1) Hoofdstuk 20: WPO 1 (18/2)
- Oefening 1 (handreiking)
a) *Consumptie (C) = consumptieve bestedingen van huishoudens in België
+ consumptieve bestedingen van Belgische huishoudens in
het buitenland
- consumptieve bestedingen van niet-ingezetenen in België
= consumptieve bestedingen van huishoudens (nationaal)
+ consumptieve bestedingen van IZW’s
= totale consumptie
*Investeringen (I) = investeringen in vaste activa (bruto)
+/- veranderingen in voorraad
= totale investeringen
*Overheidsuitgaven (G) = consumptieve bestedingen van de overheid
*Netto-uitvoer (NX) = uitvoer van goederen en diensten
- invoer van goederen en diensten
= netto-uitvoer
2013 totaal in miljoen € Per persoon in € % van het totaal
(#personen: 11 125
035)
Consumptie 205 166,5 18 411,87 52,25%
Investeringen 86 856,2 7 807,27 22,12%
Overheidsuitgaven 95 675,6 8 600,03 24,36%
Netto-uitvoer 5 000,7 449,50 1,27%
Totaal BBP 392 699 35 298,67 99,97%
b) vervaardiging van chemische producten 2014 = 7595,5 miljoen euro = 1,9%
bbp 2014 400 642,9
c) Procentuele groei nominaal bbp 2014: 2%
Procentuele groei reëel bbp 2014: 1,3%
d) Wordt gebruikt om de gemiddelde jaarlijkse groei te meten over een lange periode.
- Oefening 2 (handreiking)
RGDPe/capita België 2010 = 380 482 062 500 dollar = 35 518,91 dollar
10 712 100 inwoners
RGDPe/capita Burundi 2010 = 4 929 224 100 dollar = 588,02 dollar
8 382 800 inwoners
- Oefening 4 (handreiking)
Turkije: *inkomen/persoon (US$): 18 677
*levensverwachting: 75,3jaar
*gemiddeld #jaren scholing: 7,6jaar
Marokko: *inkomen/persoon (US$): 6 850
*levensverwachting: 74jaar
*gemiddeld #jaren scholing: 4,4jaar
1
, - Oefening 1 p.454 (handboek)
a) C stijgt (enkel nieuwe goederen – geen tweedehands)
b) I stijgt
c) C stijgt, I daalt
d) C stijgt
e) G stijgt
f) I stijgt NX daalt, C stijgt (indien importprijs = verkoopprijs blijft het bbp gelijk
indien importprijs < verkoopprijs stijgt het bbp)
extra:
g) Dit heeft geen impact op het bbp van België
h) Je maait het gras van de buren: indien het een vriendendienst is heeft het geen impact op het
BBP. Indien het professioneel is stijgt de consumptie.
i) Smog in Brussel: geen impact op het BBP.
j) Loon van een politieambtenaar: stijging van de overheidsuitgaven.
- Oefening 5 p.455 (handboek)
Nominaal BBP = waardering aan lopende prijzen (meet prijs- en hoeveelheidswijzigingen).
Reëel BBP = waardering aan constante prijzen (meet enkel hoeveelheidswijzigingen).
BBP deflator = meet het algemene prijspeil van een economie: nominaal/reëel.
a) *Nominaal BBP: (Pmelk x Qmelk) + (Phoning x Qhoning)
2013: (€1/fles x 100flessen) + (€2/pot x 50potten) = €200
2014: (€1/fles x 200flessen) + (€2/pot x 100potten) = €400
2015: (€2/fles x 200flessen) + (€4/pot x 100potten) = €800
*Reële BBP: (Pmelk2013 x Qmelk) + (Phoning2013 x Qhoning)
2013: €200
2014: €400
2015: €400
*BBP deflator: nominaal BBP/reëel BBP x 100
2013: (200/200) x 100 = 100
2014: (400/400) x 100 = 100
2015: (800/400) x 100 = 200
b) Wijziging nominaal BBP2014: ((400-200)/200) x 100 = 100%
Wijziging nominaal BBP2015: 100%
Wijziging reëel BBP2014: 100%
Wijziging reëel BBP2015: 0%
Wijziging BBP deflator2014: 0%
Wijziging BBP deflator2015: 100%
c) 2014 omwille van de grootste groei van het reële BBP.
2