Voorlopige samenvatting goederenrecht
Week 1
Een vermogensrecht is een recht dat:
- Overdraagbaar is, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen. Dit zijn vorderingen, de meeste
beperkte rechten en het eigendomsrecht.
- Ertoe strekt de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Dit zijn rechten van
gebruik en bewoning (vruchtgebruik) 3:226 BW.
Onroerende zaken zijn:
- De grond
- Nog niet gewonnen delfstoffen
- Beplantingen
- Gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond, hetzij rechtstreeks,
hetzij door vereniging met een ander gebouw of werk.
o Gebouw en werken = een constructie die door mensen gemaakt is
o Portacabin, naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven. Dit vormt het bestemmingscriterium. Dit wordt bepaald door:
De bestemming om duurzaam ter plaatste te blijven moet naar buiten
kenbaar zijn;
De bedoeling van de bouwer, voor zover naar buiten kenbaar
Niet van belang is de technische mogelijkheid om het bouwwerk te
verplaatsen
o Directe en indirecte vereniging
Gebouwen en werken die direct verenigd zijn met de grond = directe
vereniging met de grond
Gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond,
doordat ze verenigd zijn met een ander gebouw of werk = indirecte
vereniging met de grond
Uitkomst WKK-arrest: Indien een werk zich in een gebouw bevindt en
het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven, is het onroerend.
Het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken:
- Onroerende zaken zijn registergoederen, dus kan je hierop geen pandrecht vestigen
maar alleen een hypotheekrecht;
- Voor de levering van een onroerende zaak heb je op grond van art. 3:89 BW een
notariële akte nodig en inschrijving in de openbare registers;
- Sommige beperkte rechten (opstalrecht, erfpacht en erfdienstbaarheid) kan je alleen
vestigen op onroerende zaken;
- En het heeft belangrijke gevolgen voor de eigendomsvraag: onroerende zaken
worden op grond van art. 5:20 lid 1 sub e BW nagetrokken door de eigendom van de
grond.
, Eigendom van zaken
Artikel 5:3 bepaalt dat de eigenaar van een zaak eigenaar is van al haar bestanddelen.
Artikel 3:4 vormt de bestanddeelvorming. Het depex/curatoren arrest vormt twee
aanwijzingen om dit te bepalen.
- Wanneer gebouw en apparatuur in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, ligt
hierin een aanwijzing dat apparatuur en gebouw naar verkeersopvatting als 1 zaak
moet worden gezien
- Hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit oogpunt van geschiktheid als
fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden
beschouwd.
Natrekking kan op 2 manieren geschieden
- Op grond van art. 3:4 jo 5:3 BW, bestanddeelvorming
o Geldt altijd bij natrekking in het geval van 2 roerende zaken
o Kan gelden voor de vraag of een voormalig roerende zaak bestanddeel is
geworden van een gebouw of werk, dit geldt vooral voor lid 2 van 3:4). Voor
lid 1, bestanddeelvorming naar verkeersopvatting, geldt een strenge toets via
het depex/curatoren arrest.
- Op grond van art. 3:3 BW jo. 5:20 lid 1 BW, verticale natrekking
o Geldt altijd bij natrekking indien van beide zaken de grond is. (Directe
vereniging)
o Kan ook gelden voor de vraag of een zaak bestanddeel wordt van een gebouw
of werk. (Indirecte vereniging, HR WKK en Portacabin)
Kenmerken van een beperkt recht, een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht,
hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
- Absoluut
- Ze rusten op het recht van een ander
- Recht van prioriteit
- Zaaksgevolg
Beperkte rechten zijn onder andere:
Boek 3: Vruchtgebruik (3:201), pandrecht (3:227 jo 3:236) en hypotheekrecht (3:227 jo
3:260)
Boek 5: erfdienstbaarheid (5:70), erfpacht (5:85) en opstalrecht (5:101)
Dit is een numerus clausus, wat betekent dat het een gesloten stelsel van
goederenrechtelijke rechten)
Recht van vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan en een ander toebehoren, te
gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. De bijzonderheden staan in 203 lid 2, 210 lid
1 en 223.
Recht van gebruik en bewoning staat in 3:226.
Week 1
Een vermogensrecht is een recht dat:
- Overdraagbaar is, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen. Dit zijn vorderingen, de meeste
beperkte rechten en het eigendomsrecht.
- Ertoe strekt de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Dit zijn rechten van
gebruik en bewoning (vruchtgebruik) 3:226 BW.
Onroerende zaken zijn:
- De grond
- Nog niet gewonnen delfstoffen
- Beplantingen
- Gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond, hetzij rechtstreeks,
hetzij door vereniging met een ander gebouw of werk.
o Gebouw en werken = een constructie die door mensen gemaakt is
o Portacabin, naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven. Dit vormt het bestemmingscriterium. Dit wordt bepaald door:
De bestemming om duurzaam ter plaatste te blijven moet naar buiten
kenbaar zijn;
De bedoeling van de bouwer, voor zover naar buiten kenbaar
Niet van belang is de technische mogelijkheid om het bouwwerk te
verplaatsen
o Directe en indirecte vereniging
Gebouwen en werken die direct verenigd zijn met de grond = directe
vereniging met de grond
Gebouwen en werken die duurzaam verenigd zijn met de grond,
doordat ze verenigd zijn met een ander gebouw of werk = indirecte
vereniging met de grond
Uitkomst WKK-arrest: Indien een werk zich in een gebouw bevindt en
het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven, is het onroerend.
Het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken:
- Onroerende zaken zijn registergoederen, dus kan je hierop geen pandrecht vestigen
maar alleen een hypotheekrecht;
- Voor de levering van een onroerende zaak heb je op grond van art. 3:89 BW een
notariële akte nodig en inschrijving in de openbare registers;
- Sommige beperkte rechten (opstalrecht, erfpacht en erfdienstbaarheid) kan je alleen
vestigen op onroerende zaken;
- En het heeft belangrijke gevolgen voor de eigendomsvraag: onroerende zaken
worden op grond van art. 5:20 lid 1 sub e BW nagetrokken door de eigendom van de
grond.
, Eigendom van zaken
Artikel 5:3 bepaalt dat de eigenaar van een zaak eigenaar is van al haar bestanddelen.
Artikel 3:4 vormt de bestanddeelvorming. Het depex/curatoren arrest vormt twee
aanwijzingen om dit te bepalen.
- Wanneer gebouw en apparatuur in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, ligt
hierin een aanwijzing dat apparatuur en gebouw naar verkeersopvatting als 1 zaak
moet worden gezien
- Hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit oogpunt van geschiktheid als
fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden
beschouwd.
Natrekking kan op 2 manieren geschieden
- Op grond van art. 3:4 jo 5:3 BW, bestanddeelvorming
o Geldt altijd bij natrekking in het geval van 2 roerende zaken
o Kan gelden voor de vraag of een voormalig roerende zaak bestanddeel is
geworden van een gebouw of werk, dit geldt vooral voor lid 2 van 3:4). Voor
lid 1, bestanddeelvorming naar verkeersopvatting, geldt een strenge toets via
het depex/curatoren arrest.
- Op grond van art. 3:3 BW jo. 5:20 lid 1 BW, verticale natrekking
o Geldt altijd bij natrekking indien van beide zaken de grond is. (Directe
vereniging)
o Kan ook gelden voor de vraag of een zaak bestanddeel wordt van een gebouw
of werk. (Indirecte vereniging, HR WKK en Portacabin)
Kenmerken van een beperkt recht, een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht,
hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
- Absoluut
- Ze rusten op het recht van een ander
- Recht van prioriteit
- Zaaksgevolg
Beperkte rechten zijn onder andere:
Boek 3: Vruchtgebruik (3:201), pandrecht (3:227 jo 3:236) en hypotheekrecht (3:227 jo
3:260)
Boek 5: erfdienstbaarheid (5:70), erfpacht (5:85) en opstalrecht (5:101)
Dit is een numerus clausus, wat betekent dat het een gesloten stelsel van
goederenrechtelijke rechten)
Recht van vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan en een ander toebehoren, te
gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. De bijzonderheden staan in 203 lid 2, 210 lid
1 en 223.
Recht van gebruik en bewoning staat in 3:226.
