1 Doel
= inzicht krijgen in de financiële toestand van een onderneming,
op basis van de publiek beschikbare jaarrekening.
iedereen wil weten hoe het met een bedrijf er aan toe gaat; Stakeholders of
belanghebbenden:
• Eigenaars, beleggers
• Schuldeisers, leveranciers
• Klanten, zakenpartners
• …
Men kan de jaarrekening op verschillende manieren gaan analyseren:
1. Horizontale analyse (tijd)
→ men legt de jaarrekeningen horizontaal naast elkaar van voorbije boekjaren en
vergelijkt de veranderingen tussen de verschillende boekjaren.
Berekening absolute en procentuele verandering
• Absolute verandering: (eindcijfer – begincijfer) → vb.: 2012 – 2011
• Procentuele verandering: (eindcijfer – begincijfer) /begincijfer
2. Verticale analyse (structuur)
→ men gaat bijvoorbeeld kijken hoe dat één bepaalde rubriek uit de activa of de
passiva zijn samengesteld en gestructureerd binnen één boekjaar. Men gaat de
relatieve grootte van de verschillende activa, passiva, elementen uit de RR telkens
weergeven t.o.v. het totaal.
Berekening structuurpercentages:
• Balans
Structuurpercentage: (bedrag actief- of passiefpost/balanstotaal)
• Resultatenrekening
Structuurpercentage opbrengst: (opbrengst/totale bedrijfsopbrengsten)
Structuurpercentage kosten: (kost/totale bedrijfskosten)
3. Ratioanalyse (kerngetallen)
→ men gaat bepaalde cijfers, meestal verhoudingen, van een onderneming
berekenen zoals de liquiditeit, solvabiliteit, rendabiliteit, …
, Er bestaan ook verschillende financieringsvormen:
• Lange termijn zoals eigen vermogen
• Middellange termijn
• Korte termijn zoals schulden aan leveranciers
2 Ratio’s
a) Liquiditeit
= de mate waarin een onderneming over voldoende middelen beschikt om aan haar
betalingsverplichtingen op korte termijn te voldoen.
• Verplichtingen op korte termijn → betaald met liquide middelen of middelen die op
korte termijn kunnen worden omgezet in liquide middelen zoals aandelen of
termijndeposito’s
• Voor liquiditeit is enkel de KT-activa relevant:
▪ voorraden en bestellingen in uitvoering
▪ vorderingen <1j
▪ geldbeleggingen
▪ liquide middelen
1. Cash ratio
= men kijkt of de schulden op KT direct cash betaalbaar zijn met liquide middelen en de
geldbeleggingen.
Cash ratio =
𝐿𝑖𝑞𝑢𝑖𝑑𝑒 𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑒𝑛 + 𝑔𝑒𝑙𝑑𝑏𝑒𝑙𝑒𝑔𝑔𝑖𝑛𝑔𝑒𝑛
𝑠𝑐ℎ𝑢𝑙𝑑𝑒𝑛 𝑜𝑝 𝑘𝑜𝑟𝑡𝑒 𝑡𝑒𝑟𝑚𝑖𝑗𝑛
2. Current ratio (liquiditeit in ruime zin)
= inzicht in de mate waarin een bedrijf in staat is om haar schulden op korte termijn terug
te betalen.
Current ratio =
𝐾𝑇 𝑎𝑐𝑡𝑖𝑣𝑎
𝐾𝑇 𝑠𝑐ℎ𝑢𝑙𝑑𝑒𝑛
Een current ratio van 1 is de norm→ bedrijf beschikt over voldoende liquide activa om haar
schulden op korte termijn terug te betalen
Current ratio > 1 → men heeft een liquiditeitsbuffer