Literatuur samenvatting Sociale en emotionele problemen (SOW-PWB2290)

Sociale emotionele problemen samenvatting literatuur

College 1 - Introductie
Hoofdstuk 2: Invloeden op de ontwikkeling van problemen
Ontwikkeling psychische problemen
- Persoonlijke factoren
o Genetische factoren
o Prenatale en perinatale complicaties
o Fysieke beschadigingen
o Temperament en persoonlijkheidskenmerken
 Temperament volgens Thomas en Chess
 Moeilijk temperament  10% van de kinderen
 Makkelijk temperament  40% van de kinderen  beschermende
factor
 ‘slow to warm up’ temperament  15%
 35% kon niet worden ingedeeld
 Karakter volgens Kagan
 Teruggetrokken karakter (inhibited)
 Niet-teruggetrokken karakter (uninhibited)
o Cognitieve vaardigheden, geloof in eigenwaarde en persoonlijke controle
o Persoonlijke instandhoudende factoren
 Biologische instandhoudende factoren
 Zelfregulatie van gevoelens
 Copingstrategieën
 Emotie-gefocuste coping: is passend voor affectieve gebeurtenissen
die geassocieerd worden met oncontroleerbare stress
 Probleem-gefocuste coping: richt zich direct op de bron van de stress
 Vermijdende coping: het uit de weg gaan van de stressvolle situatie
 Functionele en disfunctionele copingstrategieën
o Disfunctionele coping  kan voor korte termijn oplossing
zijn, maar op lange termijn zorgt het voor meer problemen
 Verdedigingsmechanismen  niet-bewuste acties die gebruikt
worden om angst te verminderen  defensief functionerende schaal
o Hoog adaptief niveau  anticiaptie, affiliatie, altruïsme,
humor, zelfassertatie, zelfobservatie en sublimatie
o Mentale inhibities  verplaatsing, dissociatie,
intellectualisering en isolatie van affect
o Grote beeldverstoring  autistische fantasie, projectieve
identificatie en splitsing van het zelfbeeld of het beeld van
anderen
o Actieniveau  acting out, apathische terugtrekking, hulp-
afwijzend klagen en passieve agressie
- Omgevingsfactoren/contextuele factoren
o Ouder-kindfactoren in het vroege leven
 Hechting volgens Mary Ainsworth
1. Angst en zelfbeeld
2. Vermijding en het beeld van de ander
 Veilige hechting
 Angstig-ambivalente hechting
 Vermijdende hechting
 Gedesorganiseerde hechting afwisselend vermijdend/aanhankelijk

,  Opvoedstijlen
o Blootstelling aan familieproblemen op jonge leeftijd
o Stress in vroege leven
o Contexuele instandhoudende factoren
 Familie-systeemfactoren
 Niet passende bekrachtiging
 Coërcieve interactie: Negatieve wederzijdse interactie
 Overbetrokkenheid
 Weinig betrokkenheid
 Inconsistente discipline
 Verwarrende communicatiepatronen
 Triangulatie  de driepersoons interactie waarbij het kind tussen 2
conflicterende ouders geplaatst wordt
o Overt triangulatie: wanneer ouders openlijk kritiek hebben
op elkaar en aan het kind vragen een kant te kiezen
o Covert triangulatie: er wordt niet open over het conflict
gepraat waarbij angst voor seperatie tussen kind en ouder
zorgt voor overbescherming en inadequate opvoeding
 ……. Blz 8 ………………………………………………………………………….
 Ouderfactoren
 Sociale netwerk-factoren
- Uitlokkende factoren
- Beschermende factoren
o Persoonlijke beschermende factoren
 Biologische
 Psychologische
o Contextuele beschermende factoren
 Behandelsystemen
 Ouderlijke factoren
 Sociale netwerk factoren
 Protectieve dagverblijven
 Voorschoolse plaatsing
 Protectieve schoolplaatsing
 Protectieve leeftijdsgenoten
Binnen deze factoren kan er onderscheid worden gemaakt  risicofactoren
- Predisponerende factoren  die je vatbaar maken voor psychologische problemen
- Uitlokkende factoren  die de psychologische problemen teweegbrengen
- Instandhoudende factoren  houden psychische problemen in stand zodra deze ontwikkeld
zijn
- Beschermende factoren  verdere achteruitgang voorkomen

4 opvoedstijlen:
1. Autoritatieve opvoedstijl  veel controle en veel warmte  hoge controle, hoge steun,
open communicatie
2. Autoritaire opvoedstijl  veel controle en weinig warmte  hoge controle, lage steun,
weinig communicatie
3. Permissieve opvoedstijl  weinig controle en veel warmte  lage controle, hoge steun,
weinig structuur
4. Verwaarlozende opvoedstijl  weinig controle en weinig warmte  lage controle, lage
steun, weinig communicatie

, Hoofdstuk 3: Classificatie, epidemiologie en effectiviteit van behandeling
Functies classificatie
- Toegang tot informatie en kennis van experts
- Het maakt de ontwikkeling van epidemiologische informatie over het voorkomen en het
verloop van psychologische problemen mogelijk
- Het biedt een taal waarin professionals en wetenschappers kunnen communiceren

De groep diagnoses die onder neurologische aandoeningen staat, is relevant voor de kinder- en
adolescentiepsychologie, omdat die aandoeningen normaal gesproken geïdentificeerd worden in de
voorschoolse jaren.

In de DSM-5 worden psychische stoornissen onderverdeeld in 18 categorieën:
1. Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
2. Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
3. Bipolaire en gerelateerde stoornissen
4. Depressieve stoornissen
5. Angststoornissen
6. Obsessieve-compulsieve en gerelateerde stoornissen
7. Trauma- en stres gerelateerde stoornissen
8. Dissociatieve stoornissen
9. Somatische symptoom- en gerelateerde stoornissen
10. Voedings- en eetstoornissen
11. Eliminatie stoornissen
12. Slaap-waakstoornissen
13. Seksuele disfuncties
14. Genderdysforie ontwrichtende impulsbeheersing- en gedragsstoornissen
15. Middelen gerelateerde en verslavingsstoornissen
16. Neurocognitieve stoornissen
17. Persoonlijkheidsstoornissen
18. Parafiele stoornissen

Beperkingen van een onderekkende psychiatrische diagnose
- De subjectieve interpretatie word gepresenteerd als een objectief feit
- Gebrek aan betrouwbaarheid
o Diagnoses zijn gebaseerd op afgeleide constructen ipv op observeerbaar gedrag
o Diagnoses zijn gemaakt op basis van niet-gestandaardiseerde interviews
- Gebrek aan validiteit
- Gebrek aan klinische bruikbaarheid
- Te veel druk op biologische factoren
- Gebrek aan nadruk op contextuele factoren
- Gebrek aan cultuursensitiviteit en andere typen van diversiteit

Negatieve effecten classificatie op cliënten
- Discriminatie en sociale exclusie
- Stigmatisatie
- Kennis marginaliseert uit geleefde ervaring
- Negatieve reacties
- Cliënten worden afhankelijk van professionals voor advies/behandeling
- Veel vertrouwen in medicatie

2 alternatieven voor de DSM-benadering