Deel 1: De economische mens
Hoorcollege 1: Waarom filosofie voor economen?
Overzicht
Economische crisis 2008
Relevantie van filosofie voor (bedrijfs)economie
1. Bedrijfseconomische vragen
2. Normatieve vragen
3. Wetenschapsfilosofische vragen
Wat is filosofie?
Conclusies
Economische crisis 2008
Er waren problemen met een aantal hypotheken. Leningen voor huizen kwamen in de problemen: te
veel leningen & te goedkoop. Hierdoor konden mensen na verloop van tijd hun leningen niet meer
terugbetalen.
Wat gebeurde er? De kredietverlening kwamen in de problemen. Mensen konden hun rekeningen
niet meer afbetalen, waardoor de huizenmarkten in elkaar storten. Hetgeen wat weer een verdere
impact had op de financiële instellingen. Die kwamen ook in de problemen. Verder had het ook
invloed op de economie zelf.
Economische crisis heeft economen aan het denken gezet -> hoe kan het dat we het niet zagen
aankomen?
“Few economists saw our current crisis coming, but this predictive failure was the least of the field’s
problems. More important was the profession’s blindness to the very possibility of catastrophic
failures in a market economy.”
Paul Krugman, ‘How Did Economists Get It So Wrong?’ The New York Times, September 2, 2009
Paul Krugman: Hoe komt het dat de economen het zo bij het verkeerde eind hadden? Economen als
wetenschappelijke discipline hebben ook gefaald op andere vlakken. Er lijkt een ideologische
blindheid te zijn onder de economen. Ze konden het niet zien aankomen, omdat ze zo overtuigd
waren over hun modellen.
“There is one other set of accomplices – the economists who provided (…) models – based on
unrealistic assumptions of perfect information, perfect competition, and perfect markets – in which
regulation was unnecessary.”
Joseph Stiglitz, ‘The Anatomy of a Murder: Who Killed the American Economy?’ Critical Review 21
(2009) 2.
Die modellen hadden onrealistische ideeën: de ideeën waren zo complex, dat zelfs mensen die ze
verhandelden niet wisten wat ze inhielden. Ze gingen uit van perfecte competitie en marktwerkingen,
dit bleek ook niet te kloppen.
‘In the wake of the biggest economic calamity in 80 years that [positive] reputation [of economics]
has taken a beating (…)
,‘There are three main critiques: that macro and financial economists helped cause the crisis, that they
failed to spot it, and that they have no idea how to fix it.
The Economist, ‘What went wrong with economics?’
Er waren drie grote kritieken. Modellen waarmee economen werkten, faalden niet alleen op het vlak
van voorspellen. Maar het waren eigenlijk modellen die de crisis in de hand heeft gewerkt.
De crisis trof niet alleen de economie als maatschappelijke sfeer van productie, distributie en
consumptie van goederen en diensten (economy), maar ook de economie als weten-
schappelijke discipline (economics).
Economen zelf vroegen zich af of economie nog de ‘koningin van de sociale wetenschappen’ kon
genoemd worden of eerder een wereldvreemde onderneming (dismal science).
Relevantie van filosofie voor economie
Om in te schatten waar economie slaagt (science) en waar niet (dismal), is kritische (zelf)reflectie
nodig over de (crisis van de) economie, als maatschappelijke sfeer én als wetenschap.
Filosofische reflectie kan helpen bij het verduidelijken van de sterktes en zwaktes van economische
modellen en theorieën.
Drie soorten vragen waarbij filosofie kan helpen:
1. Bedrijfseconomische vragen
Bv. Hoe moeten we evoluties binnen financiële bedrijven en sector begrijpen? -> gaat eigenlijk
over het proberen goed te begrijpen wat precies is gebeurd, op macrovlak (marktwerking) en
kleine vlak binnen bedrijven.
2. Normatieve vragen
Bv. Hoe moeten we omgaan met deze evoluties? Wanneer is marktwerking (on)wenselijk?
3. Wetenschapsfilosofische vragen
Bv. Wat is wetenschappelijke kennis? Hoe verhouden economische modellen zich tot de
realiteit?
1: Bedrijfseconomische vragen
Wat zijn, volgens jou, de belangrijkste factoren die de economische crisis mede verklaren?
Bv te goedkope kredietverlening, perverse prikkels (bonussen voor handel in complexe
financiële producten), hebzucht waar die prikkels op inspelen, gebrek aan afdoende
wetgeving, …
Verschillende factoren spelen een rol:
Macro-niveau: juridisch, politiek, economisch, … kader waarbinnen bedrijven met elkaar
concurreren
Meso-niveau: bedrijven en instellingen, elk met hun eigen beleid, cultuur, prioriteiten,
strategieën, incentives, …
Micro-niveau: individuen die met of binnen deze bedrijven werken (consumenten,
werknemers, leidinggevenden, …)
Op elk niveau moet je doorvragen om de wortels van de problematiek te vinden en aan te pakken.
Volgens Joris Luyendijk (‘Dit kan niet waar zijn’) ligt probleem bij enkele structurele kenmerken van
de financiële sector en onvoldoende helder wettelijk kader:
, “Zijn bankiers monsters? Is hebzucht het probleem? En veel belangrijker: kan het weer
gebeuren? Zijn de diepere oorzaken van de crash van 2008 weggenomen, of is de financiële
wereld nog altijd een tijdbom?”
“Wars van banker bashing en clichés. Ook bankiers blijken mensen.”
“Luyendijk laat zien dat het niet zozeer de mensen zijn die niet deugen, maar het systeem.”
“Alle studenten die het bedrijfsleven in willen, moeten dit boek lezen.”
Systematische en kritische reflectie is typisch filosofische attitude die ook basis vormt van
probleemoplossende techniek (‘five why’ of ‘root cause analysis’).
Kan gebruikt worden binnen bedrijven bij ‘process management’, optimaliseren van (productie, IT,
HRM, …) processen.
Een goede bedrijfseconoom is dus eigenlijk ook een goede filosoof.
Filosofie is systematisch en gaat in de diepte, terug naar de fundamenten!!
Tot de fundamenten behoren structuren en mensen. In deze cursus analyseren we hoe deze
samenhangen en wat het onderliggende mensbeeld is van theorieën, (beleids)adviezen en
(bedrijfs)strategieën
Friedman:
- Wat is zijn mensbeeld?
Eigenlijk is iedereen hebzuchtig, ook politici. Het neemt het op voor de markt. Dat is het
systeem wat de hebzucht in goede banen zal leiden
- Zijn mensen echt zo (of niet)? Kan je (tegen) voorbeelden geven?
Als je hebzucht omschrijft als voordeel halen/voldoening halen uit dingen, dan is alles in
principe ingegeven als eigen belang. Vrijwilligerswerk doe je voor jezelf, maar ook voor
‘voldoening’.
Economen, maar ook ondernemers (en wetgevers) gaan vaak uit van een mensbeeld waarin
consumenten, werknemers, bankiers, … hebzuchtig zijn en louter door hun eigenbelang gemotiveerd
zijn.
Cf. homo economicus modellen.
o Wat houdt eigenbelang precies in?
o Is eigenbelang hetzelfde als hebzucht? Waarom (niet)?
o Is eigenbelang hetzelfde als een verlangen naar materiële rijkdom?
Waarom (niet)?
In welke mate en onder welke omstandigheden worden mensen als jij en ik gemotiveerd niet
enkel door eigenbelang, maar ook door algemeen belang, morele waarden, …?
Bijvoorbeeld bonus
Waarom zijn al deze vragen relevant voor (bedrijfs)economen?
Als goede econoom, maar ook als goede ondernemer (of wetgever),
werk je best met een onderbouwd, conceptueel helder, descriptief accuraat mensbeeld.
, Naast empirisch onderzoek bieden ook filosofische reflecties waardevolle inzichten waar je
als (bedrijfs)econoom uit kan putten.
“For economists, the question ‘what do we think a human being is?’ has to be rethought.”
(Tomás Sedlácek, Economics of Good and Evil, 2011, p. 324)
-> economen moeten hun eigen mensbeeld herdenken
-> kritisch nadenken
-> naar de fundamenten
• Niet: filosofen die economen vertellen wat ze moeten doen.
• Wel: kunnen bijdragen aan de zelfreflectie van heel wat economen
(zeker na 2008).
Bv. Rethinking Economics: groeiende beweging met het oog op een meer open visie over
hoe economische modellen, theorieën en ideeën worden geïmplementeerd (in society)
en onderwezen (in the classroom).
http://www.rethinkeconomics.org/about/why-rethink-economics /
2: Normatieve vragen
• Wat is de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt?
• Adam Smiths fundamentele idee dat vrije marktwerking ervoor zorgt dat hebzucht en
eigenbelang tot wenselijke resultaten kunnen leiden.
• Zowel binnen als tussen bedrijven zou (wederzijds) eigenbelang in een echt vrije en dus
competitieve marktomgeving resulteren in het algemene belang.
• Maar: hebzucht en eigenbelang kunnen ook leiden tot markfalingen!
o Voorbeeld: crisis van 2008
o Wanneer mensen worden gemanipuleerd om dingen te kopen die ze niet begrijpen
of waar ze de risico’s niet van kunnen inschatten (bv. ‘derivatives’ of al te zware
variabele hypotheekleningen).
• Omstandigheden voor de crisis van 2008: sinds de jaren ’80 beleid van deregulering, minder
overheidsinterventie en meer vrije marktwerking.
• Alan Greenspan, voorzitter van de Federal Reserve van 1987 tot 2006, geloofde in
‘zelfregulering’ van de vrije markt, niet in overheidsregulering (van bv. leningen, ‘derivatives’,
…).
Dit beleid, mede geïnspireerd door de Libertarische filosofie van Ayn Rand,
lag mee aan de basis van de financiële crisis.
“Free competitive markets are by far the unrivaled way to organize
economies (…). We have tried regulation ranging from heavy to central
planning. None meaningfully worked.” (Greenspan 2009)
-> Liberalistisch idee, leidt tot economische crisis
• In 2008 getuigde Greenspan over het falen van de ‘zelfregulering’ van financiële
instituties en markten (neemt afstand van eigen opvattingen):