Systeemgericht werken
Samenvatting voor werken met systemen
,Hoofdstuk 1. Het werkterrein van de systeemgerichte social worker
2. Wat is een systeem?
Systeem volgens Weijenberg = een eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen. Het gaat hier niet om
de delen op zich, het gaat niet om het geheel, maar het gaat om de doelgerichte betrekkingen tussen
dit alles. Doelgerichtheid is essentieel voor het systeembegrip.
Verschillende betekenissen van systeemgericht werken:
- Een therapievorm waarbij niet alleen de cliënt zelf maar ook andere mensen die een duurzame
relatie met hem hebben aanwezig zijn bij de behandeling.
- De inhoud of het doel van de behandeling: onderlinge relaties en het verbeteren daarvan zijn
het belangrijkste aandachtspunt.
- De circulariteit, de wederzijdse beïnvloeding in het (gezins)systeem. Het gaat hier niet om het
oorzaak en gevolg-gedachtengoed.
3. Het individuele systeem
Het individu is het individuele systeem. Er is sprake van innerlijke boodschappen: bloedsomloop etc.
Binnen de Algemene Systeemtheorie worden mensen gezien als open systemen. Ze staan in open
verbinding met hun omgeving. Ze zijn in continue interactie met elkaar. Informatie en energie
passeren voortdurend de grens van het systeem (input), worden door het systeem bewerkt
(throughput) en worden daarna weer uitgewisseld met de omgeving (output). Zo krijgt het systeem
voortdurend feedback. De omgeving kan het individuele systeem beïnvloeden en het individuele
systeem beinvloedt de omgeving. Door dit proces zijn de interacties van het systeem en de omgeving
circulair.
De mens als systeem in open verbinding met de omgeving = wholeness = de totale mens.
Geheel gesloten systemen bestaan niet. Gesloten systemen hebben een beperkte interactie met hun
omgeving.
De mate van interactie kan veranderen.
Entropie = open systeem raakt steeds meer gesloten wanneer de uitwisseling met de omgeving
afneemt. Iemand sluit zich af, de uitwisseling van energie en informatie neemt af. Door gebrek aan
input is er energie-uitputting en desorganisatie. De persoon raakt uit gezond evenwicht.
Negentropie = er is energie beschikbaar, waardoor het systeem zich beweegt in de richting van
gezondheid. Er is uitwisseling met de omgeving, die leidt tot een steeds complexer georganiseerd
systeem.
Zelfstabilisatie = mechanisme waarbij mens zich aanpast aan zijn omgeving om aanpassingen aan zijn
omgeving doet.
Zelforganisatie = het systeem past zichzelf niet aan, maar wijzigt zich structureel. Bijv. eskimo die
met blote handen door de kou kan lopen.
4. Het subsysteem
Dyadisch subsysteem = subsysteem van twee personen.
Subsysteem = bepaalde communicatie, interacties, regels, normen en waarden.
Partner-subsysteem = functie intimiteit en seksualiteit
Opvoeder-subsysteem = functie opvoeden
Kind-subsysteem = functie geven
5. Het suprafamiliare systeem
Systeem familie = bloedverwanten tot in de derde lijn. Opgebouwd uit verschillende gezinssystemen
en individuele systemen. Familie kan een positieve bijdrage doen aan de hulpverlening, maar ook
voor conflicten zorgen. Werk als social worker vanuit een meerzijdige partijdigheid. Ga niet op zoek
naar ‘de waarheid’, maar respecteer ieders waarheid.
, 6. De omgeving als systeem
De omgeving = alle interne en externe factoren of invloeden die het gezinssysteem omgeven. De
relatie tussen het gezinssysteem en de omgeving is wederkerig, dus circulair. De natuurlijke
omgeving van het gezin waar woont men, wat zijn de banden met vrienden, collega’s, instanties?
7. Het systeempentagram
Vijf systemen:
- Individuele systeem
- Subsysteem
- Gezinssysteem
- Suprafamiliare systeem
- De omgeving als systeem
8. De plek van de social worker binnen de systemen
Er is geen hiërarchische volgorde voor de social worker wat betreft de systemen. Waar je het eerst
aandacht aan besteed wordt o.a. bepaald door wat de cliënt als belangrijk ervaart. Denk hierbij aan
de piramide van Maslow. Eerst moet aan basisbehoeften worden voldaan voordat aan hogere
behoeftes kan worden gewerkt.
8.1 De social worker en de individuele cliënt
Het individu is een systeem met subsystemen: een eenheid van organen, van lichaam en psyche. De
social worker heeft oog voor de eenheid van de mens, de onderlinge relaties tussen lichamelijke en
psychische klachten en de verbintenis tussen organen.
8.2 De social worker en het subsysteem
Je kunt een cliënt individueel begeleiden. Maar als je de partner of iemand anders hier niet bij
betrekt, zal deze mogelijk niet meegaan in de verandering die de cliënt doormaakt. Bij een
partnersysteem met een symmetrische interactie is het belangrijk de partner bij de behandeling te
betrekken.
Symmetrische interactie = het gedrag van de een wordt gevolgd door eenzelfde soort gedrag van de
ander.
Complementaire interactie = er is sprake van tegengesteld gedrag dat bij elkaar past, op elkaar
ingrijpt. Ze vertonen geen gelijksoortige maar elkaar aanvullende gedragingen.
8.3 De social worker en het gezin
De positie van de social worker verschuift gedurende de werkperiode van boven naar naast naar
buiten de gezinssituatie.
8.4 De social worker en het suprafamiliare systeem
De veranderende rol van de familie vraagt om een andere houding van de hulpverlener: van een
hulpverlener die de regie in handen heeft naar een hulpverlener aan de zijlijn, die vertrouwt op het
oplossingsvermogen van de familie.
Ontwikkelingen de afgelopen jaren: