(RS1112-252611S) Open Universiteit – Schakelzone 2025
Inhoudsopgave
Module 1 – Aard en bronnen van internationaal recht........................................................................................2
Hoofdstuk 1......................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 2......................................................................................................................................................5
Hoofdstuk 5......................................................................................................................................................7
Hoofdstuk 13..................................................................................................................................................10
Module 2 – Rechtspersoonlijkheid; Staten en internationale organisaties........................................................11
Hoofdstuk 3....................................................................................................................................................11
Hoofdstuk 4....................................................................................................................................................13
Module 3 – Verdragenrecht...............................................................................................................................14
Hoofdstuk 6....................................................................................................................................................14
Module 4 – Jurisdictie en immuniteiten.............................................................................................................16
Hoofdstuk 8....................................................................................................................................................16
Module 5 – Staataansprakelijkheid....................................................................................................................19
Hoofdstuk 7....................................................................................................................................................19
Module 6 – Geschillenbeslechting en handhaving.............................................................................................22
Hoofdstuk 12..................................................................................................................................................22
Module 7 – Vrede en veiligheid in internationaal recht.....................................................................................25
Hoofdstuk 10..................................................................................................................................................26
1
,Module 1 – Aard en bronnen van internationaal recht
Leerdoelen:
1. Begrijpt de historische ontwikkeling van het internationaal recht
2. Heeft begrip en kennis van de concepten soevereiniteit, soevereine gelijkheid en het verbod
van interventie en kunt u deze begrippen identificeren als de kernconcepten van het
internationaal recht
3. Kan de basisprincipes van het internationaalrechtelijke stelsel herkennen en identificeren
Tip: je krijgt sowieso een vraag bij het tentamen over Vrede en veiligheid en staatsaansprakelijkheid >
zelfverdediging.
Tip: ICJ geeft weg dat het, het internationaal gerechtshof is.
Lezen: H1, H2, H5, H13.
Hoofdstuk 1
Internationaal recht is het geheel van afspraken tussen Staten en andere actoren, over onderwerpen
die grenzen overstijgen. Het regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale
gemeenschap en is gebaseerd op soevereine gelijkheid en instemming (consent) van Staten.
- Het is geen wereldregering, parlement of politie > het is een gefragmenteerd systeem.
- Het werkt omdat Staten toestemmen en zich (meestal) aan afspraken houden.
- Het regelt wie mag handelen en onder welke beperkingen.
- Internationaal recht is een soort grote set afspraken die landen overal ter wereld met elkaar
maken.
Uit het boek blijkt:
- Internationaal recht = recht
- De internationale gemeenschap = heterogeen. Geen centrale overheid of parlement. Staten
moeten onderhandelen en rekening houden met elkaars verschillen.
- Internationaal recht is vaak flexibel en vaag geformuleerd.
- Internationaal recht weerspiegelt de diversiteit en ongelijkheid tussen Staten.
- Internationaal recht en nationaal recht beïnvloeden elkaar.
Landen (staten) spreken met elkaar af hoe ze met bepaalde problemen omgaan en wat ze wel en niet
mogen doen. Vaak doen ze dit via verdragen.
Art. 38 zegt: het Hof beslist ruzies tussen landen volgens internationaal recht, en daarvoor gebruikt
het deze bronnen:
Rechtsbronnen internationaal recht (art. 38 Statuut IGH):
- Verdragen (bindende afspraken tussen Staten en IO’s).
- Internationaal gewoonterecht (ontstaat uit de consistente staatspraktijk en
rechtsovertuiging).
- Besluiten internationale organisaties (kunnen verplichtingen scheppen).
- Algemene rechtsbeginselen (basisregels die in de meeste rechtssystemen voorkomen).
Je hebt ook hulpmiddelen, zijn geen bronnen maar wel richtinggevend). Zijn bijvoorbeeld rechtspraak,
juridische literatuur, besluiten IO’s, eenzijdige handelingen en soft law.
Het Statuut van het Internationaal Gerechtshof is het gronddocument waarin de werking,
samenstelling en bevoegdheden van het Internationaal Gerechtshof (IGH) zijn vastgelegd.
- Het IGH is het hoofdgerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties (VN).
- Het is gevestigd in Den Haag.
2
, - Het behandelt geschillen tussen staten (dus niet tussen individuen) en geeft adviesadviezen
aan VN-organen.
Soft law: niet bindend, maar kan de praktijk wel beïnvloeden. Somt groeit het later uit tot een
gewoonterecht of verdrag.
Besluiten IO’s: gelden voor staten die partij zijn bij de organisatie, vaak opgericht door een verdrag
wat de eerste leden met elkaar hebben gesloten. Ze kunnen van grote invloed zijn op internationaal
recht.
Belangrijke begrippen:
- Soevereiniteit: Staten zijn de hoogste macht binnen hun eigen grondgebied (art. 2 lid 4 VN-
handvest).
- Territoriale integriteit: Staten hebben het recht om hun grenzen te behouden en te
beschermen.
- Non-interventie: Staten mogen zich niet bemoeien met interne aangelegenheden van andere
Staten.
- Soevereine gelijkheid: alle Staten zijn in beginsel juridisch gelijk.
Vrede van Westfalen (1648) was het startpunt van het internationaal recht. Het maakte een einde
dertigjarige oorlog en tachtigjarige oorlog). Hier werd vastgelegd dat Staten onafhankelijk en
gelijkwaardig zijn. Er ontstond een systeem van soevereine en gelijke Staten. Het ging om
territoriale integriteit en respect voor elkaars binnenlandse aangelegenheden. Sindsdien is de
internationale rechtsorde breder en zijn er meer actoren dan alleen Staten. Het is minder gericht op
alleen Europa. Niet alleen landen doen mee, maar ook organisaties en individuen spelen een rol.
In de 20e eeuw ontstond het beginsel van zelfbeschikking: het recht van volkeren om zelf hun
politieke lot te bepalen. Dit werd in 1945 vastgelegd in het VN-Handvest. In de 21 eeuw ontstonden
er internationale organisaties (IO’s).
Monistisch stelsel: verdragen gelden automatisch en hoeven niet worden omgezet. Internationaal en
nationaal recht zijn geïntegreerd. Beperkt de macht van Staten en beschermt ook individuen omdat
burgers zich direct kunnen beroepen op mensenrechten uit verdragen.
Dualistisch stelsel: verdragen werken pas na omzetting in nationale wetgeving. Internationaal en
nationaal recht zijn gescheiden. Staat blijft soeverein.
Nederland is gematigd monistisch, dit houdt in dat het internationaal recht automatisch geldt, maar
alleen als de bepaling rechtstreekse werking heeft (art. 93 Gw). Rechter mag dus eenieder
verbindende bepaling direct toepassen.
- Bepalingen van internationaal recht gaat boven de nationale wetten, zelfs boven de Gw (art.
94 Gw).
- Geen omzetting vereist, wel bekendmaking (art. 93 en 95 Gw).
Eenieder verbindend: regering kan hierover advies geven. Rechter zal kijken naar de bedoeling van
partijen bij een verdrag. Rechter maakt het eindoordeel. Het is belangrijk dat de regel voldoende
duidelijk is.
Formeel zijn de nationale en internationale rechtsorde gescheiden, beide hebben eigen organen (NL:
rechtbanken en hoven; internationaal: IGH, EHRM, ISH), maar toch vervaagt deze scheiding omdat:
- Internationaal recht richt zich ook op individuen (mensenrechten, strafrecht).
- Regelt onderwerpen die ook nationaal belangrijk zijn.
- Veel Staten laten internationaal recht direct doorwerken.
3