100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Summary Ontwikkelingspsychologie – Aantekeningen: Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 9001066313, tweede druk)

Puntuación
-
Vendido
-
Páginas
38
Subido en
19-06-2023
Escrito en
2022/2023

Ontwikkelingspsychologie – Aantekeningen: Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk). Hoofdstuk 1: Terrein van de ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie beschrijft en verklaart menselijk gedrag door terug te kijken naar de voorgeschiedenis, een aaneenschakeling van veranderingen: het ontwikkelingsproces 1.1 Een definitie van ontwikkeling Ontwikkeling doorlopen van een reeks toestanden, door verandering een onomkeerbare, trapsgewijze of geleidelijke ontwikkeling naar een “hoger” niveau/toestand (progressie), steeds dichter bij het eindresultaat. Van klein naar groot (groei) en van eenvoudig naar complex (differentiatie; complexere dingen kunnen) rijping + leren (stimuleren, prikkelen, spelen, oefenen, e.d.) ontwikkeling. Ontwikkelingspsychologie richt zich voornamelijk op kinder- en jeugdjaren bij het beschrijven en verklaren van ontwikkelingsprocessen. Twee vragen van belang: 1) Welke toestanden worden doorlopen? 2) Welke mechanismen zorgen voor de overgang van de ene naar de andere toestand? Voorwaarde in kaart brengen ontwikkeling kies een beperkt aantal samenhangende verschijnselen (geen appels met peren vergelijken). 1.2 De kinder- en jeugdjaren: een afbakening Naast onderstaande groepering ook gebruikelijk: kinderjaren (0-12 jaar) en jeugdjaren (12-18 jaar). 1) Babyperiode (0-12 maanden) Zo lang het kind nog niet loopt, zeer afhankelijk van omgeving, meeste tijd in het gezin, echter ook enkele dagdelen in crèche (werkende moeders). 2) Peuterperiode (1-4 jaar) Ondernemend, zelfbewust, zelfstandig lopen, taalontwikkeling, en andere vaardigheden, in nabijheid van vaste verzorger, speelt liever naast dan met andere kinderen, echter vaak ook enkele dagdelen naar peuterspeelzaal. 3) Kleuterperiode (4-6 jaar) Meer op andere kinderen gericht, rijke fantasie, vanaf 4 reeds naar school, leerplicht pas vanaf 5. 4) Schoolperiode (6-12 jaar) Geen passende omschrijving voor deze periode, echter school neemt een belangrijke plaats in. 5) Adolescentie (12-18 jaar; jeugdigen/jongeren) Puberteit, geslachtsrijping, voortgezet onderwijs. Puberteit is niet perse het startpunt voor deze periode, omdat bij meisjes de puberteit al meestal voor het twaalfde jaar begint, psychologische veranderingen echter weer later. 1.3 Ontwikkelingspsychologie in historisch perspectief Pas zeer recent (< 30 jaar) belangstelling voor het kind als aparte groep met specifieke behoeften en mogelijkheden. Voor die tijd weinig geheimen voor kinderen, men maakte kennis met alle facetten van het (volwassen)leven. Drie invloeden uit het verleden: 1) Twee verlichte filosofen Locke tabula rasa-principe, voorloper van behaviorisme, pleitte voor strikte opvoeding optimale zelfdiscipline en vorming van de geest. Rousseau gevoel belangrijke plaats, geloofde sterk in aangeboren natuurlijke goedheid, kind slechts ruimte, respect en stimulans nodig hebben, beperkte correctie, weinig realistisch, doch niet onbelangrijk visie op kind als actief en onderzoekend wezen, sterke wil grip op realiteit te krijgen (idem Piaget). Aantekeningen Ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk, 2001) 2 2) Het eerste onderzoek naar kinderen Locke en Rosseau waren denkers, verrichten geen onderzoek, Charles Darwin (evolutietheorie) wel, bestuurde eigen zoon tot 3 jaar, niet systematisch en erg subjectief, vestigde echter wel de aandacht op het gedrag van kinderen, gevolg collega wetenschappers publiceerde eind 19e eeuw ook dergelijk babybiografieën. 3) De psychoanalyse Invloed Freud op ontwikkelingspsychologie niet te ontkennen, vooral standpunt grote invloed van levenservaringen in de vroege kinderjaren op persoonlijkheid volwassene. 1.4 Het toetsen van wetenschappelijke uitspraken In het begin (babybiografieën) uitsluitend beschrijvend, waarnemingen met eigen interpretaties, geen eenduidige onderzoeksmethoden. Voorwaarden wetenschappelijk onderzoek waarheid, objectiviteit, rationaliteit, falsificeerbaar (neopositivistische wetenschapsopvatting van Popper), dit betekend dat wetenschappelijke uitspraak slechts geldig is zolang pogingen de uitspraak te weerleggen mislukken (absolute waarheid bestaat nooit), objectiviteit meestal niet mogelijk, daarom intersubjectiviteit uitspraken over onderzoeksobject worden ontleent aan een bereikte consensus over geschiktheid en deugdelijkheid van methoden en technieken, uitspraken gebaseerd op regels van de logica (rationaliteit). Empirische cyclus (De Groot) 5 fasen voor wetenschappelijk onderzoek, (1) waarnemen (2) hypothese (veronderstelling) (3) concrete voorspelling (4) voorspelling toetsen (5) resultaten evalueren. • Vraag Hoe zo is de tweede hypthese op blz. 23 een schijnhypothese? Niet helemaal duidelijk 1.5 Meten in de gedragswetenschappen Onderzoeksmateriaal verzamelen objectieve waarnemingen en metingen, vaak echter gebaseerd op persoonlijke indrukken, meetinstrument echter belangrijk gereedschap. Wetenschappers geïnteresseerd in samenhang tussen variabelen (kenmerk, eigenschap), meest geïnteresseerd in oorzakelijke of causale verbanden (waarde variabele A wordt veroorzaakt door waarde variabele B). Variabelen moeten meetbaar zijn, waarde variabele moet objectief vastgesteld kunnen worden, hiervoor moeten variabelen geoperationaliseerd worden begrip vertalen in kwantificeerbare eenheden. Meting moet betrouwbaar (dezelfde resultaten ongeacht tijd en/of onderzoeker) en valide (geeft het meetinstrument wel de juiste waarde, wordt er gemeten wat er gemeten moet worden, is het meetinstrument ‘geijkt’?) zijn. Metingen in de sociale wetenschappen lastig, omdat het ijkingsinstrument, het criterium, meestal ontbreekt. Verschillende methoden om gegevens over kinderen te verzamelen: 1) Natuurlijke observatie In eigen omgeving, normale loop van gebeurtenissen, met zo min mogelijk invloed. Bespieden is niet aan de orde, ethische regels zeer strikt. Video-opname ook mogelijk, invloed camera wel aanwezig en tweedimensionale karakter nadeel; bijv. blikrichting minder goed waarneembaar op video. 2) Gestructureerde observatie Controle over de situatie, omstandigheden systematisch variëren, soort van ‘laboratorium’, bijv. vreemdesituatietest (Ainsworth) baby confronteren met milde stress-situaties door ze in een vreemde omgeving alleen, met de ouder of met een vreemde persoon achter te laten. 3) Open interview Vraagtechniek waarbij vragen deels geleid worden door de gegeven antwoorden, inductieve methode gegevens leiden tot nieuwe ideeën en verklaringen en tot gerichter onderzoek onder vaste condities. Aantekeningen Ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk, 2001) 3 4) Gesloten interview Vaste reeks vragen, in dezelfde volgorde telkens gesteld, resultaten kunnen makkelijk vergeleken worden. 5) Vragenlijst Nog efficiënter dan gesloten interview (nog makkelijker te vergelijken), beperkt aantal antwoordmogelijkheden, mondeling of schriftelijk beantwoorden, wordt bij kinderen vaak door een volwassene ingevuld waarneming & beleving ouders kan objectiviteit beïnvloeden, Bij interview door een volwassene ongelijke verhouding wat antwoorden kan beïnvloeden, jonge kinderen snappen nog niet goed dat er naar hun mening gevraagd wordt i.p.v. naar het gewenste antwoord. Verschillende methoden om ontwikkeling te meten: 1) Dwarsdoorsnede onderzoek Meetresultaten van kinderen van verschillende leeftijden op één specifiek moment met elkaar vergelijken, gemakkelijk, tijd- en kostenbesparend, echter vaak niet vast te stellen of het een ontwikkelingseffect dan wel een generatieverschil betreft. Cohort groep mensen met hetzelfde geboortejaar. Cohorteffect invloed die specifieke, tijdgebonden maatschappelijke gebeurtenissen op een cohort kunnen hebben. Probleem voornamelijk bij een groot leeftijdsverschil tussen 2 onderzochte cohorten. Tweede beperking dwarsdoorsnede onderzoek zegt niks over individuele ontwikkeling. 2) Longitudinaal onderzoek Meetresultaten van dezelfde kinderen en dezelfde opdrachten op verschillende leeftijden (na x periode) met elkaar vergelijken, minimaal twee verschillende tijdstippen, mogelijk om ontwikkeling individu te volgen, kostbare en tijdrovende vorm, proefpersonen raken in de loop der tijd kwijt (willekeurig, door problemen, gebrek aan motivatie maakt steekproef niet representatief meer), belangstelling en maatschappelijke relevatie kan afnemen in de loop der tijd. Cohorteffect wordt niet over-/onderschat, maar is ook niet te onderscheiden van het ontwikkelingseffect resultaten zijn gezamenlijke product van ontwikkelings- en cohorteffect. Hoofdstuk 2: Ontwikkelingspsychologische theorieën Verschillende theorieën, de drie belangrijkste worden bekeken cognitieve psychologie, leerpsychologie en biologische psychologie. Hulpverlener meestal geen uitgesproken aanhanger van één theorie. 2.1 Twee fundamentele vragen over ontwikkeling Uiteenlopende onderwerpen, maar twee vragen die bij elk onderzoek, hoe verschillend het onderzoeksobject ook, een rol spelen: 1) Aanleg of aangeleerd? (nature – nurture vraag) Gedrag en ontwikkeling worden bepaald door aangeboren, biologische factoren of door omgevings- en ervaringsfactoren extreme standpunten komen niet meer voor, algemeen wordt aangenomen dat beide een rol spelen, echter elke theorie legt de nadruk op één van beide. Interactionistische verklaringsmodellen dynamisch proces aanleg- en omgevingsfactoren beïnvloeden elkaar. 2) Doorgaande lijn of niet? (continu – discontinu) Discontinuïteit ontwikkeling gekoppeld aan leeftijdsfase, Continue verklaringsprincipes gelden voor alle leeftijdsgroepen. Drie componenten: a. Verlopen gedragsveranderingen die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling, geleidelijk of abrupt? gelijkmatig tempo in ontwikkeling (vooral leertheorieën) of wisselend met periodes van stilstand en periodes van snelle veranderingen (vooral nativisten nature denkbeeld)? Aantekeningen Ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk, 2001) 4 b. Gedragsveranderingen slechts kwantitatief (vooral continuïteitsgedachte, meer van hetzelfde, leertheorie) of tevens kwalitatief van aard (vooral nativistische georiënteerde theorieën, Freud, Piaget, abrupte veranderingen, ontwikkeling in stadia, ene stadium kwalitatief verschillend van vorige). c. Gedrag voorspelt gedag op latere leeftijd? Moeilijk om dergelijk verband vast te stellen, een gedragskenmerk, zoals agressie of intelligentie, vertoont op verschillende leeftijden uiteenlopend gedrag. 2.2 De psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Freud () Ieder kind bij de geboorte een zekere hoeveelheid seksuele energie meekrijgt, libido, waardoor het in staat is lustgevoelens te ervaren opeenvolgende leeftijdsfasen gericht op verschillende locaties van het lichaam op dat moment centrum van lustgevoelens ontwikkeling persoonlijkheid is afhankelijk van de bevrediging van behoeften. Vijf psychoseksuele stadia: 1) Orale fase (0-1 jaar) Erogene zone mond zuigen, eten, sabbelen, kauwen, bijten. Moederfiguur die de orale behoefte bevredigt eerste liefdesobject van het kind. 2) Anale fase (1-3 jaar) Erogene zone anus controle over de sluitspier, ontlasting ophouden of vrijgeven. Freud hechte belang aan hoe conflictsituaties opgelost werden, ander mogelijk negatieve invloed op volwassen persoonlijkheid. 3) Fallische fase (3-6 jaar) Erogene zone genitale gebied prettige gevoelens door masturbatie, kind sterk aangetrokken tot ouder van het andere geslacht, ouder van hetzelfde geslacht is rivaal oedipuscomplex en electracomplex. 4) Latentiefase (6-12 jaar) Seksuele gevoelens worden onderdrukt en gekanaliseerd vooral ontwikkeling in sociaal en cognitief opzicht stilte voor de storm puberteit. 5) Genitale fase (na 12 jaar) Erogene zone opnieuw genitale zone, echter adolescent kan uiting geven aan seksuele verlangens en niet zoals bij kleuters in fallische fase met kracht onderdrukken 2.3 Het cognitieve ontwikkelingsmodel Gedrag weerspiegeling van denk- en kennisniveau, het weten (cognitie) vervult centrale rol. Twee varianten: 1) Jean Piaget () Voornamelijk geïnteresseerd in hoe kinderen denken, niet naar wat kinderen denken functie en structuur. Functie taak van intelligentie om verworven kennis te organiseren, aanpassen aan omgevingseisen waar dient het voor? Structuur systeem van kenniselementen dat aan elke intellectuele activiteit ten grondslag ligt Hoe zit het in elkaar? Geheugenschema’s cognitieve structuren, flexibele actie- of gedachtepatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een ervaring, schema’s worden georganiseerd in samenhangende, complexere systemen of kennisgebieden door assimilatie (informatie interpreteren op basis van bestaande schema’s) en accommodatie (bestaande schema’s veranderen of nieuwe schema’s maken). Sociale cognitie cognitie & moraliteit (emoties, vriendschap, zelfkennis) belangrijk onderzoeksthema. 2) Informatieverwerkingstheorie Mens als computer volgens de processen opnemen, opslaan en terugzoeken, van sensorisch geheugen (zintuiglijk geheugen), naar korte-termijn (werkgeheugen) en vervolgens lange-termijn geheugen. Geen typische ontwikkelingspsychologische theorie, vraagstukken nature/nuture en continu/discontinue staan niet ter discussie. Aantekeningen Ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk, 2001) 5 2.4 De leertheorie Merendeel gedrag (vooral sociaal gedrag) aangeleerd gestuurd door ervaring (tegenwoordig ook meer aandacht voor aanlegfactoren en cognitieve processen) Een relatief blijvende gedragsverandering als gevolg van opgedane ervaring. Uitsluitend waarneembaar gedrag als gevolg van het leren neurologische en biochemische processen buiten beschouwing (black-box model). Watson Geconditioneerde stimulus & Ongeconditioneerde stimulus Geconditioneerde response (S-R relatie), voornamelijk respondent gedrag, conditioneren van reflexen. Skinner Consequentie bepaald leerresultaat (S-R-C relatie), operant gedrag, gedrag dat al of niet herhaald zal worden afhankelijk van het directe effect van dat gedrag (punishment en reinforcement). Bandura sociale leertheorie, model-leren, leren door observatie, gedrag van een ander overnemen. Belangrijke leerprincipes: 1) Habituatie gewenningsleer, belangrijke rol bij het concentratievermogen, omgevingsprikkels te negeren om onze aandacht te kunnen richten op datgene wat relevant is. 2) Extinctie uitdoving, gedrag neemt af door het uitblijven van de verwachte consequentie. 3) Reinforcement beloning, gedrag neemt toe als het gevolgd wordt door een prettige consequentie, motivatie is geen waarneembaar gedrag en laat men buiten beschouwing. Gedrag hoeft niet altijd beloond te worden. Sterker nog, incidentele beloningen houden ons gedrag veel langer in stand (vanuit het principe dat je niet zeker ‘weet’ wanneer beloning optreed, denk aan gokautomaat). Vandaar dus ook advies dat ouders consequent op gedrag kinderen moeten reageren. 4) Punishment straf, gedrag neemt af indien het opgevolgd wordt door een onprettige consequentie. 5) Modeling imitatie, ook hier geld gedrag dat gevolgd wordt door prettige consequenties neemt toe, onprettige consequenties: gedrag neemt af. 2.5 De ethologie Gedrag bestuderen vanuit biologisch perspectief, gebaseerd op evolutietheorie van Darwin, principe van natuurlijke selectie individu dat zich aan kan passen aan de eisen van de omgeving, maakt meer kans zich voor te planten en te overleven (survival of the fittest). Twee vragen belangrijk: 1) Wat is de functie van dit gedrag in het kader van de overleving van het individu? Gedrag dat het individuele voortbestaan moet garanderen 2) Wat is de functie van dit gedrag in het kader van de voorplanting van het individu? Gedrag dat het doorgeven van erfelijk materiaal aan nieuwe generaties moet garanderen Niet alle gedrag is aangeleerd, ook aandacht voor bepaalde leerprocessen ethologen veronderstellen dat sommige het succesvolst verlopen in een bepaalde ontwikkelingsfase. Bijv. inprenting (instinctief volggedrag om zich aan verzorger te hechte, eerste bewegende object vaak) sterk gekoppeld aan leeftijd (kritische periode), later wel nog mogelijk maar veel moeilijker (sensitieve of gevoelige periode, bijv. ook hechtingstheorie van Bowlby). Door natuurlijke selectie is gedrag met een overlevingsfunctie uiteindelijk genetisch verankerd (biologische geprogrammeerd). De evolutie is traag, gedrag nu had lang geleden een overlevingsfunctie maar nu niet meer of minder sterk. Aantekeningen Ontwikkelingspsychologie Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 3, tweede druk, 2001) 6 Hoofdstuk 3: Erfelijkheid en prenatale ontwikkeling Reeds lange tijd, op basis van praktijkervaring, kennis over de overdracht van erfelijk materaal. Inzicht in de mechanismen van erfelijke overdracht zijn van recenter datum. En bestaan geen ‘intelligentie-gen’ of ‘depressie-gen’ en de complexe wisselwerking tussen aanleg- en omgevingsfactoren maakt het lastig deze invloeden te isoleren en te bestuderen. 3.1 Erfelijkheid en historische feiten Vroeger werd aangenomen dat de zaadcel een compleet embryo was, later werd bekend dat beide ouders een bijdrage leveren (anatoom Kaspar Wolff) eicel en zaadcel. De monnik Gregor Mendel (1866) bracht meer inzicht in het proces van overdracht van erfelijk materiaal met de resultaten van zijn proeven in het kruisen van erwtenplanten. Ondanks dat hij zijn conclusies uit het waarneembare uiterlijk trok, bleken ze goeddeels juist te zijn

Mostrar más Leer menos
Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
19 de junio de 2023
Número de páginas
38
Escrito en
2022/2023
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Ontwikkelingspsychologie – Aantekeningen:
Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van
Beemen (ISBN 9001066313, tweede druk)

,Aantekeningen
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 9001066313, tweede druk, 2001)


Hoofdstuk 1: Terrein van de ontwikkelingspsychologie

Ontwikkelingspsychologie beschrijft en verklaart menselijk gedrag door terug te kijken naar de voorgeschiedenis, een
aaneenschakeling van veranderingen: het ontwikkelingsproces

1.1 Een definitie van ontwikkeling

Ontwikkeling doorlopen van een reeks toestanden, door verandering een onomkeerbare, trapsgewijze of geleidelijke
ontwikkeling naar een “hoger” niveau/toestand (progressie), steeds dichter bij het eindresultaat.

Van klein naar groot (groei) en van eenvoudig naar complex (differentiatie; complexere dingen kunnen) rijping + leren
(stimuleren, prikkelen, spelen, oefenen, e.d.) ontwikkeling.

Ontwikkelingspsychologie richt zich voornamelijk op kinder- en jeugdjaren bij het beschrijven en verklaren van
ontwikkelingsprocessen. Twee vragen van belang:
1) Welke toestanden worden doorlopen?
2) Welke mechanismen zorgen voor de overgang van de ene naar de andere toestand?

Voorwaarde in kaart brengen ontwikkeling kies een beperkt aantal samenhangende verschijnselen (geen appels met
peren vergelijken).

1.2 De kinder- en jeugdjaren: een afbakening

Naast onderstaande groepering ook gebruikelijk: kinderjaren (0-12 jaar) en jeugdjaren (12-18 jaar).

1) Babyperiode (0-12 maanden)
Zo lang het kind nog niet loopt, zeer afhankelijk van omgeving, meeste tijd in het gezin, echter ook enkele
dagdelen in crèche (werkende moeders).

2) Peuterperiode (1-4 jaar)
Ondernemend, zelfbewust, zelfstandig lopen, taalontwikkeling, en andere vaardigheden, in nabijheid van vaste
verzorger, speelt liever naast dan met andere kinderen, echter vaak ook enkele dagdelen naar peuterspeelzaal.

3) Kleuterperiode (4-6 jaar)
Meer op andere kinderen gericht, rijke fantasie, vanaf 4 reeds naar school, leerplicht pas vanaf 5.

4) Schoolperiode (6-12 jaar)
Geen passende omschrijving voor deze periode, echter school neemt een belangrijke plaats in.

5) Adolescentie (12-18 jaar; jeugdigen/jongeren)
Puberteit, geslachtsrijping, voortgezet onderwijs. Puberteit is niet perse het startpunt voor deze periode, omdat bij
meisjes de puberteit al meestal voor het twaalfde jaar begint, psychologische veranderingen echter weer later.

1.3 Ontwikkelingspsychologie in historisch perspectief

Pas zeer recent (< 30 jaar) belangstelling voor het kind als aparte groep met specifieke behoeften en mogelijkheden. Voor
die tijd weinig geheimen voor kinderen, men maakte kennis met alle facetten van het (volwassen)leven. Drie invloeden uit
het verleden:

1) Twee verlichte filosofen
Locke tabula rasa-principe, voorloper van behaviorisme, pleitte voor strikte opvoeding optimale zelfdiscipline
en vorming van de geest. Rousseau gevoel belangrijke plaats, geloofde sterk in aangeboren natuurlijke
goedheid, kind slechts ruimte, respect en stimulans nodig hebben, beperkte correctie, weinig realistisch, doch niet
onbelangrijk visie op kind als actief en onderzoekend wezen, sterke wil grip op realiteit te krijgen (idem Piaget).




1

,Aantekeningen
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 9001066313, tweede druk, 2001)


2) Het eerste onderzoek naar kinderen
Locke en Rosseau waren denkers, verrichten geen onderzoek, Charles Darwin (evolutietheorie) wel, bestuurde
eigen zoon tot 3 jaar, niet systematisch en erg subjectief, vestigde echter wel de aandacht op het gedrag van
kinderen, gevolg collega wetenschappers publiceerde eind 19e eeuw ook dergelijk babybiografieën.

3) De psychoanalyse
Invloed Freud op ontwikkelingspsychologie niet te ontkennen, vooral standpunt grote invloed van levenservaringen
in de vroege kinderjaren op persoonlijkheid volwassene.

1.4 Het toetsen van wetenschappelijke uitspraken

In het begin (babybiografieën) uitsluitend beschrijvend, waarnemingen met eigen interpretaties, geen eenduidige
onderzoeksmethoden.

Voorwaarden wetenschappelijk onderzoek waarheid, objectiviteit, rationaliteit, falsificeerbaar (neopositivistische
wetenschapsopvatting van Popper), dit betekend dat wetenschappelijke uitspraak slechts geldig is zolang pogingen de
uitspraak te weerleggen mislukken (absolute waarheid bestaat nooit), objectiviteit meestal niet mogelijk, daarom
intersubjectiviteit uitspraken over onderzoeksobject worden ontleent aan een bereikte consensus over geschiktheid en
deugdelijkheid van methoden en technieken, uitspraken gebaseerd op regels van de logica (rationaliteit).

Empirische cyclus (De Groot) 5 fasen voor wetenschappelijk onderzoek, (1) waarnemen (2) hypothese
(veronderstelling) (3) concrete voorspelling (4) voorspelling toetsen (5) resultaten evalueren.

• Vraag Hoe zo is de tweede hypthese op blz. 23 een schijnhypothese? Niet helemaal duidelijk

1.5 Meten in de gedragswetenschappen

Onderzoeksmateriaal verzamelen objectieve waarnemingen en metingen, vaak echter gebaseerd op persoonlijke
indrukken, meetinstrument echter belangrijk gereedschap. Wetenschappers geïnteresseerd in samenhang tussen variabelen
(kenmerk, eigenschap), meest geïnteresseerd in oorzakelijke of causale verbanden (waarde variabele A wordt veroorzaakt
door waarde variabele B).

Variabelen moeten meetbaar zijn, waarde variabele moet objectief vastgesteld kunnen worden, hiervoor moeten variabelen
geoperationaliseerd worden begrip vertalen in kwantificeerbare eenheden. Meting moet betrouwbaar (dezelfde resultaten
ongeacht tijd en/of onderzoeker) en valide (geeft het meetinstrument wel de juiste waarde, wordt er gemeten wat er gemeten
moet worden, is het meetinstrument ‘geijkt’?) zijn. Metingen in de sociale wetenschappen lastig, omdat het ijkingsinstrument,
het criterium, meestal ontbreekt.

Verschillende methoden om gegevens over kinderen te verzamelen:

1) Natuurlijke observatie
In eigen omgeving, normale loop van gebeurtenissen, met zo min mogelijk invloed. Bespieden is niet aan de
orde, ethische regels zeer strikt. Video-opname ook mogelijk, invloed camera wel aanwezig en
tweedimensionale karakter nadeel; bijv. blikrichting minder goed waarneembaar op video.

2) Gestructureerde observatie
Controle over de situatie, omstandigheden systematisch variëren, soort van ‘laboratorium’, bijv. vreemde-
situatietest (Ainsworth) baby confronteren met milde stress-situaties door ze in een vreemde omgeving
alleen, met de ouder of met een vreemde persoon achter te laten.

3) Open interview
Vraagtechniek waarbij vragen deels geleid worden door de gegeven antwoorden, inductieve methode
gegevens leiden tot nieuwe ideeën en verklaringen en tot gerichter onderzoek onder vaste condities.




2

, Aantekeningen
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie, Liesbeth van Beemen (ISBN 9001066313, tweede druk, 2001)


4) Gesloten interview
Vaste reeks vragen, in dezelfde volgorde telkens gesteld, resultaten kunnen makkelijk vergeleken worden.

5) Vragenlijst
Nog efficiënter dan gesloten interview (nog makkelijker te vergelijken), beperkt aantal antwoordmogelijkheden,
mondeling of schriftelijk beantwoorden, wordt bij kinderen vaak door een volwassene ingevuld waarneming
& beleving ouders kan objectiviteit beïnvloeden,

Bij interview door een volwassene ongelijke verhouding wat antwoorden kan beïnvloeden, jonge kinderen snappen nog
niet goed dat er naar hun mening gevraagd wordt i.p.v. naar het gewenste antwoord.

Verschillende methoden om ontwikkeling te meten:

1) Dwarsdoorsnede onderzoek
Meetresultaten van kinderen van verschillende leeftijden op één specifiek moment met elkaar vergelijken,
gemakkelijk, tijd- en kostenbesparend, echter vaak niet vast te stellen of het een ontwikkelingseffect dan wel
een generatieverschil betreft. Cohort groep mensen met hetzelfde geboortejaar. Cohorteffect invloed
die specifieke, tijdgebonden maatschappelijke gebeurtenissen op een cohort kunnen hebben. Probleem
voornamelijk bij een groot leeftijdsverschil tussen 2 onderzochte cohorten. Tweede beperking
dwarsdoorsnede onderzoek zegt niks over individuele ontwikkeling.

2) Longitudinaal onderzoek
Meetresultaten van dezelfde kinderen en dezelfde opdrachten op verschillende leeftijden (na x periode) met
elkaar vergelijken, minimaal twee verschillende tijdstippen, mogelijk om ontwikkeling individu te volgen,
kostbare en tijdrovende vorm, proefpersonen raken in de loop der tijd kwijt (willekeurig, door problemen,
gebrek aan motivatie maakt steekproef niet representatief meer), belangstelling en maatschappelijke
relevatie kan afnemen in de loop der tijd. Cohorteffect wordt niet over-/onderschat, maar is ook niet te
onderscheiden van het ontwikkelingseffect resultaten zijn gezamenlijke product van ontwikkelings- en
cohorteffect.


Hoofdstuk 2: Ontwikkelingspsychologische theorieën
Verschillende theorieën, de drie belangrijkste worden bekeken cognitieve psychologie, leerpsychologie en biologische
psychologie. Hulpverlener meestal geen uitgesproken aanhanger van één theorie.

2.1 Twee fundamentele vragen over ontwikkeling

Uiteenlopende onderwerpen, maar twee vragen die bij elk onderzoek, hoe verschillend het onderzoeksobject ook, een rol
spelen:

1) Aanleg of aangeleerd? (nature – nurture vraag)
Gedrag en ontwikkeling worden bepaald door aangeboren, biologische factoren of door omgevings- en
ervaringsfactoren extreme standpunten komen niet meer voor, algemeen wordt aangenomen dat beide
een rol spelen, echter elke theorie legt de nadruk op één van beide. Interactionistische verklaringsmodellen
dynamisch proces aanleg- en omgevingsfactoren beïnvloeden elkaar.

2) Doorgaande lijn of niet? (continu – discontinu)
Discontinuïteit ontwikkeling gekoppeld aan leeftijdsfase, Continue verklaringsprincipes gelden voor alle
leeftijdsgroepen. Drie componenten:
a. Verlopen gedragsveranderingen die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling, geleidelijk of abrupt?
gelijkmatig tempo in ontwikkeling (vooral leertheorieën) of wisselend met periodes van stilstand en
periodes van snelle veranderingen (vooral nativisten nature denkbeeld)?




3
$15.49
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
STUDYLAB2023 Chamberlain College Of Nursing
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
776
Miembro desde
3 año
Número de seguidores
624
Documentos
5428
Última venta
5 días hace
STUDYLAB 2022/2023

Here you will find reliable study resources that will help you prepare, revise and pass your examinations for all majors and modules. For assistance with online tutoring and Help with Class assignments, thesis, dissertations and essay writing with a guaranteed PASS &amp; QUALITY reach out: . Good Luck.

3.8

149 reseñas

5
71
4
23
3
27
2
7
1
21

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes