Didactische krachtlijnen
1. Betekenisvolle situaties
Waar nodig:
Breukbegrip
Kommagetallen
Kinderen moeten het verband leren zien tussen het leergebied wiskunde en de
realiteit waaruit de wiskunde groeit en waarop ze van toepassing is. Je gaat
situaties ‘verwiskundigen’.
Wiskundig denkproces:
s
e
a
itur
ly
/v
ng
b
d
m
z
p
k
w
h
c
o
2. Concreet – schematisch – abstract (CSA-model)
Waar nodig:
Talstelsels
Getal verzamelingen
Breukbegrip
Breuk als operator
Breuk als verhouding
Stambreuken
Breuken vereenvoudigen
Breuken vergelijken (gelijknamige en ongelijknamige breuken)
Procenten
Vermenigvuldigen en delen
Cijferen
2.1. Concreet
Je gaat werken met tastbare voorwerpen die ze gaan manipuleren (sorteren,
verplaatsen, ontdekken, …).
Materiaal bestaat uit natura
Verschillende materialen en voorbeelden, niet enkel met voedsel werken.
Soorten materiaal en voorbeelden:
Knoopjes
Eieren (1/12 van de eieren)
Lego
Pizza (1/10 van de pizza)
Materiaal staat in de plaats van een andere werkelijkheid
, Geleidelijk aan worden de concrete voostellingen naar meer gestructureerde
voorstellingen omgezet.
Je stelt de aantal koeien voor in blokjes.
Materiaal is gestructureerd rekenmateriaal
Speciaal voor inzicht te verwerven in specifieke leerinhouden.
Telraam volgens de vijfstructuur
Breukschijven
MAB-materiaal
2.2. Schematisch
De werkelijkheid wordt voorgesteld aan de hand van tekeningen, schema’s en
stappenplannen.
Getekend MAB-materiaal
Getalkaarten
Getallenas
Tabellen
Positietabel
2.3. Abstract
Zonder materiaal of schematische fase. Dit zijn de gewone oefeningen van
hoofdrekenen, oppervlakten, omtrekken, …
Aanbreng nieuwe
leerinhouden
abstract
schematisc
h
concreet
remediëre
n
3. Handelingsniveaus van Galperin
Waar nodig:
Breukbegrip
Breuk als operator
Vermenigvuldigen en delen
Cijferen
mentaal
verbaal
perceptueel
materieel
3.1. Materieel handelen (doen, tekenen, spreken)
Werken met concreet materiaal en ze verwoorden wat ze doen.
3.2. Perceptueel handelen (kijken, spreken)
1. Betekenisvolle situaties
Waar nodig:
Breukbegrip
Kommagetallen
Kinderen moeten het verband leren zien tussen het leergebied wiskunde en de
realiteit waaruit de wiskunde groeit en waarop ze van toepassing is. Je gaat
situaties ‘verwiskundigen’.
Wiskundig denkproces:
s
e
a
itur
ly
/v
ng
b
d
m
z
p
k
w
h
c
o
2. Concreet – schematisch – abstract (CSA-model)
Waar nodig:
Talstelsels
Getal verzamelingen
Breukbegrip
Breuk als operator
Breuk als verhouding
Stambreuken
Breuken vereenvoudigen
Breuken vergelijken (gelijknamige en ongelijknamige breuken)
Procenten
Vermenigvuldigen en delen
Cijferen
2.1. Concreet
Je gaat werken met tastbare voorwerpen die ze gaan manipuleren (sorteren,
verplaatsen, ontdekken, …).
Materiaal bestaat uit natura
Verschillende materialen en voorbeelden, niet enkel met voedsel werken.
Soorten materiaal en voorbeelden:
Knoopjes
Eieren (1/12 van de eieren)
Lego
Pizza (1/10 van de pizza)
Materiaal staat in de plaats van een andere werkelijkheid
, Geleidelijk aan worden de concrete voostellingen naar meer gestructureerde
voorstellingen omgezet.
Je stelt de aantal koeien voor in blokjes.
Materiaal is gestructureerd rekenmateriaal
Speciaal voor inzicht te verwerven in specifieke leerinhouden.
Telraam volgens de vijfstructuur
Breukschijven
MAB-materiaal
2.2. Schematisch
De werkelijkheid wordt voorgesteld aan de hand van tekeningen, schema’s en
stappenplannen.
Getekend MAB-materiaal
Getalkaarten
Getallenas
Tabellen
Positietabel
2.3. Abstract
Zonder materiaal of schematische fase. Dit zijn de gewone oefeningen van
hoofdrekenen, oppervlakten, omtrekken, …
Aanbreng nieuwe
leerinhouden
abstract
schematisc
h
concreet
remediëre
n
3. Handelingsniveaus van Galperin
Waar nodig:
Breukbegrip
Breuk als operator
Vermenigvuldigen en delen
Cijferen
mentaal
verbaal
perceptueel
materieel
3.1. Materieel handelen (doen, tekenen, spreken)
Werken met concreet materiaal en ze verwoorden wat ze doen.
3.2. Perceptueel handelen (kijken, spreken)