1.1 Functie van het immuunsysteem
Micro-organismen, virussen en vreemde stoffen kunnen je lichaam schade toebrengen of een
ziekte veroorzaken. Deze stoffen worden pathogenen genoemd.
Door ervoor te zorgen dat het lichaam niet beschadigd wordt door pathogenen, blijven de
omstandigheden in je lichaam constant (= homeostase).
Het immuunsysteem herkent dankzij antigenen pathogenen. Antigenen zijn meestal eiwitten,
polysachariden of glycoproteïnen. Ze bevinden zich aan de buitenzijde van het celmembraan. De
antigenen zelf kunnen we in twee groepen verdelen:
● Lichaamseigen antigenen: lichaamseigen cellen
● Vreemde antigenen: micro-organismen en virussen
1.2 Onderverdelen van het immuunsysteem
1.2.1 Een volwassen persoon heeft ongeveer 5 liter
bloed in het lichaam. Bloed wordt in de bloedvaten
door het hele lichaam getransporteerd en zorgt voor
het transport van stoffen. Het bestaat uit:
● Plasma (55%): Dat is het vloeibare gedeelte van het bloed, die uit opgeloste stoffen (=
eiwit fibrinogeen, hormonen, antilichamen) en ionen (= K⁺, Na⁺, Ca⁺) bestaat. Het bestaat
onder andere ook uit enzymen, vitaminen, voedingsstoffen en afvalstoffen.
● Bloedlichaampjes (45%): Dit zijn de vaste structuren in het bloed. Er zijn drie groepen
vast structuren:
Rode bloedcellen Witte bloedcellen Bloedplaatjes
Ontstaan In rode beenmerg In rode beenmerg In rode beenmerg
Kenmerk Geen celkern Celkern Geen celkern
Levensduur 120 dagen Een paar uur 10 dagen
Functie Celmembraan rond ziekteverwekkers en Bloedstolling
eiwit hemoglobine afvalstoffen
Aantal % 44% 1% 1%
, 1.2.2 Het lymfestelsel bestaat uit het lymfevatenstelsel en de lymfeorganen. Het heeft
verschillende functies:
➢ Een belangrijke rol bij de afweer tegen pathogenen
➢ Opruimen van afvalstoffen uit de weefsels
➢ Homeostase van het vochtgehalte in de weefsels
In het lymfevatenstelsel, dat bestaat uit lymfevaten en lymfecapillairen/ lymfehaarvaten, wordt
kleurloze lymfe vervoerd. Zo vormt het een open systeem:
● Lymfe: Deze lijkt op bloedplasma en ontstaat zo:
1) Ontstaan van weefselvocht
a) gevolg van bloeddruk
b) haarvaten: concentratie eiwitten ↗
2) Opname van weefselvocht
a) concentratieverschil: osmose
3) Opname resterend weefselvocht
a) in de lymfecapillairen
b) ontstaan van lymfe
● Lymfevaten: De lymfehaarvaten hebben geen verbinding met andere vaten, ze beginnen
tussen de cellen van de weefsels. De kleine lymfehaarvaten vloeien samen in grote vaten,
de lymfevaten. De lymfevaten komen steeds in nog grotere vaten, die uiteindelijk
uitmonden in een ader, dicht bij het hart. Hun doel is het constant houden van het
bloedvolume.
● Lymfeorganen:
○ Lymfatisch weefsel: Dit is een ophoping van
lymfocyten. Het komt voor op plaatsen waar
veel contact is met vreemde antigenen.
○ De lymfeknopen: Deze komen voor waar veel
lymfevaten samenkomen. Ze filteren en
zuiveren de lymfe voordat die het bloed bereikt.
○ De milt: Deze filteren en zuiveren het
bloed door de oude rode bloedcellen en
beschadigde en geïnfecteerde cellen uit het
bloed te halen.
○ De zwezerik of thymus: De thymus groeit mee tot in de puberteit en varieert dus
met de leeftijd. Vanaf de puberteit wordt het thymusweefsel vervangen door
vetweefsel. De thymus heeft een belangrijke rol in het immuunsysteem:
→ Voor de geboorte: geen lymfocyten tegen lichaamseigen antigenen
→ Na de geboorte: rijden van T-lymfocyten voor de specifieke afweer