KLC
Hoofdstuk 1: visies op onderwijs
1. Inleiding
‘wat is goed onderwijs?’ ‘wat is kenmerkend voor goed onderwijs?’ ‘waar streef je naar als
leerkracht?’
1.1. Onze focus
Vragen die je stelt bij de focus:
• Wanneer heb je las leerkracht het gevoel dat je klas goed draait, dat je de
kinderen geeft wat ze nodig hebben om goed te ontwikkelen?
• Waaraan kan je zien dat je inzet en zorg om er het beste van te maken
vruchten zullen afwerpen?
• Wanneer kan je er gerust in zijn?
1.2. Zone naaste ontwikkeling
Begrip ‘zone naaste ontwikkeling’:
Oefeningen geven dat juist te moeilijk zijn voor de kinderen waardoor ze iets leren
met jou uitleg.
Verband zone naaste ontwikkeling en betrokkenheid:
het is je taak als leerkracht om kinderen uit te dagen, je daagt ze uit door kinderen te
laten werken in de zone van de naaste ontwikkeling. Als je kinderen betrokken zijn,
dan weet je dat je werkt in de zone van de naaste ontwikkeling.
Je moet je leerlingen uitdagen, wat kunnen ze en wat kunnen ze nog niet. Hun
welbevinden is heel belangrijk, voelen ze zich goed in de klas of niet. Je moet met
passie voor de klas staan. En je moet betrokken zijn in hun leventjes.
Een goede leerkracht: een goede leerkracht is iemand die zorgt voor afwisseling
tussen lessen. Van een wiskunde es naar een tussendoortje. Uitleggen is heel
belangrijk. Wanneer een leerkracht ziet of iemand niet mee is met de leerstof.
2. Visie: krachtige leeromgeving
, KLC
3. Visie: ervaringsgericht kijken naar onderwijs
3.1. Aanpak
Een leerkracht moet een krachtige leeromgeving realiseren met een welbepaalde
aanpak:
• Pedagogische aanpak
• Didactische aanpak
De hoe-vraag staat hier centraal:
• Hoe moet de leerkracht te werk gaan?
• Welke aanpak en didactiek stelt men voorop en hoe zit het met de realisatie
ervan?
3.2. Effect
Door het opzetten van een krachtige leeromgeving treedt er een verandering op in de
compensaties van de leerlingen. Een leerkracht moet effecten streven.
3.3. Proces
Focussen op het proces:
Zich helemaal in het kind verplaatsen en tot zich laten doordringen ‘wat voor een
ervaring het is’ om in deze klas te vertoeven.
AANPAK: ‘wat je erin stopt’
EFFECT: ‘wat eruit komt’
PROCES: ‘wat zich daartussen afspeelt’
Welbevinden is zichzelf kunnen zijn, genieten,… Welbevinden ontstaat door:
• Wanneer de situatie tegemoet komt aan de hand van basisbehoeften
• Wanneer het kind beschikt over een positief zelfbeeld
• Wanneer het kind in voeling is met zichzelf
Betrokkenheid is de intensiteit van de activiteit, de concentratie, tijd vergeten,
plezier beleven,… Betrokkenheid ontstaat door:
• Omdat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het behoeftepatroon
van het kind
, KLC
• Omdat het kind zich aan de grens van zijn mogelijkheden beweegt
Betrokkenheid geeft ons een eenvoudig en sluitend criterium voor kwaliteitsvol leren.
Grens van je mogelijkheden:
4. Visie: talentgericht kijken naar onderwijs
Betrokkenheid verwijst naar er ‘zin’ in hebben:
Signalen dat er talentkiemen aanwezig zijn die wachten om tot ontwikkeling te
worden gebracht in de juiste leeromgeving.
4.1. Wat is talent
Talentontwikkeling:
Het op gong brengen van een positieve dynamiek, die het beste uit elk kind naar
boven haalt en hem doet groeien en ontwikkelen.
Talent is:
• NIET zeer uitzonderlijke prestaties op een bepaald domein (=mattheuseffect)
• Wel zin hebben om iets te doen
Talent is niet: Talent is:
-op zoek naar wie is de -op zoek naar wat prikkelt
beste -accent op prestaties, het kind
dit kan het kind goed
-accent op kracht om
-terugblikken naar de ergens voor te gaan, dit
reeds afgelegde weg kind doet dit graag
-vooruitblikken op
mogelijkheden dit kind kan
dat worden
Hoofdstuk 1: visies op onderwijs
1. Inleiding
‘wat is goed onderwijs?’ ‘wat is kenmerkend voor goed onderwijs?’ ‘waar streef je naar als
leerkracht?’
1.1. Onze focus
Vragen die je stelt bij de focus:
• Wanneer heb je las leerkracht het gevoel dat je klas goed draait, dat je de
kinderen geeft wat ze nodig hebben om goed te ontwikkelen?
• Waaraan kan je zien dat je inzet en zorg om er het beste van te maken
vruchten zullen afwerpen?
• Wanneer kan je er gerust in zijn?
1.2. Zone naaste ontwikkeling
Begrip ‘zone naaste ontwikkeling’:
Oefeningen geven dat juist te moeilijk zijn voor de kinderen waardoor ze iets leren
met jou uitleg.
Verband zone naaste ontwikkeling en betrokkenheid:
het is je taak als leerkracht om kinderen uit te dagen, je daagt ze uit door kinderen te
laten werken in de zone van de naaste ontwikkeling. Als je kinderen betrokken zijn,
dan weet je dat je werkt in de zone van de naaste ontwikkeling.
Je moet je leerlingen uitdagen, wat kunnen ze en wat kunnen ze nog niet. Hun
welbevinden is heel belangrijk, voelen ze zich goed in de klas of niet. Je moet met
passie voor de klas staan. En je moet betrokken zijn in hun leventjes.
Een goede leerkracht: een goede leerkracht is iemand die zorgt voor afwisseling
tussen lessen. Van een wiskunde es naar een tussendoortje. Uitleggen is heel
belangrijk. Wanneer een leerkracht ziet of iemand niet mee is met de leerstof.
2. Visie: krachtige leeromgeving
, KLC
3. Visie: ervaringsgericht kijken naar onderwijs
3.1. Aanpak
Een leerkracht moet een krachtige leeromgeving realiseren met een welbepaalde
aanpak:
• Pedagogische aanpak
• Didactische aanpak
De hoe-vraag staat hier centraal:
• Hoe moet de leerkracht te werk gaan?
• Welke aanpak en didactiek stelt men voorop en hoe zit het met de realisatie
ervan?
3.2. Effect
Door het opzetten van een krachtige leeromgeving treedt er een verandering op in de
compensaties van de leerlingen. Een leerkracht moet effecten streven.
3.3. Proces
Focussen op het proces:
Zich helemaal in het kind verplaatsen en tot zich laten doordringen ‘wat voor een
ervaring het is’ om in deze klas te vertoeven.
AANPAK: ‘wat je erin stopt’
EFFECT: ‘wat eruit komt’
PROCES: ‘wat zich daartussen afspeelt’
Welbevinden is zichzelf kunnen zijn, genieten,… Welbevinden ontstaat door:
• Wanneer de situatie tegemoet komt aan de hand van basisbehoeften
• Wanneer het kind beschikt over een positief zelfbeeld
• Wanneer het kind in voeling is met zichzelf
Betrokkenheid is de intensiteit van de activiteit, de concentratie, tijd vergeten,
plezier beleven,… Betrokkenheid ontstaat door:
• Omdat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het behoeftepatroon
van het kind
, KLC
• Omdat het kind zich aan de grens van zijn mogelijkheden beweegt
Betrokkenheid geeft ons een eenvoudig en sluitend criterium voor kwaliteitsvol leren.
Grens van je mogelijkheden:
4. Visie: talentgericht kijken naar onderwijs
Betrokkenheid verwijst naar er ‘zin’ in hebben:
Signalen dat er talentkiemen aanwezig zijn die wachten om tot ontwikkeling te
worden gebracht in de juiste leeromgeving.
4.1. Wat is talent
Talentontwikkeling:
Het op gong brengen van een positieve dynamiek, die het beste uit elk kind naar
boven haalt en hem doet groeien en ontwikkelen.
Talent is:
• NIET zeer uitzonderlijke prestaties op een bepaald domein (=mattheuseffect)
• Wel zin hebben om iets te doen
Talent is niet: Talent is:
-op zoek naar wie is de -op zoek naar wat prikkelt
beste -accent op prestaties, het kind
dit kan het kind goed
-accent op kracht om
-terugblikken naar de ergens voor te gaan, dit
reeds afgelegde weg kind doet dit graag
-vooruitblikken op
mogelijkheden dit kind kan
dat worden
