Signalen en signaaltransductie H4
Signaal wordt gevormd (extern of intern) en herkend door receptor (proteïne of pigment) in de plant
transductie (omzetting) genexpressie via secundaire messengers (planthormonen) of eiwitactiviteit plant
creëert respons vb. afbuiging naar licht: ene zijde groeit sneller dan de andere.
Tijdelijke en ruimtelijke aspecten van signaling
Heel snel (elektrochemische respons vb. sluiten van venus flytrap) of traag (tijdens ontwikkeling vb.
weggroeien van wind).
Celautonome respons: huidmondjes openen (= respons op dezelfde plaats als opgevangen signaal) en
niet-celautonome respons: meer huidmondjes vormen bij nieuwe blaadjes ( = respons in distale cel).
Signaalperceptie en amplificatie
Initiële stimulus opgevangen door receptor en via intermediaire processen verzonden naar sites waar
fysiologische respons optreed. Stimulus kan afkomstig zijn van ontwikkeling of het extern milieu.
Signal attenuation = vorm van feedback, zodat receptor signaal ontvangt van geactiveerde respons.
receptor terug gevoelig voor nieuw signaal.
Receptoren komen overal voor in de cel:
plasmamembraan, cytosol, endomembraan systeem of nucleus.
Bacterieel-gelijkende receptoren: mechanisch (MscS) in
plasmamembraan en chloroplast enveloppe zodat cel kan
zwellen/krimpen afhankelijk van de druk, twee component:
receptoren voor ethyleen en cytokinine, fotoreceptoren:
chryptochromen, zien licht als signaal voor stengel elongatie, blad
uitbreiding, fotoperiodische bloei en circadiaanse klok.
Dier of fungi gelijkende receptoren: F-box proteïnen (jasmonaat
en auxine, in cytosol en nucleus).
Receptor kinases: receptoreiwit, doet signaaltransductie via
fosforylatie (bij Brassinosteroïden en RLK’s = receptor-like
serine/threonine kinases, waarbij serine/threonine afhankelijk is van
welke gefosforyleerd wordt).
Amplificatie is noodzakelijk:
Signalen reizen lang in eukaryote cellen: van plasmamembraan tot nucleus.
Lage concentratie signaalmoleculen en signalen dunnen uit: versterken via fosforlatiecascades of secundaire
messengers.
Signaal wordt gevormd (extern of intern) en herkend door receptor (proteïne of pigment) in de plant
transductie (omzetting) genexpressie via secundaire messengers (planthormonen) of eiwitactiviteit plant
creëert respons vb. afbuiging naar licht: ene zijde groeit sneller dan de andere.
Tijdelijke en ruimtelijke aspecten van signaling
Heel snel (elektrochemische respons vb. sluiten van venus flytrap) of traag (tijdens ontwikkeling vb.
weggroeien van wind).
Celautonome respons: huidmondjes openen (= respons op dezelfde plaats als opgevangen signaal) en
niet-celautonome respons: meer huidmondjes vormen bij nieuwe blaadjes ( = respons in distale cel).
Signaalperceptie en amplificatie
Initiële stimulus opgevangen door receptor en via intermediaire processen verzonden naar sites waar
fysiologische respons optreed. Stimulus kan afkomstig zijn van ontwikkeling of het extern milieu.
Signal attenuation = vorm van feedback, zodat receptor signaal ontvangt van geactiveerde respons.
receptor terug gevoelig voor nieuw signaal.
Receptoren komen overal voor in de cel:
plasmamembraan, cytosol, endomembraan systeem of nucleus.
Bacterieel-gelijkende receptoren: mechanisch (MscS) in
plasmamembraan en chloroplast enveloppe zodat cel kan
zwellen/krimpen afhankelijk van de druk, twee component:
receptoren voor ethyleen en cytokinine, fotoreceptoren:
chryptochromen, zien licht als signaal voor stengel elongatie, blad
uitbreiding, fotoperiodische bloei en circadiaanse klok.
Dier of fungi gelijkende receptoren: F-box proteïnen (jasmonaat
en auxine, in cytosol en nucleus).
Receptor kinases: receptoreiwit, doet signaaltransductie via
fosforylatie (bij Brassinosteroïden en RLK’s = receptor-like
serine/threonine kinases, waarbij serine/threonine afhankelijk is van
welke gefosforyleerd wordt).
Amplificatie is noodzakelijk:
Signalen reizen lang in eukaryote cellen: van plasmamembraan tot nucleus.
Lage concentratie signaalmoleculen en signalen dunnen uit: versterken via fosforlatiecascades of secundaire
messengers.