1.1 Basisvaardigheden
1.1.1 Grondhouding
➢ 3 kernelementen van een zijnshouding:
o Echtheid
o Empathie
o Onvoorwaardelijk respect:
▪ Waarden en normen spelen een rol
Zijn een noodzakelijke voedingsbodem om een veranderingsproces bij een cliënt op hang te brengen,
maar ook het cruciale medium waardoor verandering mogelijk is
➢ Geen technieken, maar zijnswijzen:
o Echtheid/authenticiteit:
▪ Belangrijk anders krijg je een averechts effect
o Transparantie:
▪ Eerlijk zijn, zoals vb. zeggen dat je even niet weet wat zeggen
o Gelijkwaardigheid:
▪ Tussen gesprekspartners
o Betrouwbaarheid
o Niet in defensie gaan
o Empowerment
o Aansluiting zoeken
o Stel je grenzen:
▪ Wat wil je delen over jezelf indien client iets vraagt
▪ Aanrakingen?
o Nice to know, need to know
o Empathie:
▪ Binnenkant = empathie voelen
▪ Buitenkant = uiten, zeggen dat het oke is
▪ Zelf herinneringen ophalen die je hetzelfde gevoel gaven
▪ Sympathie = sta je boven de cliënt
➢ Plaatsing in de ruimte:
o Tegenover elkaar met een tafel tussen
o Tegenover elkaar schrijlings
o Zeer ver uit elkaar
o 90° is de beste manier, cliënt kan makkelijk oogcontact vermijden of opzoeken
➢ Externe factoren:
o Aparte, rustieke kamer
o Onderbrekingen vermijden
o Voldoende tijd
o Weinig omgevingsgeluiden
o Bewustzijn van eventuele interne factoren (vb. zelf heel erg slecht nieuws gehad)
1.1.2 Selectieve en niet-selectieve luistervaardigheden
➢ Luistervaardigheden:
o Cliënt ruimte bieden
o Ruimte maken voor verhaal
o Onderscheid tussen:
▪ Niet-selectieve luistervaardigheden:
• Non-verbaal gedrag:
o Wat is belangrijk?
1
, ▪ Gelaatsuitdrukking
▪ Oogcontact
▪ Lichaamstaal
▪ Aanmoedigende gebaren
o SOFTEN:
▪ Smile
▪ Open posture
▪ Forward lean
▪ Touch
▪ Eye contact
▪ Nod
• Verbaal volgen:
o Waaruit blijkt verbaal volgen voor de cliënt?
▪ Mmm, ja, en dan…
▪ Knikken
▪ Naar voor leunen
o Nauwkeurig volgen van wat de cliënt gezegd heeft en geen nieuwe
onderwerpen aansnijden
o Om de cliënt te kunnen volgen, is het belangrijk dat de hulpverlener
zich zo goed mogelijk in de situatie van de cliënt in leeft
• Stiltes:
o Vaak beangstigend voor jonge psychologen
▪ Verschillende soorten stiltes:
• Psycholoog wil nog meer horen van de cliënt
• Psycholoog weet niet meer wat te zeggen
• Verhaal van de cliënt stokt
o Voordelen:
▪ Het zijn verwerkingsmomenten
o ! Let op: stilte kan ook een aanwijzing zijn van verwarring of
onduidelijkheid bij de spreker
▪ Selectieve luistervaardigheden:
• Vragen stellen:
o Verschillende soorten vragen:
▪ Open vragen
▪ Gesloten vragen
▪ Waarom vragen:
• Vermijden! Cliënt krijgt het gevoel dat hij/zij zich
moet verantwoorden
• Parafraseren:
o = Een korte, in eigen bewoordingen gestelde herhaling van wat de
ander net gezegd heeft. Daarop kan de ander dan reageren door
nuances aan te brengen in zijn verhaal.
o Waarom parafraseren?
▪ Belonende en erkennende functie
▪ Controlerende functie
▪ Sturende functie
▪ Stimulerende functie
• Reflecteren van gevoel:
o Psycholoog probeert te begrijpen hoe de cliënt zich voelt
o Functies:
2
, ▪ Gevoelens worden geaccepteerd en krijgen aandacht
▪ Cliënt voelt zich veilig
▪ Eigen ideeën/interpretaties aftoetsen
• Concretiseren:
o Cliënt zo concreet mogelijk over de zorgen laten vertellen
o Verschillende vaardigheden worden aangesproken
1.1.3 Regulerende vaardigheden
➢ Duidelijkheid over de gang van zaken in het gesprek
1.2 Eerste gesprek
➢ Intake:
o Dubbele opdracht:
▪ Ondersteunende en verdiepende functie van het gesprek waarbij de attitudes
empathie, echtheid en aanvaarding centraal staan
▪ Specifiek taakgerichte componenten:
• Informatie inwinnen en geven
▪ Het in elkaar verweven van taakgerichte en relationele componenten
o Algemeen verloop:
▪ 1. Openen van het gesprek:
• Wie ben je?
• Hoe lang zal het gesprek duren?
• Wat is het doel van het gesprek?
• Wat zal er besproken worden in het gesprek?
▪ 2. Verkennen van de situatie
▪ 3. Afstemmen van de verwachtingen
▪ 4. Bepalen van de hulpvraag
▪ 5. Afsluiten van het gesprek:
• Wat is er gezegd?
• Nog iets toe te voegen?
• Wat komt erna?
3