Psychofarmaca
1. Neurobiologische basisbegrippen
1.1. Het neuron / de zenuwcel
= de functionele basiseenheid van het centraal zenuwstelsel; het geleiden van
prikkels of impulsen (impulsen: bepaalde toestandsveranderingen van het
neuron die in het lichaam de betekenis hebben van een boodschap)
4 delen:
Het cellichaam (met celkern)
- Celkern waar de opgenomen
zuurstof wordt omgezet
Dendrieten
- Ontvangen boodschappen
vanuit andere neuronen
- Zijn kleine, rijk vertakte
uiteenlopers waarlangs het
neuron impulsen opvangt
vanuit een ander neuron of
receptor
Axon
- 1 axon per neuron
- Geleidt de impuls naar een volgend neuron of uitvoerend orgaan
- Kan tot 1m lang worden, met aan uiteinde eindknoopjes of -plaatjes
- Omgeven door myelineschede (vetachtig omhulsel) (met regelmatige
insnoeringen, de knopen van Ranvier)
- Sprongsgewijze of saltatorische prikkelgeleiding via myeline, is een
soort isolator waardoor prikkels sneller kunnen worden doorgegeven
Eindknoopjes of -plaatjes
,Impulsvorming:
Membraanpotentiaal: -70mV als spanningsverschil bij neuron in rust
- Wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van Na+ en K+ ionen
Impuls veroorzaakt verstoring in neuronmembraan:
- Na + porie opent Na+ stroomt in neuron
- Kort nadien K+ porie opent K+ stroomt neuron uit
Actiepotentiaal: als een impuls het neuronmembraan verstoort en poriën
openen
- Depolarisatie: Na+ porie opent en stroomt neuronmembraan binnen
- Repolarisatie: K+ porie opent en stroom neuronmembraan uit
- Hyperpolarisatie: einde repolarisatie tot rustpotentiaal, K+ ionen
verplaatsen zich trager dan Na+ ionen
- Refractaire fase: neuronmembraan is ongevoelig voor verdere
verstoringen en Na+ en K+ poriën zijn gesloten
Een impuls verspreidt zich op deze manier doorheen neuron tot synaps
1.1. De synaps
= de verbinding tussen 2 zenuwcellen, in de synaps treden de celwanden van
ieder neuron nauw met elkaar in verbinding, maar gaan niet in elkaar over
Blijven gescheiden door synaptische spleet (met de stof neurotransmitters)
NT’s worden uitgestort als een zenuwimpuls langs de vezel bij de synaps
toekomt
Wanneer synaptische spleet is opgevuld met NT’s kan de prikkel worden
doorgegeven naar de postsynaptische zenuwvezels (= neurotransmissie)
,1.1. De neurotransmissie
Componenten
Aanmaak of synthese van de neurotransmitter:
NT’s worden aangemaakt in het verdikte uiteinde van een neuron
Hiervoor zijn bouwstenen (grondstoffen) en enzymen nodig
Enzymen zorgen voor de omzetting van bouwstenen naar NT’s
Afgifte van neurotransmitters:
Wanneer een zenuwprikkel het uiteinde van het neuron bereikt, springen
blaasjes met NT’s open
De NT’s komen in de synaptische spleet terecht en bewegen naar de
volgende cel
Inactivering van de neurotransmitters:
Om snel opnieuw te functioneren, moet de neurotransmitter verwijderd
of gedeactiveerd worden. Dit gebeurt via:
- Heropname: de NT wordt terug opgenomen door het neuron
- Afbraak: enzymen breken de NT af, waarna de restproducten worden
verwijderd
Receptoren en effecten
Op de postsynaptische membraan bevinden zich receptoren die als een
slot functioneren
Een NT past hierop als een sleutel, waardoor:
- De zenuwprikkel wordt doorgegeven, of
- Andere effecten ontstaan, zoals spiercontractie of hormoonafgifte
Er bestaan verschillende typen receptoren voor dezelfde NT, met
uiteenlopende effecten
Medicatie kan aangrijpen op deze receptoren en zo het effect van NT’s
beïnvloeden
Belangrijkste neurotransmitters systemen
, Monoamines
Dopamine: betrokken bij energie, motivatie en controle
Tekort → Parkinson
Noradrenaline: energie en alertheid
Serotonine: reguleert stemming, slaap en eetlust
Onbalans → depressie, eetstoornissen, slaapproblemen
GABA (gamma-aminoboterzuur)
Belangrijkste inhibitorische (remmende) NT
Zorgt voor rust en stabiliteit
Tekort → angststoornissen, epilepsie
Acetylcholine
Belangrijk voor geheugen, denken en alertheid
Tekort → ziekte van Alzheimer
Glutamaat
Belangrijkste excitatorische (stimulerende) NT
Betrokken bij leren, geheugen en beweging
Overactiviteit → versneld afsterven van neuronen
Neuropeptiden
Grootste groep signaalmoleculen, veel groter dan klassieke NT’s
Rollen in o.a. geheugen, pijn, eetlust, verslaving, depressie en epilepsie
Verstoringen van neurotransmissie
Mogelijke verstoringen
Te veel of te weinig neurotransmitters opgeslagen
Overmatige of onvoldoende afgifte
Problemen met heropname → tekort bij volgende signaal
Te veel enzymen breken neurotransmitters voortijdig af
Receptoren worden bezet door andere moleculen
Neuron maakt te weinig of verkeerde receptoren aan
Oorzaken van verstoringen
1. Neurobiologische basisbegrippen
1.1. Het neuron / de zenuwcel
= de functionele basiseenheid van het centraal zenuwstelsel; het geleiden van
prikkels of impulsen (impulsen: bepaalde toestandsveranderingen van het
neuron die in het lichaam de betekenis hebben van een boodschap)
4 delen:
Het cellichaam (met celkern)
- Celkern waar de opgenomen
zuurstof wordt omgezet
Dendrieten
- Ontvangen boodschappen
vanuit andere neuronen
- Zijn kleine, rijk vertakte
uiteenlopers waarlangs het
neuron impulsen opvangt
vanuit een ander neuron of
receptor
Axon
- 1 axon per neuron
- Geleidt de impuls naar een volgend neuron of uitvoerend orgaan
- Kan tot 1m lang worden, met aan uiteinde eindknoopjes of -plaatjes
- Omgeven door myelineschede (vetachtig omhulsel) (met regelmatige
insnoeringen, de knopen van Ranvier)
- Sprongsgewijze of saltatorische prikkelgeleiding via myeline, is een
soort isolator waardoor prikkels sneller kunnen worden doorgegeven
Eindknoopjes of -plaatjes
,Impulsvorming:
Membraanpotentiaal: -70mV als spanningsverschil bij neuron in rust
- Wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van Na+ en K+ ionen
Impuls veroorzaakt verstoring in neuronmembraan:
- Na + porie opent Na+ stroomt in neuron
- Kort nadien K+ porie opent K+ stroomt neuron uit
Actiepotentiaal: als een impuls het neuronmembraan verstoort en poriën
openen
- Depolarisatie: Na+ porie opent en stroomt neuronmembraan binnen
- Repolarisatie: K+ porie opent en stroom neuronmembraan uit
- Hyperpolarisatie: einde repolarisatie tot rustpotentiaal, K+ ionen
verplaatsen zich trager dan Na+ ionen
- Refractaire fase: neuronmembraan is ongevoelig voor verdere
verstoringen en Na+ en K+ poriën zijn gesloten
Een impuls verspreidt zich op deze manier doorheen neuron tot synaps
1.1. De synaps
= de verbinding tussen 2 zenuwcellen, in de synaps treden de celwanden van
ieder neuron nauw met elkaar in verbinding, maar gaan niet in elkaar over
Blijven gescheiden door synaptische spleet (met de stof neurotransmitters)
NT’s worden uitgestort als een zenuwimpuls langs de vezel bij de synaps
toekomt
Wanneer synaptische spleet is opgevuld met NT’s kan de prikkel worden
doorgegeven naar de postsynaptische zenuwvezels (= neurotransmissie)
,1.1. De neurotransmissie
Componenten
Aanmaak of synthese van de neurotransmitter:
NT’s worden aangemaakt in het verdikte uiteinde van een neuron
Hiervoor zijn bouwstenen (grondstoffen) en enzymen nodig
Enzymen zorgen voor de omzetting van bouwstenen naar NT’s
Afgifte van neurotransmitters:
Wanneer een zenuwprikkel het uiteinde van het neuron bereikt, springen
blaasjes met NT’s open
De NT’s komen in de synaptische spleet terecht en bewegen naar de
volgende cel
Inactivering van de neurotransmitters:
Om snel opnieuw te functioneren, moet de neurotransmitter verwijderd
of gedeactiveerd worden. Dit gebeurt via:
- Heropname: de NT wordt terug opgenomen door het neuron
- Afbraak: enzymen breken de NT af, waarna de restproducten worden
verwijderd
Receptoren en effecten
Op de postsynaptische membraan bevinden zich receptoren die als een
slot functioneren
Een NT past hierop als een sleutel, waardoor:
- De zenuwprikkel wordt doorgegeven, of
- Andere effecten ontstaan, zoals spiercontractie of hormoonafgifte
Er bestaan verschillende typen receptoren voor dezelfde NT, met
uiteenlopende effecten
Medicatie kan aangrijpen op deze receptoren en zo het effect van NT’s
beïnvloeden
Belangrijkste neurotransmitters systemen
, Monoamines
Dopamine: betrokken bij energie, motivatie en controle
Tekort → Parkinson
Noradrenaline: energie en alertheid
Serotonine: reguleert stemming, slaap en eetlust
Onbalans → depressie, eetstoornissen, slaapproblemen
GABA (gamma-aminoboterzuur)
Belangrijkste inhibitorische (remmende) NT
Zorgt voor rust en stabiliteit
Tekort → angststoornissen, epilepsie
Acetylcholine
Belangrijk voor geheugen, denken en alertheid
Tekort → ziekte van Alzheimer
Glutamaat
Belangrijkste excitatorische (stimulerende) NT
Betrokken bij leren, geheugen en beweging
Overactiviteit → versneld afsterven van neuronen
Neuropeptiden
Grootste groep signaalmoleculen, veel groter dan klassieke NT’s
Rollen in o.a. geheugen, pijn, eetlust, verslaving, depressie en epilepsie
Verstoringen van neurotransmissie
Mogelijke verstoringen
Te veel of te weinig neurotransmitters opgeslagen
Overmatige of onvoldoende afgifte
Problemen met heropname → tekort bij volgende signaal
Te veel enzymen breken neurotransmitters voortijdig af
Receptoren worden bezet door andere moleculen
Neuron maakt te weinig of verkeerde receptoren aan
Oorzaken van verstoringen