Scheikunde Samenvatting H4
Chemisch rekenen
§4.1: Rekenen met meetwaarden
Wetenschappelijke notatie
Meetwaarden zijn getallen die je meet (168 cm of 66 kg) en vaak opschrijft in de
wetenschappelijke notatie: a · 10b, met a is tussen 1 en 10 en de getallen achter de komma
hangen af van de nauwkeurigheid van de meetwaarde (1,68 · 102 of 6,6 · 101).
Significante cijfers
Wanneer je uit een diagram maar 2 getallen zeker kan aflezen, mag je het antwoord niet in
meer getallen noteren, want de extra getallen zijn niet significant. 1,7 · 103 mag je niet als
1700 opschrijven, wel als 0,017 · 105, want nullen voor het getal voegen geen waarde toe.
Rekenen en significante cijfers
Bij het rekenen met meetwaarden reken je met onnauwkeurigheden, die je ook in het
antwoord krijgt. Bij vermenigvuldiging en deling moet je het antwoord opschrijven met
hetzelfde aantal significante cijfers als de meetwaarde met het minste significante cijfers
(2,48 · 102 : 6,5 · 103 = 3,8 · 10-2; niet 0,038153). Bij optellen en aftrekken moet in het
antwoord evenveel decimalen staan als bij de meetwaarde met het kleinste aantal
decimalen (3,82-0,4=3,4; niet 3 of 3,42).
Telwaarden (25 leerlingen), beïnvloeden de significantie niet, want het zijn concrete hele
getallen.
Dichtheid
De dichtheid van een stof geeft het verband weer tussen de massa en het volume van die
stof: dichtheid=massa/volume. Ook hier moet je rekening houden met significantie. De
eenheid van dichtheid is kg m-3/ g L-1.
§4.2: Atoommassa, ionmassa, molecuulmassa
Atoommassa
Het gewicht van een atoom is in grammen zo laag dat het onhandig is om mee te werken.
Daarom gebruik je de atomaire massa-eenheid: u (1,66054 · 10-27 kg). De relatieve
atoommassa is de gemiddelde atoommassa van de isotopen zoals ze op aarde voorkomen.
Molecuulmassa
De (relatieve) molecuulmassa is de som van de (relatieve) atoommassa’s waaruit het
molecuul is opgebouwd, met als symbool Mr. Bijvoorbeeld: Mr(C4H10) = 4 x 12,01 + 10 x
1,008 = 58,12 u.
Chemisch rekenen
§4.1: Rekenen met meetwaarden
Wetenschappelijke notatie
Meetwaarden zijn getallen die je meet (168 cm of 66 kg) en vaak opschrijft in de
wetenschappelijke notatie: a · 10b, met a is tussen 1 en 10 en de getallen achter de komma
hangen af van de nauwkeurigheid van de meetwaarde (1,68 · 102 of 6,6 · 101).
Significante cijfers
Wanneer je uit een diagram maar 2 getallen zeker kan aflezen, mag je het antwoord niet in
meer getallen noteren, want de extra getallen zijn niet significant. 1,7 · 103 mag je niet als
1700 opschrijven, wel als 0,017 · 105, want nullen voor het getal voegen geen waarde toe.
Rekenen en significante cijfers
Bij het rekenen met meetwaarden reken je met onnauwkeurigheden, die je ook in het
antwoord krijgt. Bij vermenigvuldiging en deling moet je het antwoord opschrijven met
hetzelfde aantal significante cijfers als de meetwaarde met het minste significante cijfers
(2,48 · 102 : 6,5 · 103 = 3,8 · 10-2; niet 0,038153). Bij optellen en aftrekken moet in het
antwoord evenveel decimalen staan als bij de meetwaarde met het kleinste aantal
decimalen (3,82-0,4=3,4; niet 3 of 3,42).
Telwaarden (25 leerlingen), beïnvloeden de significantie niet, want het zijn concrete hele
getallen.
Dichtheid
De dichtheid van een stof geeft het verband weer tussen de massa en het volume van die
stof: dichtheid=massa/volume. Ook hier moet je rekening houden met significantie. De
eenheid van dichtheid is kg m-3/ g L-1.
§4.2: Atoommassa, ionmassa, molecuulmassa
Atoommassa
Het gewicht van een atoom is in grammen zo laag dat het onhandig is om mee te werken.
Daarom gebruik je de atomaire massa-eenheid: u (1,66054 · 10-27 kg). De relatieve
atoommassa is de gemiddelde atoommassa van de isotopen zoals ze op aarde voorkomen.
Molecuulmassa
De (relatieve) molecuulmassa is de som van de (relatieve) atoommassa’s waaruit het
molecuul is opgebouwd, met als symbool Mr. Bijvoorbeeld: Mr(C4H10) = 4 x 12,01 + 10 x
1,008 = 58,12 u.