11. Ademhaling.............................................................................................................................................. 2
11.1 Inleiding........................................................................................................................................................2
11.2 Luchtwegen en Longen.................................................................................................................................2
11.2.1 Luchtwegen...........................................................................................................................................2
11.2.2 Longen..................................................................................................................................................3
11.3 Ventilatie: mechanica van de ademhaling...................................................................................................4
11.3.1 Adembewegingen.................................................................................................................................4
11.3.2 Longvolumes.........................................................................................................................................5
11.3.3 Krachten die ventilatie bewerkstelligen...............................................................................................6
11.3.4 Ademarbeid..........................................................................................................................................9
11.3.5 Dynamische Longvolumes..................................................................................................................10
11.4 Gaswisseling en gastransport.....................................................................................................................10
11.4.1 Alveolaire ventilatie en dode ruimte..................................................................................................10
11.4.2 Diffusie.....................................................................................................................................................10
10.4.3 Longcirculatie......................................................................................................................................10
10.4.4 Gastransport.......................................................................................................................................11
11.4.5 Hypoventilatie en hyperventilatie......................................................................................................12
11.4.6 Ventilatie en perfusie verhouding......................................................................................................12
11.5 Regulatie van ademhaling..........................................................................................................................13
11.5.1 Onderdelen van regelsysteem............................................................................................................13
14.5.2 Regeling van pH door ventilatie.........................................................................................................14
Hoorcolleges: Respiratie.............................................................................................................................. 16
1
,11. Ademhaling
11.1 Inleiding
Lichaamscellen hebben energie nodig die vrij komt door verbranding van
glucose, vetten en eiwitten. Ademhaling begint bij de opname van O2 en verloopt
middels oxidatieve omzetting van voedingsstoffen in de cellen tot afgifte van
Co2. De hoofdfunctie van de ademhaling is de concentratie O2 en Co2
binnen bepaalde grenzen houden De ademhaling draagt bij aan het in
stand houden van het zuurbase-evenwicht in het interne milieu. Hier zijn de
luchtwegen, longen en circulatie betrokken.
11.2 Luchtwegen en Longen
Luchtwegen hebben verschillende functies:
1. Buizenstelsel voor transport
2. Lucht verwarmen
3. Lucht bevochtigen
4. Lucht reinigen
11.2.1 Luchtwegen
In de neusholte wordt het contactoppervlak
vergroot door de neusschelpen dit is bekleed met
neusslijmvlies dit is sterk doorbloed
(neusvliescellen en trilhaarcellen). Bovenin de
neusholte bevinden zich de reuk- en zintuigcellen:
die geuren waarnemen en hierdoor bijdragen aan de
smaaksensatie (bij verkoudheid proef je minder
doordat je niks ruikt).
Hierdoor is ademhalen via de neus wenselijk: bij
sporten en verkoudheid gebeurt het via de mond.
In de farynx komen de ademhaling en spijvertering
samen. Bij de Larynx scheiden deze wegen. Lucht
gaat verder via de trachea. Voedsel gaat via de
oesophagus waarbij de epiglottis dichtgaat en de
huig ook.
De stembanden worden in beweging gebracht door lucht. De spanning
en de trillingsfrequentie bepalen de hoogte van het stemgeluid.
Trachea
De wand is verstevigd met C-vormige kraakbeenringen, de opening licht
aan de achterzijde waardoor de oesophagus wat kan uitbreiden bij grote
voedselbrokken. Door contractie en relaxatie kan de diameter variëren, de
bekleding is met glad spierweefsel.
Bronchiën
Het einde van de trachea vertakt zich in de linker- en
rechterhoofdbronchus. De rechterhoofdbronchus komt uit in drie
bronchiën en drie longkwabben. De linker bronchus komt uit in twee
bronchiën en twee longkwabben: hierna vertakken ze zich nog 20
2
, keer.
Va
naf de achtste vertakking is de diameter
ongeveer 1mm. De grote bronchiën hebben
kraakbeen, de kleine niet. Vanaf de zeventiende
bronchie zitten er al alveoli bij.
De luchtwegen zijn bekleed met slijmvlies: dit
verwarmt en bevochtigt de lucht
Trilharen bewegen het slijm omhoog (rook
remt de trilhaarbeweging en irriteert
slijmvolgende cellen, op den duur kan dit
ontstekingen veroorzaken).
11.2.2 Longen
Alveoli
Aan het einde van de bronchiaal boom bevinden zich de alveoli: trosjes.
Naar schatting heeft een volwassen man 300 miljoen alveoli. Tussen de
naast elkaar liggende alveoli zijn kleine openingen: poriën van Kohn
waardoor de lucht van de ene naar de andere alveolus kan. Dit is
collaterale ventilatie.
Gaswisseling
De wand van de alveoli is dun en rijk aan capillairen door deze wand vindt
gaswisseling plaats tussen de lucht en de bloedbaan. Dit gebeurt middels
diffusie Van een gebied met een hoge druk naar een gebied met een
lage druk. Het grote oppervlak, de dunne wand en de kleine afstand
bevorderen de gaswisseling.
Surfactans
Een vloeistof zorgt voor oppervlakte spanning. Bij elke inademing moet
deze oppervlakte spanning worden overwonnen (denk aan een ballon
opblazen). Het stofje sufrcatans verlaagt deze oppervlakte spanning: er
is minder druk nodig om de alveoli uit te laten zetten.
Dit stofje zorgt voor betere rekbaarheid van de aleveoli. Dit wordt
aangegeven met de rekbaarheid of compliantie. Dit geeft aan hoeveel
drukverandering er nodig is om een volumeverandering tot stand te
brengen.
Compliantie = Verandering van volume of C=V
3