Bedrijfseconomie
Consumentengedrag:
• Wet van afnemend grensnut: bv 1 pintje smaakt en heeft dus ‘groot’ grensnut. Hoe meer pintjes je drinkt, hoe minder
nut het heeft. Na 10 pintjes heb je in principe geen behoefte meer aan nog meer glazen maar je blijft nemen.
• De vraagfunctie: als de prijs hoog is→ daling van vraag / prijs laag→ stijging vraag behalve luxe producten: hier
geldt eerder hoe duurder hoe meer vraag want is prestigieuzer
• De aanbodfunctie: een reeks van hoeveelheid producten of diensten die een verkoper gedurende een bepaalde
tijd bereid is te verkopen tegen een reeks van prijzen.
• Marktevenwicht: evenwichtsprijs → vraag = aanbod
• Vraagoverschot: vraag is groter dan aanbod Prijs laten stijgen
• Aanbodoverschot: aanbod groter dan vraag Prijs laten dalen
Producentengedrag:
• productiefactoren:
o natuur (natuurlijke rijkdommen, mijnen, olie,…)
o arbeid (loonkost ligt te hoog,…)
o kapitaal (machines, infrastructuur,…)
• Wet van de toe- en afnemende meeropbrengst:
Komt erop neer dat te veel arbeiders ook niet altijd goed is… grafiek toont aan dat de er meer maaltijden worden
geproduceerd tot 6 arbeiders, vanaf 7 arbeiders daalt de productie en is er dus geen meeropbrengst… M.a.w.
betaald men meer arbeiders dan nodig en daalt de productiviteit… Bv: een groepswerk… met 2 gaat het traag,
met 4 gaat het beter, met 5 is het goed maar vanaf 6 gaat het terug trager…
1
, Full costing:
• directe methode:
o Alle indirecte kosten rechtstreeks toegewezen aan kostendragers via verdeelsleutels
• Step-methode:
o Stap 1 → fixed charges toegewezen op basis van oppervlakte naar service & profit centers
o Stap 2 → undistributed operating expenses toewijzen naar de kostenplaatsen
▪ !! → methode zonder terugrekening
▪ Altijd naar vorige zien…
Voordelen:
• prijszetting
• marketingstrategie
• expansie
• herstructurering
• inzicht in rentabiliteit
Nadelen:
• keuze verdeelsleutels?
• kostprijs per verhuurde of beschikbare kamer?
2
Consumentengedrag:
• Wet van afnemend grensnut: bv 1 pintje smaakt en heeft dus ‘groot’ grensnut. Hoe meer pintjes je drinkt, hoe minder
nut het heeft. Na 10 pintjes heb je in principe geen behoefte meer aan nog meer glazen maar je blijft nemen.
• De vraagfunctie: als de prijs hoog is→ daling van vraag / prijs laag→ stijging vraag behalve luxe producten: hier
geldt eerder hoe duurder hoe meer vraag want is prestigieuzer
• De aanbodfunctie: een reeks van hoeveelheid producten of diensten die een verkoper gedurende een bepaalde
tijd bereid is te verkopen tegen een reeks van prijzen.
• Marktevenwicht: evenwichtsprijs → vraag = aanbod
• Vraagoverschot: vraag is groter dan aanbod Prijs laten stijgen
• Aanbodoverschot: aanbod groter dan vraag Prijs laten dalen
Producentengedrag:
• productiefactoren:
o natuur (natuurlijke rijkdommen, mijnen, olie,…)
o arbeid (loonkost ligt te hoog,…)
o kapitaal (machines, infrastructuur,…)
• Wet van de toe- en afnemende meeropbrengst:
Komt erop neer dat te veel arbeiders ook niet altijd goed is… grafiek toont aan dat de er meer maaltijden worden
geproduceerd tot 6 arbeiders, vanaf 7 arbeiders daalt de productie en is er dus geen meeropbrengst… M.a.w.
betaald men meer arbeiders dan nodig en daalt de productiviteit… Bv: een groepswerk… met 2 gaat het traag,
met 4 gaat het beter, met 5 is het goed maar vanaf 6 gaat het terug trager…
1
, Full costing:
• directe methode:
o Alle indirecte kosten rechtstreeks toegewezen aan kostendragers via verdeelsleutels
• Step-methode:
o Stap 1 → fixed charges toegewezen op basis van oppervlakte naar service & profit centers
o Stap 2 → undistributed operating expenses toewijzen naar de kostenplaatsen
▪ !! → methode zonder terugrekening
▪ Altijd naar vorige zien…
Voordelen:
• prijszetting
• marketingstrategie
• expansie
• herstructurering
• inzicht in rentabiliteit
Nadelen:
• keuze verdeelsleutels?
• kostprijs per verhuurde of beschikbare kamer?
2