Hoofdstuk 1: fysiotherapie in relatie tot
het biopsychosociaal model
1.1 Modellen om het denken en handelen te
ondersteunen
1.1.1 Het biopsychosociaal model
de patiënt staat centraal, je werkt samen met de patiënt!
Psychologie= wetenschap over denkprocessen (denken, handelen en voelen)
Als je een letsel hebt, heeft dit een impact op jezelf, maar ook op de rest van het gezin (aanpassingen
en jouw gevoelens).
Het model geeft een volledigere beschrijving van de gezondheidsproblematiek (=goede evolutie).
1.1.2 International classification of functioning, disability and health
(ICF)
wordt vooral bij kine’s gebruikt.
Het sluit aan bij het biopsychosociaal model. De patiënt staat centraal en er wordt ook aandacht
besteed aan persoonlijke, contextuele en externe factoren.
Door het gebruiken van het ICF, stijgt het activatie- en het participatieniveau (activatie: hoe hard je
je patiënt aanzet om meet te doen, participatie= hoe hard de patiënt echt meedoet).
1.1.3 ABCD classificatie en het ICF
Aandacht voor de wederkering tussen lichaam en geest enorm veel lichamelijke klachten worden
gestuurd door ‘your mind’.
1.1.4 SORC-model
BELANGRIJK!
Stimulus organisme respons consequentie (=SORC)
Gezondheidsprobleem copingstrategie naar fysio zich beter voelen
• Stimulus: de ziekte, aandoening, prikkel die binnen komt in ons lichaam (kan ook inwendig
heel individueel) met SORC deze er uit halen (wat doet jou pijn?)
• Organisme= ons lichaam, de persoon
• Respons= wijze waarop de persoon reageert op zijn aandoening
• Consequentie= gevolg van de respons
- Positief: stijging respons (bv. bij goede punten ga je opnieuw je best doen in 2 e sem.)
- Negatief: daling respons
Het is belangrijk dat de patiënt een positieve ervaring heeft om terug te komen want je
herhaalt positief gedrag (is niet steeds constructief gedrag).
We maken steeds cirkels: een consequentie wordt een stimulus en zet weer van alles in gang.
1.2 Psychosociale factoren als voorloper en als gevolg
1.2.1 Psychosociale factoren als voorloper
Psychosociale factoren kunnen ziektes:
1
het biopsychosociaal model
1.1 Modellen om het denken en handelen te
ondersteunen
1.1.1 Het biopsychosociaal model
de patiënt staat centraal, je werkt samen met de patiënt!
Psychologie= wetenschap over denkprocessen (denken, handelen en voelen)
Als je een letsel hebt, heeft dit een impact op jezelf, maar ook op de rest van het gezin (aanpassingen
en jouw gevoelens).
Het model geeft een volledigere beschrijving van de gezondheidsproblematiek (=goede evolutie).
1.1.2 International classification of functioning, disability and health
(ICF)
wordt vooral bij kine’s gebruikt.
Het sluit aan bij het biopsychosociaal model. De patiënt staat centraal en er wordt ook aandacht
besteed aan persoonlijke, contextuele en externe factoren.
Door het gebruiken van het ICF, stijgt het activatie- en het participatieniveau (activatie: hoe hard je
je patiënt aanzet om meet te doen, participatie= hoe hard de patiënt echt meedoet).
1.1.3 ABCD classificatie en het ICF
Aandacht voor de wederkering tussen lichaam en geest enorm veel lichamelijke klachten worden
gestuurd door ‘your mind’.
1.1.4 SORC-model
BELANGRIJK!
Stimulus organisme respons consequentie (=SORC)
Gezondheidsprobleem copingstrategie naar fysio zich beter voelen
• Stimulus: de ziekte, aandoening, prikkel die binnen komt in ons lichaam (kan ook inwendig
heel individueel) met SORC deze er uit halen (wat doet jou pijn?)
• Organisme= ons lichaam, de persoon
• Respons= wijze waarop de persoon reageert op zijn aandoening
• Consequentie= gevolg van de respons
- Positief: stijging respons (bv. bij goede punten ga je opnieuw je best doen in 2 e sem.)
- Negatief: daling respons
Het is belangrijk dat de patiënt een positieve ervaring heeft om terug te komen want je
herhaalt positief gedrag (is niet steeds constructief gedrag).
We maken steeds cirkels: een consequentie wordt een stimulus en zet weer van alles in gang.
1.2 Psychosociale factoren als voorloper en als gevolg
1.2.1 Psychosociale factoren als voorloper
Psychosociale factoren kunnen ziektes:
1
