Nederlands samenvatting - hoofdstuk 1 - meer dan lezen
1.2 Uiteenzetting, betoog en beschouwing
● Uitzetting = bedoeld om lezen te informeren: een bepaald onderwerp wordt
objectief uitgewerkt. De auteur legt iets uit, beantwoordt een vraag, draagt
oplossingen aan voor een probleem of heeft ergens een historisch overzicht
van. Er staan veel feiten en voorbeelden en toelichtingen in. De
hoofdgedachte is vaak een constantering.
● Betoog = bedoeld om te overtuigen, de auteur wil dat de mensen een mening
over een bepaalde kwestie overnemen. De mening is de hoofdgedachte van
de tekst. De auteur geeft argumenten voor en standpunt of weerlegd
tegenargumenten die lezers zouden kunnen inbrengen. De auteur toont aan
dat die minder zwaar wegen dan de eigen argumenten.
● Beschouwing = bedoeld om te opionieren, de auteur wil dat de lezers zelf
nadenken zodat ze een mening kunnen vormen. De auteur geeft bijvoorbeeld
de voordelen van een verschijnsel, verschillende meningen van deskundigen
en betrokkenen over een kwestie, de oorzaken en gevolgen van een
probleem, verschillende oplossingen en de voordelen van die oplossingen. De
hoofdgedachte van beschouwen is vaak een formulering.
1.3 Interview
Bij een interview stelt een interviewer vragen aan de ander, die vragen meestal
samen met de deelonderwerpen die de interviewer wil bespreken.
● Letterlijke weergave > Eerst wordt de vraag genoteerd dan het antwoord.
Vette cursieve of anders gekleurde letters bij de vragen
● Verwerkte weergave -> de vragen en antwoorden worden tot 1 geheel
verwerkt in een artikel. Daarin geeft de interviewer de antwoorden als
‘gewonde’ lopende tekst weer. Alleen een uitspraak van een geïnterviewde
wordt geciteerd. Achtergrond: interviewer, aanleiding voor het interview,
stemming, plaats, moment.
1.4 Stappenplan lezen
● Oriënterend lezen > bepaal het onderwerp, lees de titel, bekijk afbeeldingen,
lees de eerste alinea’s
● Globaal lezen > vluchtig de tekst doorlezen, inleiding + slot vaststellen,
middenstuk in deelonderwerpen in te delen, opzoek naar kernzinnen
● Precies lezen -> aandachtig lezen van begin - eind, markeer signaalwoorden,
benoem deelonderwerpen, markeer functiewoorden.
● Analyse afronden -> noteer de vaste tekststructuur, markeer de
hoofdgedachte, tekstdoel noteren, tekstsoort noteren.
1.2 Uiteenzetting, betoog en beschouwing
● Uitzetting = bedoeld om lezen te informeren: een bepaald onderwerp wordt
objectief uitgewerkt. De auteur legt iets uit, beantwoordt een vraag, draagt
oplossingen aan voor een probleem of heeft ergens een historisch overzicht
van. Er staan veel feiten en voorbeelden en toelichtingen in. De
hoofdgedachte is vaak een constantering.
● Betoog = bedoeld om te overtuigen, de auteur wil dat de mensen een mening
over een bepaalde kwestie overnemen. De mening is de hoofdgedachte van
de tekst. De auteur geeft argumenten voor en standpunt of weerlegd
tegenargumenten die lezers zouden kunnen inbrengen. De auteur toont aan
dat die minder zwaar wegen dan de eigen argumenten.
● Beschouwing = bedoeld om te opionieren, de auteur wil dat de lezers zelf
nadenken zodat ze een mening kunnen vormen. De auteur geeft bijvoorbeeld
de voordelen van een verschijnsel, verschillende meningen van deskundigen
en betrokkenen over een kwestie, de oorzaken en gevolgen van een
probleem, verschillende oplossingen en de voordelen van die oplossingen. De
hoofdgedachte van beschouwen is vaak een formulering.
1.3 Interview
Bij een interview stelt een interviewer vragen aan de ander, die vragen meestal
samen met de deelonderwerpen die de interviewer wil bespreken.
● Letterlijke weergave > Eerst wordt de vraag genoteerd dan het antwoord.
Vette cursieve of anders gekleurde letters bij de vragen
● Verwerkte weergave -> de vragen en antwoorden worden tot 1 geheel
verwerkt in een artikel. Daarin geeft de interviewer de antwoorden als
‘gewonde’ lopende tekst weer. Alleen een uitspraak van een geïnterviewde
wordt geciteerd. Achtergrond: interviewer, aanleiding voor het interview,
stemming, plaats, moment.
1.4 Stappenplan lezen
● Oriënterend lezen > bepaal het onderwerp, lees de titel, bekijk afbeeldingen,
lees de eerste alinea’s
● Globaal lezen > vluchtig de tekst doorlezen, inleiding + slot vaststellen,
middenstuk in deelonderwerpen in te delen, opzoek naar kernzinnen
● Precies lezen -> aandachtig lezen van begin - eind, markeer signaalwoorden,
benoem deelonderwerpen, markeer functiewoorden.
● Analyse afronden -> noteer de vaste tekststructuur, markeer de
hoofdgedachte, tekstdoel noteren, tekstsoort noteren.