie en ziekte
o Menselijke genoom: 20.000 genen → 200.000 proteïnen → 20-30% metabool relevante proteïnen
WAT IS METABOLISME
o Definitie:
– Het collectief van chemische reacties in een levend organisme, dat als doel heeft om dat
organisme gezond te houden
-> Diepgaande interactie waarbij belang en intensiteit van individuele reacties zijn
afgestemd op gelijktijdig (niet-)werking van alle andere
o 3 centrale gegevens van metabolisme:
– Genereren van voldoende nuttige energie (ATP): levensfuncties naar behoren uitvoeren
– Verzamelen van alle nuttige bouwstenen: versleten moleculen vervangen of nieuwe
moleculen voor groei
– Genereren van reducerend vermogen (NADPH) voor reductieve biosynthese
o Energieverbruik:
– Ruststofwisseling: energie nodig voor onderhoud van levensfuncties
– Energie nodig voor vertering voedsel
– Energie nodig voor skeletspieren wanneer ze arbeid verrichten
o Metabole paden:
– Vastliggende structuur: volgorde is niet willekeurig
Rode pijl = fluxbepalende stap: onomkeerbaar
– Metabolieten: tussenproducten in afbraak en/of synthese biomoleculen
o Metabole flux:
– Hoeveelheid moleculen van bepaalde metaboliet, die per tijdseenheid per cel langs een
bepaald punt van het metabole pad passeert
– Afhankelijk van omstandigheden in de cel
– Invloed op flux:
-> Concentratieverschillen tussen substraat en reactieproduct
-> Diffusieafstanden
-> Toegankelijkheid enzymen voor substraat
-> Beschikbaarheid en mate van activiteit van enzymen die reactie moeten versnellen
– Fluxbepalende enzymen:
-> Enzymen die de flux langs 1 bepaalde metabole weg bepalen
– Fluxbepalende stappen:
-> Doorgaans aan begin metabole traject
1
,o Katabole wegen:
– Katabolisme:
-> Afbraak macromoleculen tot bouwstenen en verbranding van deze bouwstenen
-> Nuttige (chemische potentiële) energie vrijstellen
– Gebruikte brandstoffen in menselijke voeding: koolhydraten en lipiden
Gebruikte brandstoffen in lichaamscellen: glucose, vetzuren, aminozuren of ketonlichamen
-> Energievrijstelling tijdens oxidatie van C1-verbindingen: 1 kcal = 4,184 kJ
– Verschillen tussen verbranding in een cel en in een kachel:
-> Chemisch hetzelfde resultaat maar toch fundamentele verschillen
- Cel: verbrandingsproces opdelen die elk kleine energiesprong vertegenwoordigen,
activeringsenergie laag gehouden, energierijke elektronen (NADH, FADH2) opleveren
- Kachel: 1 grote energiesprong, aanzienlijke chemische activeringsenergie, warmte
opleveren
o Anabole wegen:
– Anabolisme:
-> Bouwstenen aaneenschakelen tot macromoleculen
-> Energievragend proces
– Bouwstenen, energie (ATP) en reducerend vermogen (NADPH) nodig
-> Bouwstenen meestal meer geoxideerd dan product
– Vb. biosynthese, actief transport, spiercontractie, conformatieverandering, signaaltransductie
o Ribonucleotiden als metabole dragers:
– ATP (adenosine-5’-trifosfaat): energietranfser
– NADH, NADPH en FADH2: elektronentransfer
– Co-enzym A: acyltransfer
o ATP:
– Universele drager chemische energie: onmiddellijke donor
– 2 energierijke fosfo-anhydride bindingen:
-> Fosfaatrest is bij pH 7 geïoniseerd
– Verklaring energierijke bindingen:
-> Afstotende ladingen dicht bijeen (repulsie)
-> Minder kans tot resonantie dan in vrij fosfaat
– Resonantiemogelijkheden (entropie):
-> Hoe groter aantal resonantievormen, des te stabieler een structuur
-> ATP betekent orde vanuit thermodynamisch standpunt
-> Structurele basis voor hoge fosforylgroep transfer-potentiaal van ATP
– Hydrolyse gammafosfaat van ATP kan vele processen aandrijven
-> Sterk exergonisch proces
– ∆G van ATP hydrolyse onder fysiologische condities:
-> ∆G0’ = - 30 kJ/mol
-> Echte ∆G: meer negatief door niet-evenwichtsconcentraties van reagentia en producten
-> ATP + H2O → ADP + Pi
- ∆G = ∆G0’ + RT ln[(ADP)(Pi)/(ATP)] [ATP] = 0,01 M, [ADP] = 0,0001 M, [Pi] = 0,01 M
= - 30 + 2,5 ln(10-6/10-2)
= - 53 kJ/mol
-> Gebruik ATP om endergonische processen mogelijk te maken
– Synthese van ATP:
-> Endergonisch proces
-> 90% oxidatieve fosforylatie
-> 10% substraatniveaufosforylering: 3 belangrijke
2
, – Intermediare positie van energiepotentiaal van ATP:
-> ATP kan heel efficiënt functioneren als drager en in energietransferprocessen optreden
-> Sommige biologische fosfaatgroepen hebben hogere energie-potentiaal:
- Fosfoenolpyruvaat, 1,3-bisfosfoglyceraat en creatine fosfaat
– Turnovertijd van gemiddelde ATP molecuul:
-> Volwassene: 10.000 kJ/dag nodig
-> Turnover ATP: 100 mol/dag
-> Voorraad ATP: 0,2 mol
-> 24 x = 3 minuten turnovertijd
o NADH, NADPH en FADH2:
– Elektronendragers
– Oxidatie: verlies van elektronen alleen of samen met H+
Reductie: winst van elektronen alleen of samen met H+
– Substraatoxidatie: 2-elektronreactie gekoppeld aan reductie van co-enzymen
– NAD(P)H:
-> Adeninebase gekoppeld aan ribose dat op zijn beurt vasthangt aan 2 fosfaatgroepen die
weer op hun beurt vasthangen aan een ribose (nicotinamide-ring = pyridine)
-> Gereduceerde vorm: NAD(P)H + H+ Geoxideerde vorm: NAD(P)+
+
-> Omzetting NAD(P)H in NAD(P) en omgekeerd m.b.v. dehydrogenasen
-> NADH en NADPH: anabole en katabole wegen scheiden
-> Reactieschema: voorbeelden
- Lactaat dehydrogenase (LDH)
- Malaat dehydrogenase (MDH)
– FADH2:
-> Adeninebase gekoppeld aan ribose dat op zijn beurt vasthangt aan 2 fosfaatgroepen die
op hun beurt vasthangen aan een riboflavine (isoalloxazine-ring)
-> Gereduceerde vorm: FADH2 Geoxideerde vorm: FAD
-> Omzetting FADH2 in FAD en omgekeerd m.b.v. dehydrogenasen
-> Reactieschema: voorbeelden
- Succinaat dehydrogenase
o Co-enzym A:
– Drager geactiveerde acylgroepen
– Adeninebase gekoppeld aan ribose dat op zijn beurt vasthangt aan 2 fosfaatgroepen die op
hun beurt vasthangen aan pantotheenzuur en β-mercapto-ethylamine (vitamine B-groep)
-> Eindstandig zwavelatoom waaraan acylgroep vastzit via energierijke thio-esterbinding
-> Reactieve drager is belangrijk voor activering acylgroepen
3
, – Sleutelpositie in celmetabolisme
– Acyl-CoA: drager geactiveerde vetzuren
– Acetyl-CoA: drager geactiveerde acetylgroepen
o Andere dragers:
– Andere ribonucleotiden, afgeleiden van vitamine B-groep
o Metabole regulatie:
– Tussenkomst kritische kruis- of schakelpunten (flux-genererende enzymen)
-> Sleutelmetabolieten
– Regulatie op niveau van hoeveelheid enzymmoleculen per cel
(balans tussen afbraak en aanmaak)
-> Genexpressie, eiwitdegradatie in proteasoom via ubiquitine
– Regulatie op niveau van activiteitstoestand van enzymen:
-> Allosterie of covalente modificatie (fosforylering/defosforylering)
-> Energy charge = ([ATP] + 1/2 [ADP]) / ([ATP] + [ADP] + [AMP]):
- Ontlading: activatie katabolisme, remming anabolisme
Oplading: activatie anabolisme, remming katabolisme
- Normale waarde in levende cel: 0,9 (punt waar anabole en katabole wegen kruisen)
- Kleine veranderingen hebben een groot effect rond normale waarde
– Regulatie van toegankelijkheid van enzym voor substraat:
-> Enzym op plaats waar het nodig is of ergens ‘verstopt’ in cel
– Beperken diffusieafstanden en ongewenste reacties: metabole coördinatie
-> Diffusietijd: tijd die metaboliet nodig heeft om van enzym tot enzym te gaan
- Afhankelijk van concentratiegradiënt en af te leggen afstand
-> Multifunctioneel enzym:
- 1 polypeptide en verschillende actieve sites in driedimensionale structuur
- Vaak bij anabole wegen
- Domeinen van multifunctioneel enzym werken samen als ‘assembly line’
-> Metabolon:
- Enzymen gecodeerd door afzonderlijke genen die na eiwitsynthese dicht bij elkaar
gaan liggen tot vorming quaternaire structuur met verschillende subeenheden
- Zowel bij anabole als katabole wegen
– Metabole compartimenten in de cel:
-> Permanent scheiden van metabole paden
-> Onafhankelijke regeling anabole en katabole weg
– Hormonen en neurotransmitters regelen metabole flux:
-> Fluxen van diverse wegen zijn afgestemd op behoefte van cel/organisme
FOUTEN IN METABOLISME
o Stofwisselingsziekten:
– Causaliteit:
-> Mutatie in metabool relevant gen
-> Door mutatie ontstaan functioneel tekort
-> Daling flux ter hoogte van 1 bepaald punt in metabole weg
-> Opstapeling substraten stroomopwaarts, tekort producten stroomafwaarts van defect
-> Metabole opstappeling of tekort: fout functioneren of afsterven cellen
-> Veroorzaking fenotype van patiënt: meestal progressie van ziekte in functie van tijd
o Metaboliet herstelmechanisme:
– Bestaan gespecialiseerde enzymen die vervuilende metabolieten afbreken
4