Internationale Bedrijfsomgeving Deel 1: Internationaal Ondernemen
DEEL 1: INTERNATIONAAL ONDERNEMEN
2 begrippen
Internationaal ondernemen = de ontwikkeling van internationale economische activiteiten en/of
handelingen om zaken te doen met het buitenland via handel, het sluiten van internationale
samenwerkingsverbanden, uitbesteding van activiteiten, buitenlandse investeringen,…voor het
realiseren van o.a. loonkostvoordelen, schaalvoordelen, kennisverwerving e.a. synergiën
Globalisering = ver doorgedreven internationalisering met wereldwijde spreiding van arbeid,
kapitaal, kennis binnen ‘global value chains’ waardoor landsgrenzen steeds meer vervagen:
efficiëntie bevorderen (over verschillende werelddelen de goedkoopste optie kiezen)
Voor- en nadelen
Voordelen:
o Draagt bij aan hogere economische groei en welvaart; lagere prijzen wegens toename
concurrentie
o Deelt technologische en andere kennis
o Leidt tot wijd verspreide culturele integratie
Nadelen:
o Grotere kans op ondermijning van lonen in ontwikkelde landen
o Toename uitbuiting arbeiders in minder ontwikkelde landen
o Geeft multinationals veel macht
o Pandemieën ? Milieu ?
BNP: Som van alles wat er in een land wordt geproduceerd + inkomens uit buitenland.
Groene groei
Hypothetisch model van economische groei die op een duurzame manier wordt gerealiseerd:
o Kern van het concept is ontkoppeling van economische groei van grondstofgebruik en
negatieve gevolgen voor het milieu
o Zolang economische groei een hoofddoel van politiek en economisch handelen blijft, is
groene groei de enige manier om een vermindering van milieuvervuiling te bereiken
Welvaart (economie/geld) vs. welzijn (mensen/ontwikkeling)
Toenemende globalisatie
Externe redenen/factoren:
o Liberalisering van de markten onder invloed van WTO,… grenzen vervagen.
o Toenemende competitieve druk wereldwijd
o Nieuwe internationale communicatiemiddelen
o Verbeterd en sneller internationaal transport
o Meer gelijkende markten en homogene vraag
Stijgend BNP in opkomende groeilanden
Nieuwe tendensen
Lokalisering of relocatie:
o Productie keert terug naar locatie nabij afzetmarkt om zo beter/sneller in te spelen op steeds
veranderende behoeften van klanten
o Stijgende loon- en transportkosten
o Evolutie technieken zoals robotisering
Nearshoring = fabrieken dichterbij brengen i.p.v. naar verre (lage loonkost) locaties
,Internationale Bedrijfsomgeving Deel 1: Internationaal Ondernemen
Glokalisering
o Aanpassen van de globalisering aan de lokale en persoonlijke behoeften en gewoonten
Waarde creëren op zowel financieel als op sociaal/ecologisch vlak
Eind aan globalisering?
Geopolitiek = afsluiten van markten door invoerrechten/taksen (deglobalisatie)
Europese concurrentiekracht
Amerika en China meer geld om kmo’s te steunen <-> Europa minder financiële steun
Europa moet… (volgens rapport Drahgi):
o Veel meer geld steken in R&D
o Een betere interne markt creëren (nu meer landelijk dan Europees)
o Zorgen dat startups scale-ups kunnen maken (bureaucratie zorgt voor enorme vertraging)
o EU schulden laten maken (zelf geld lenen voor financieringen)
o Mededinging voeren vanuit overheid (industriepolitiek: kmo’s laten innoveren)
Hymereffect
Als je wilt internationaliseren, moet je een voordeel hebben t.o.v. lokale concurrentie = inspelen op
lokale vraag en geen globale aanpak gebruiken voor elk land
Groeilanden
BRICS-landen:
o Brazilië
o Rusland
o India
o China
o Zuid-Afrika
N11-landen:
o Bangladesh
o Egypte
o Filipijnen
o Indonesië
o Iran
o Mexico
o Nigeria
o Pakistan
o Turkije
o Vietnam
o Zuid-Korea
Meer dan helft van groei BNP komt van deze landen <-> aantal worden protectionistischer
Mate van globalisering
Economisch:
o Internationale handel en investeringen
o Handelsbelemmeringen (open relaties)
Sociaal:
, Internationale Bedrijfsomgeving Deel 1: Internationaal Ondernemen
o Informatiestromen o.a. via internet, telefoon
o Toerisme (open grenzen, cultuurwisseling)
o Overboekingen van geld naar buitenland (minder welvarende landen met cheques betalen,
strengere regels…)
Politiek:
o Aanwezigheid van internationale instellingen en organisaties zoals Europese instellingen,
NAVO…
Duurzaam ondernemen
Goede balans vinden tussen 3 pijlers voor alle betrokken stakeholders (aandeelhouders, klanten,
leveranciers, overheden, milieu- en sociale groeperingen, werknemers…)
People:
o Menselijke kant van ondernemen: loon, arbeidsrechten, omstandigheden, scholing,
diversiteit…
Planet:
o Efficiënt, zuinig en bewust omgaan met grondstoffen, energie, milieu en natuur
Profit:
o Winst maken voor continuering van onderneming, nieuwe investeringen, dividenduitkering,
sponsoring, goede doelenbeleid, ethische waarden…
Trade-off: investering van één pijler gaat ten kosten van andere
Duurzame producten/labels
Fair trade:
o Productieproces wordt gecontroleerd op origine en werkomstandigheden van grondstoffen
CEEP-CSR label:
o Europees duurzaamheidslabel m.b.t. mensenrechten, milieu, eerlijke handelspraktijken,
consumentenbelangen en arbeidsomstandigheden
OESO richtlijnen:
o 17 SDG’s (sustainable development goals)
ISO26000:
o Internationale richtlijnen m.b.t. MVO (kwaliteitsrichtlijn)
True pricing = hogere prijs door compenseren factoren die niet in acht genomen worden
Richtlijn is geen wet maar kan het wel worden
Voordelig buitenlands handelen (cluster)
Locatievoordelen:
o Factorcondities op thuismarkt: arbeid, kapitaal, infrastructuur, technologie…
Veeleisend (steeds meer/beter):
o Vraagcondities: koopkracht, buitenlandse concurrenten…
Competitie:
o Mate en aard van binnenlandse concurrentie en markt
Toeleveranciers:
o Aanwezigheid van voldoende toeleverende bedrijven
Motieven internationaliseren
Proactieve motieven:
DEEL 1: INTERNATIONAAL ONDERNEMEN
2 begrippen
Internationaal ondernemen = de ontwikkeling van internationale economische activiteiten en/of
handelingen om zaken te doen met het buitenland via handel, het sluiten van internationale
samenwerkingsverbanden, uitbesteding van activiteiten, buitenlandse investeringen,…voor het
realiseren van o.a. loonkostvoordelen, schaalvoordelen, kennisverwerving e.a. synergiën
Globalisering = ver doorgedreven internationalisering met wereldwijde spreiding van arbeid,
kapitaal, kennis binnen ‘global value chains’ waardoor landsgrenzen steeds meer vervagen:
efficiëntie bevorderen (over verschillende werelddelen de goedkoopste optie kiezen)
Voor- en nadelen
Voordelen:
o Draagt bij aan hogere economische groei en welvaart; lagere prijzen wegens toename
concurrentie
o Deelt technologische en andere kennis
o Leidt tot wijd verspreide culturele integratie
Nadelen:
o Grotere kans op ondermijning van lonen in ontwikkelde landen
o Toename uitbuiting arbeiders in minder ontwikkelde landen
o Geeft multinationals veel macht
o Pandemieën ? Milieu ?
BNP: Som van alles wat er in een land wordt geproduceerd + inkomens uit buitenland.
Groene groei
Hypothetisch model van economische groei die op een duurzame manier wordt gerealiseerd:
o Kern van het concept is ontkoppeling van economische groei van grondstofgebruik en
negatieve gevolgen voor het milieu
o Zolang economische groei een hoofddoel van politiek en economisch handelen blijft, is
groene groei de enige manier om een vermindering van milieuvervuiling te bereiken
Welvaart (economie/geld) vs. welzijn (mensen/ontwikkeling)
Toenemende globalisatie
Externe redenen/factoren:
o Liberalisering van de markten onder invloed van WTO,… grenzen vervagen.
o Toenemende competitieve druk wereldwijd
o Nieuwe internationale communicatiemiddelen
o Verbeterd en sneller internationaal transport
o Meer gelijkende markten en homogene vraag
Stijgend BNP in opkomende groeilanden
Nieuwe tendensen
Lokalisering of relocatie:
o Productie keert terug naar locatie nabij afzetmarkt om zo beter/sneller in te spelen op steeds
veranderende behoeften van klanten
o Stijgende loon- en transportkosten
o Evolutie technieken zoals robotisering
Nearshoring = fabrieken dichterbij brengen i.p.v. naar verre (lage loonkost) locaties
,Internationale Bedrijfsomgeving Deel 1: Internationaal Ondernemen
Glokalisering
o Aanpassen van de globalisering aan de lokale en persoonlijke behoeften en gewoonten
Waarde creëren op zowel financieel als op sociaal/ecologisch vlak
Eind aan globalisering?
Geopolitiek = afsluiten van markten door invoerrechten/taksen (deglobalisatie)
Europese concurrentiekracht
Amerika en China meer geld om kmo’s te steunen <-> Europa minder financiële steun
Europa moet… (volgens rapport Drahgi):
o Veel meer geld steken in R&D
o Een betere interne markt creëren (nu meer landelijk dan Europees)
o Zorgen dat startups scale-ups kunnen maken (bureaucratie zorgt voor enorme vertraging)
o EU schulden laten maken (zelf geld lenen voor financieringen)
o Mededinging voeren vanuit overheid (industriepolitiek: kmo’s laten innoveren)
Hymereffect
Als je wilt internationaliseren, moet je een voordeel hebben t.o.v. lokale concurrentie = inspelen op
lokale vraag en geen globale aanpak gebruiken voor elk land
Groeilanden
BRICS-landen:
o Brazilië
o Rusland
o India
o China
o Zuid-Afrika
N11-landen:
o Bangladesh
o Egypte
o Filipijnen
o Indonesië
o Iran
o Mexico
o Nigeria
o Pakistan
o Turkije
o Vietnam
o Zuid-Korea
Meer dan helft van groei BNP komt van deze landen <-> aantal worden protectionistischer
Mate van globalisering
Economisch:
o Internationale handel en investeringen
o Handelsbelemmeringen (open relaties)
Sociaal:
, Internationale Bedrijfsomgeving Deel 1: Internationaal Ondernemen
o Informatiestromen o.a. via internet, telefoon
o Toerisme (open grenzen, cultuurwisseling)
o Overboekingen van geld naar buitenland (minder welvarende landen met cheques betalen,
strengere regels…)
Politiek:
o Aanwezigheid van internationale instellingen en organisaties zoals Europese instellingen,
NAVO…
Duurzaam ondernemen
Goede balans vinden tussen 3 pijlers voor alle betrokken stakeholders (aandeelhouders, klanten,
leveranciers, overheden, milieu- en sociale groeperingen, werknemers…)
People:
o Menselijke kant van ondernemen: loon, arbeidsrechten, omstandigheden, scholing,
diversiteit…
Planet:
o Efficiënt, zuinig en bewust omgaan met grondstoffen, energie, milieu en natuur
Profit:
o Winst maken voor continuering van onderneming, nieuwe investeringen, dividenduitkering,
sponsoring, goede doelenbeleid, ethische waarden…
Trade-off: investering van één pijler gaat ten kosten van andere
Duurzame producten/labels
Fair trade:
o Productieproces wordt gecontroleerd op origine en werkomstandigheden van grondstoffen
CEEP-CSR label:
o Europees duurzaamheidslabel m.b.t. mensenrechten, milieu, eerlijke handelspraktijken,
consumentenbelangen en arbeidsomstandigheden
OESO richtlijnen:
o 17 SDG’s (sustainable development goals)
ISO26000:
o Internationale richtlijnen m.b.t. MVO (kwaliteitsrichtlijn)
True pricing = hogere prijs door compenseren factoren die niet in acht genomen worden
Richtlijn is geen wet maar kan het wel worden
Voordelig buitenlands handelen (cluster)
Locatievoordelen:
o Factorcondities op thuismarkt: arbeid, kapitaal, infrastructuur, technologie…
Veeleisend (steeds meer/beter):
o Vraagcondities: koopkracht, buitenlandse concurrenten…
Competitie:
o Mate en aard van binnenlandse concurrentie en markt
Toeleveranciers:
o Aanwezigheid van voldoende toeleverende bedrijven
Motieven internationaliseren
Proactieve motieven: