systeemtheorie

- erfelijke aanleg (nature): eigenschappen van iemand die door genetische aanleg zijn bepaald. Soms lijkt het ook een generatie over te slaan - sociale omgevingsfactoren (nuture): opvoeding en leefomstandigheden spelen belangrijke rol. Op alle terreinen komt de vraag bovendrijven hoe aangeboren aanleg en sociale omgeving zicht tot elkaar verhouden. Wat is aanleg wel gegeven is, komt soms niet of nauwelijks tot ontplooiing in een omgeving waarin dit nauwelijks aangemoedigd wordt - gewoonten en gebruiken: gewoonten en gebruiken worden binnen de persoonlijke omgang tussen ouders en kinderen overgedragen. Het gaat om dingen die 'wij' altijd zo doen, terwijl het in andere gezinnen heel anders gaat. Veel gewoonten worden door alle betrokkenen als waardevol beleefd. Maar kunnen ook als knellend ervaren worden. Wanneer iemand geconfronteerd wordt met heel andere gewoonten dan in het eigen gezin gelden, worden die niet zelden als raar of vreemd beleefd. - normen en waarden: impliciet en expliciet dragen families normen en waarden over het leven over aan hun kinderen en kleinkinderen. Deze worden door het gezin als volledig vanzelfsprekend ervaren.

gedrag wordt door zelfde gedrag gevolg