2.2.5 t/m 2.2.5.6
Jaarwinst = deel van de totale winst dat aan bepaald jaar kan worden
toegerekend. ⇒ som jaarwinsten is totale winst.
→ Balanscontinuïteit = ondernemingsvermogen begin jaar dient gelijk te zijn aan
het einde van het voorafgaande jaar.
Onttrekking aan onderneming geschiedt als er geen speciale regels gelden tegen waarde
economisch verkeer. Verschil tussen deze waarde en boekwaarde valt in de winst.
Als wetgever vindt dat belastingheffing te lang wordt uitgesteld, zijn er specifieke regels.
Jaarwinst wordt bepaald door:
● Goed koopmansgebruik (is een dynamisch begrip).
○ Realiteitszin:
- Geen willekeurige winstverschuivingen.
- Winst van wordt slechts beïnvloed door gebeurtenissen die betrekking
hebben op dat jaar.
- Rekening houden met de economische werkelijkheid.
- Niet in twijfel trekken wat zeker is en omgekeerd = Ongerealiseerde
nadelen niet in aanmerking mogen worden genomen als de
ongerealiseerde voordelen niet in aanmerking worden genomen.
○ Voorzichtigheid:
- Geen winst nemen zonder dat dit met redelijke zekerheid vaststaat
(verliezen nemen wanneer ze worden onderkent).
- Rekening houden met continuïteit van de onderneming.
○ Eenvoud
- Stelsel moet praktisch uitvoerbaar zijn.
- Eisen van manier van winstbepaling hangt af van de omvang van de
onderneming.
● Bestendige gedragslijn: stelsel niet jaarlijks wisselen en als je wisselt moet het in
overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik, en mag het niet gericht zijn op
een incidenteel fiscaal voordeel.
- Foutenleer: van een fout stelsel naar een goed stelsel.
- Wel winstcorrectie met terugwerkende kracht.
● Onafhankelijk van de uitkomst
Realiteitsbeginsel = opbrengsten moeten in aanmerking worden genomen in het jaar waarin
de vordering ontstaat en de onderneming moet een prestatie leveren.
Matchingbeginsel = kosten in aanmerking nemen in het jaar wanneer de opbrengsten tot de
winst worden gerekend.
Bedrijfsmiddelen= bestemd voor duurzaam gebruik in de onderneming.
Waardering bedrijfsmiddel:
● Kostprijs: met de aankoop gemoeide kosten, kosten van werkzaamheden,
financieringskosten, constante deel algemene kosten.
- Na ingebruikneming: onderscheid onderhoud en verbetering, want onderhoud
komt direct ten laste van de winst, verbetering wordt geactiveerd en
, afgeschreven.
- Op de kostprijs wordt afgeschreven (degressief alleen als de nutsprestaties
sneller dalen.
- Afschrijving wordt eerst bepaald door goed koopmansgebruik. Er wordt ten
hoogste afgeschreven tot de bodemwaarde,
● Lagere bedrijfswaarde; bijv bij miskoop of sterke daling in de vraag naar een product.
- Kan wel lager dan bodemwaarde.
Voorraad = aanwezig als bestemd voor de omzet van de onderneming.
Waardering voorraad:
● Kostprijs: niet de financieringskosten en het constante deel van de algemene kosten.
● Lagere marktwaarde: prijs op de gebruikelijke inkoopmarkt.
Substanialische voorraadwaardering leidt tot uitstel heffing, maar niet afstel.
Ijzeren-voorraadstelsel = in kader jaarwinstbepaling rekent in goederen.
- IJzeren voorraad = altijd nodig voor productieproces.
- IJzeren prijs = fiscale boekwaarde voorraad.
- Mancoreserve = bedrag wat nodig is om voorraad aan te vullen.
Onderhanden werk = betreft productie in opdracht of bestellingen.
● Waardering: tegen evenredig deel van de vergoeding. Inclusief alle kosten en
evenredig deel van de winst. Bij verlies wordt er rekening mee gehouden.
Waardering effecten:
- Kostprijs
- Beurskoers
- Kostprijs dan wel lagere beurskoers
Schuld = een juridisch afdwingbare verplichting.
● Waardering schulden: tegen nominale waarde. Tenzij er een aanzienlijk verschil
(10%) is met de contante waarde.
● Is er een schuld en vordering in dezelfde vreemde valuta en de koers stijgt, mag er
geen verlies worden opgenomen, want er wordt gecompenseerd.
Voorzieningen= bedrag ten laste van de winst brengen dat pas in de toekomst wordt
uitgegeven.
Baksteen arrest: 3 voorwaarden:
- Toekomstige uitgaven vinden hun oorsprong in feiten die zich voorafgaande aan de
balansdatum hebben voorgedaan = oorsprongsvereiste.
- Ook overigens kunnen de uitgaven aan die periode worden toegerekend =
toerekeningsvereiste.
- Er is een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich zullen voordoen =
redelijkekansvoorwaarde.
2.2.6 t/m 2.2.6.4
Fiscale reserves zijn :
● Reserve tot gelijkmatige verdeling kosten en lasten (egalisatiereserve) 3.53 IB
Jaarwinst = deel van de totale winst dat aan bepaald jaar kan worden
toegerekend. ⇒ som jaarwinsten is totale winst.
→ Balanscontinuïteit = ondernemingsvermogen begin jaar dient gelijk te zijn aan
het einde van het voorafgaande jaar.
Onttrekking aan onderneming geschiedt als er geen speciale regels gelden tegen waarde
economisch verkeer. Verschil tussen deze waarde en boekwaarde valt in de winst.
Als wetgever vindt dat belastingheffing te lang wordt uitgesteld, zijn er specifieke regels.
Jaarwinst wordt bepaald door:
● Goed koopmansgebruik (is een dynamisch begrip).
○ Realiteitszin:
- Geen willekeurige winstverschuivingen.
- Winst van wordt slechts beïnvloed door gebeurtenissen die betrekking
hebben op dat jaar.
- Rekening houden met de economische werkelijkheid.
- Niet in twijfel trekken wat zeker is en omgekeerd = Ongerealiseerde
nadelen niet in aanmerking mogen worden genomen als de
ongerealiseerde voordelen niet in aanmerking worden genomen.
○ Voorzichtigheid:
- Geen winst nemen zonder dat dit met redelijke zekerheid vaststaat
(verliezen nemen wanneer ze worden onderkent).
- Rekening houden met continuïteit van de onderneming.
○ Eenvoud
- Stelsel moet praktisch uitvoerbaar zijn.
- Eisen van manier van winstbepaling hangt af van de omvang van de
onderneming.
● Bestendige gedragslijn: stelsel niet jaarlijks wisselen en als je wisselt moet het in
overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik, en mag het niet gericht zijn op
een incidenteel fiscaal voordeel.
- Foutenleer: van een fout stelsel naar een goed stelsel.
- Wel winstcorrectie met terugwerkende kracht.
● Onafhankelijk van de uitkomst
Realiteitsbeginsel = opbrengsten moeten in aanmerking worden genomen in het jaar waarin
de vordering ontstaat en de onderneming moet een prestatie leveren.
Matchingbeginsel = kosten in aanmerking nemen in het jaar wanneer de opbrengsten tot de
winst worden gerekend.
Bedrijfsmiddelen= bestemd voor duurzaam gebruik in de onderneming.
Waardering bedrijfsmiddel:
● Kostprijs: met de aankoop gemoeide kosten, kosten van werkzaamheden,
financieringskosten, constante deel algemene kosten.
- Na ingebruikneming: onderscheid onderhoud en verbetering, want onderhoud
komt direct ten laste van de winst, verbetering wordt geactiveerd en
, afgeschreven.
- Op de kostprijs wordt afgeschreven (degressief alleen als de nutsprestaties
sneller dalen.
- Afschrijving wordt eerst bepaald door goed koopmansgebruik. Er wordt ten
hoogste afgeschreven tot de bodemwaarde,
● Lagere bedrijfswaarde; bijv bij miskoop of sterke daling in de vraag naar een product.
- Kan wel lager dan bodemwaarde.
Voorraad = aanwezig als bestemd voor de omzet van de onderneming.
Waardering voorraad:
● Kostprijs: niet de financieringskosten en het constante deel van de algemene kosten.
● Lagere marktwaarde: prijs op de gebruikelijke inkoopmarkt.
Substanialische voorraadwaardering leidt tot uitstel heffing, maar niet afstel.
Ijzeren-voorraadstelsel = in kader jaarwinstbepaling rekent in goederen.
- IJzeren voorraad = altijd nodig voor productieproces.
- IJzeren prijs = fiscale boekwaarde voorraad.
- Mancoreserve = bedrag wat nodig is om voorraad aan te vullen.
Onderhanden werk = betreft productie in opdracht of bestellingen.
● Waardering: tegen evenredig deel van de vergoeding. Inclusief alle kosten en
evenredig deel van de winst. Bij verlies wordt er rekening mee gehouden.
Waardering effecten:
- Kostprijs
- Beurskoers
- Kostprijs dan wel lagere beurskoers
Schuld = een juridisch afdwingbare verplichting.
● Waardering schulden: tegen nominale waarde. Tenzij er een aanzienlijk verschil
(10%) is met de contante waarde.
● Is er een schuld en vordering in dezelfde vreemde valuta en de koers stijgt, mag er
geen verlies worden opgenomen, want er wordt gecompenseerd.
Voorzieningen= bedrag ten laste van de winst brengen dat pas in de toekomst wordt
uitgegeven.
Baksteen arrest: 3 voorwaarden:
- Toekomstige uitgaven vinden hun oorsprong in feiten die zich voorafgaande aan de
balansdatum hebben voorgedaan = oorsprongsvereiste.
- Ook overigens kunnen de uitgaven aan die periode worden toegerekend =
toerekeningsvereiste.
- Er is een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven zich zullen voordoen =
redelijkekansvoorwaarde.
2.2.6 t/m 2.2.6.4
Fiscale reserves zijn :
● Reserve tot gelijkmatige verdeling kosten en lasten (egalisatiereserve) 3.53 IB
