Module 1 – lidwoorden oef. 1 en 2 EXAMEN
ALTIJD lidwoord op examen! (dus niet argent maar de l’argent)
Normaal
Du, de la, de l’, des (vb. des problèmes = problemen, du pain = brood)
Algemeen (in het Nederlands zet je er het/de voor – de kinderen)
Le, la, l’, les (vb. les enfants = en général, kinderen)
(vb. les problems sont là pour être résolus)
Droge ‘de’:
Na hoeveelheid (vb. peu de = weinig, il boit énormément de bière, plus de)
Na negatie (vb. pas de qualité = geen kwaliteit, je ne mange pas de pain)
* Heel veel = énormément (heel veel problemen = énormément des problèmes)
* Veel = beaucoup (de)
* Een beetje = un peu (de)
* Weinig = peu (de)
* Aan de/het = à la, au, aux
* tot de = à la, au, aux
* Van de = de la, du, des
Tip: normale regel tenzij het duidelijk algemeen is (vooral als het van voor staat)
of hoeveelheid, negatiefheid bevat
Les français des affaires Pagina 1 van 7
, Module 2 (p.31 !!) oef. 2 en 3 EXAMEN
!! bij klinkers is het mannelijk ton école (f)
!! f of m afhankelijk van waarnaar je verwijst, niet de persoon zelf!!!
dus: Son (haar) numéro de téléphone (want téléphone is m)
Alles wat op ion(s) eindigt, is vrouwlijk quelles (wat) sont vos propositions?
Mijn valies = elle est à qui, cette valise
De mijne = c’est la mienne
! die van hen ≠ die van hem
Ex. zijn huis / haar huis SA maison
JE mon NOUS notre nos
ma (mon!) mes
TU ton VOUS votre vos
ta (ton!) tes
IL/ELLE son ILS/ELLES leur leurs
sa (son!) ses
Ex. het mijne/ dat van jou/ de onze ...
JE le mien les miens NOUS le/la nôtre les nôtres
Die van mij la mienne les Die van ons
miennes
TU le tien les tiens VOUS le/la vôtre les vôtres
Die van jou la tienne les tiennes Die van u
IL/ELLE le sien les siens ILS/ELLES le/la leur les leurs
Die van la sienne les siennes Die van hen
hem, haar
Voorbeelden:
Je n’ai pas de bicyclette blanche. Est-ce que je peux prêter la vôtre (die van u)?
blanche is vrouwelijk dus alvast la, ^ op votre als er la of le voorstaat !!!
Ma voiture est cassée. Mais la leur (die van hen) roule comme un ange.
Nous devond tout faire nos (onze) devoirs.
Cette voiture, c’est la nôtre (die van ons)?
Vos (uw) coordonneées se trouvent en ligne.
C’est ton bagage? Oui, c’est le mien!
! mes grand-parents :
leur surprise
leurs surpises
Les français des affaires Pagina 2 van 7
ALTIJD lidwoord op examen! (dus niet argent maar de l’argent)
Normaal
Du, de la, de l’, des (vb. des problèmes = problemen, du pain = brood)
Algemeen (in het Nederlands zet je er het/de voor – de kinderen)
Le, la, l’, les (vb. les enfants = en général, kinderen)
(vb. les problems sont là pour être résolus)
Droge ‘de’:
Na hoeveelheid (vb. peu de = weinig, il boit énormément de bière, plus de)
Na negatie (vb. pas de qualité = geen kwaliteit, je ne mange pas de pain)
* Heel veel = énormément (heel veel problemen = énormément des problèmes)
* Veel = beaucoup (de)
* Een beetje = un peu (de)
* Weinig = peu (de)
* Aan de/het = à la, au, aux
* tot de = à la, au, aux
* Van de = de la, du, des
Tip: normale regel tenzij het duidelijk algemeen is (vooral als het van voor staat)
of hoeveelheid, negatiefheid bevat
Les français des affaires Pagina 1 van 7
, Module 2 (p.31 !!) oef. 2 en 3 EXAMEN
!! bij klinkers is het mannelijk ton école (f)
!! f of m afhankelijk van waarnaar je verwijst, niet de persoon zelf!!!
dus: Son (haar) numéro de téléphone (want téléphone is m)
Alles wat op ion(s) eindigt, is vrouwlijk quelles (wat) sont vos propositions?
Mijn valies = elle est à qui, cette valise
De mijne = c’est la mienne
! die van hen ≠ die van hem
Ex. zijn huis / haar huis SA maison
JE mon NOUS notre nos
ma (mon!) mes
TU ton VOUS votre vos
ta (ton!) tes
IL/ELLE son ILS/ELLES leur leurs
sa (son!) ses
Ex. het mijne/ dat van jou/ de onze ...
JE le mien les miens NOUS le/la nôtre les nôtres
Die van mij la mienne les Die van ons
miennes
TU le tien les tiens VOUS le/la vôtre les vôtres
Die van jou la tienne les tiennes Die van u
IL/ELLE le sien les siens ILS/ELLES le/la leur les leurs
Die van la sienne les siennes Die van hen
hem, haar
Voorbeelden:
Je n’ai pas de bicyclette blanche. Est-ce que je peux prêter la vôtre (die van u)?
blanche is vrouwelijk dus alvast la, ^ op votre als er la of le voorstaat !!!
Ma voiture est cassée. Mais la leur (die van hen) roule comme un ange.
Nous devond tout faire nos (onze) devoirs.
Cette voiture, c’est la nôtre (die van ons)?
Vos (uw) coordonneées se trouvent en ligne.
C’est ton bagage? Oui, c’est le mien!
! mes grand-parents :
leur surprise
leurs surpises
Les français des affaires Pagina 2 van 7
