100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting Keuzevak Infectieziekten: gastheer pathogeen interacties en classificatie pathogenen (AB_1174)

Puntuación
-
Vendido
4
Páginas
56
Subido en
01-05-2023
Escrito en
2022/2023

Deze samenvatting is gebaseerd op het keuzevak Infectieziekten van de Pre-master Gezondheidswetenschappen aan de VU Amsterdam. Het bevat alle theorie van de fysieke en thuis college's (BEHALVE het Immunologie-gedeelte). Op basis van mijn eigen aantekeningen, heb ik de samenvatting geschreven. Het bevat een georganiseerde uitwerking van verschillende pathogenen die tijdens de curus aan bod komen, met hun karakteristieken en eigenschappen. Ook komen SOA's, HIV, Antimicrobiële middelen, Diagnostiek, en een stukje epidemiologie aan bod. Het boek dat bij deze cursus hoorde is 'Microbiology, a clinical approach' van Strelkauskas.

Mostrar más Leer menos
Institución
Grado













Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
1 de mayo de 2023
Número de páginas
56
Escrito en
2022/2023
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Inhoudsopgave

,Begrippen
Inleiding

Kennis over de oorzaak (etiologie) van een infectieziekte maken het mogelijk om de kenmerken van
een pathogeen te bestuderen. Deze kennis is nodig om de juiste diagnose te stellen, de juiste
behandeling te geven en infecties in de toekomst te voorkomen. Bij een uitbraak worden altijd vijf
vragen gesteld: WAT, HOE, WANNEER, WAAR, WIE.

1. WAT voor micro-organisme is het en wat zijn de bijbehorende symptomen? Antwoorden op
deze vragen maken het mogelijk infectieziekten te classificeren en de juiste behandeling te
geven.
2. HOE en WANNEER wordt de pathogeen overgebracht naar een andere gastheer? Hoe is de
transmissieroute? Antwoorden op deze vragen zijn belangrijk voor preventie.
3. WAAR zit de pathogeen in het lichaam? Een antwoord op deze vraag is belangrijk om de
transmissieroute te achterhalen en om monsters te nemen voor diagnose.
4. WIE behoren tot de risicogroepen?

Risicofactoren




Verschillende pathogenen

 Virussen: De replicatiecyclus is afhankelijk van de gastheercel. Ze kunnen alleen binnen
cellen leven (= obligaat intracellulair).
 Bacteriën: Prokaryoot, eencellig. Ze kunnen zowel intra- als extracellulair leven.
 Parasieten: Eukaryoot, meercellig. Ze kunnen zowel intra- als extracellulair leven.

,Definities

 Pathogeen: Een organisme dat ziekte veroorzaakt.
o Primair pathogeen: Een organisme dat ziekte veroorzaakt in gezonde individuen.
o Opportunistisch pathogeen: Een organisme dat ziekte veroorzaakt in verzwakte
individuen of dat ziekte veroorzaakt op een plek waar dit organisme normaal niet
gevonden wordt (Bijv. wanneer E. coli in de blaas terecht komt).

 Infectie: Aanwezigheid van een vermenigvuldigend micro-organisme (dit hoeft niet schadelijk
te zijn).
o Primaire infectie: Veroorzaakt door primaire pathogenen.
o Secundaire infectie: Als gevolg van een primaire infectie, kan een tweede infectie
plaatsvinden (bijv. door opportunistische pathogenen).


Infectieproces

Voor een pathogeen om een succesvolle infectie te veroorzaken, moet de pathogeen 5 stappen
doorlopen:

1. De gastheer binnentreden.
2. Zich hechten, zodat de pathogeen in de gastheer kan blijven en zich kan vermenigvuldigen.
3. Overleven, dit houdt in dat de pathogeen het immuunsysteem van de gastheer moet kunnen
ontwijken.
4. Schade toebrengen.
5. De gastheer verlaten en lang genoeg overleven om naar een andere gastheer overgebracht
te worden (transmissie).

1. Portals of Entry

 Mucosa (slijmvliezen): van het respiratoire, darm en urogenitale stelsel.
 Huid: via een wondje, haarzakje of zweetklier.
 Parenteraal: via injectie, waaronder insectenbeten (= vector transmissie).
 Zwanger persoon: via de placenta (= verticale overdracht).

,2. Hechting

Er zijn verschillende manieren waarop bacteriën kunnen hechten aan cellen van de gastheer:
 Een capsule die aan weefsel blijft plakken.
 Fimbriae die aan weefsel blijven plakken.
 Adhesins die aan weefsel blijven plakken.

Niet alleen hechting is belangrijk, maar ook de pathogeen moet zich ook meteen kunnen
vermenigvuldigen.

Deze twee stappen zijn niet voldoende voor een pathogeen om een infectie te veroorzaken,
aangezien de pathogeen en de gastheer in een constant gevecht zijn. In het gehele lichaam van de
gastheer bevinden zich enzymen, andere bacteriën en manieren die infectie voorkomen:

 Mond: Constante beweging van vloeistoffen, speeksel met lysozym (breekt peptidoglycaan
af) en mondflora.
 Maag: Lage pH
 Darmen: Darmflora.

De normale flora bieden bescherming tegen pathogenen door:

 Een competitie voor nutriënten en zuurstof aan te gaan.
 Bacteriocines (lokale antibiotica) te produceren.
 pH te verlagen (Lactobacillus).

Ook zijn flora belangrijk voor een goede werking van het immuunsysteem, digestie en de productie
van vitamine B en K (intestinale bacteriën). Flora bevinden zich in het haar, neus, huid, vagina,
mondholte, slokdarm, maag en darmen. Flora wordt aan pasgeborenen doorgegeven via
borstvoeding, huidcontact en natuurlijke geboorte (geen keizersnede). Flora kan veranderen door
dieet, leeftijd, hormonen, stress en antibiotica. Ook kunnen bacteriën die normaal niet schadelijk zijn
een infectie veroorzaken wanneer ze op de verkeerde plek terechtkomen (opportunistische
pathogenen). Er zijn dus verschillende samenlevingsvormen tussen een gastheer en een pathogeen:




Pathogenen moeten al deze eerste lijn aan verdedigingsmechanismen ontwijken.

3. Overleven

Of een pathogeen kan binnendringen, binnen kan blijven en kan overleven, hangt af van
virulentiefactoren. Virulentiefactoren zijn kenmerken van een pathogeen die bepalen hoe ‘sterk’ hij
is om te overleven in de omgeving van de gastheer, oftewel de mate van pathogeniciteit. Bacteriën
hebben diverse virulentiefactoren om stap 1 tot 3 van het infectieproces te kunnen doorlopen:

,  Pili: Nodig voor aanhechting en DNA overdracht (fimbriae worden alleen gebruikt voor
aanhechting).
 Flagellum: Nodig om te kunnen bewegen.
 Capsule: Nodig voor aanhechting en inhibitie
immuunreactie.
 DNA plasmides: Kunnen overgedragen worden en bevatten
genen voor antibiotica-resistentie.

Virulentiefactoren worden sterk gereguleerd tot expressie gebracht
om energie te besparen. Virulentiegenen liggen geclusterd in
‘Pathogencity Islands’ op chromosoom of plasmides. Regulatie van
genexpressie gebeurt a.d.h.v. Quorom Sensing. Bacteriën scheiden
signaalmoleculen uit en deze worden gedetecteerd door andere
bacteriën. Op het moment dat de concentratie van die moleculen
stijgt, weten de bacteriën dat ze in grote hoeveelheden aanwezig
zijn en gaan ze de virulentiegenen tot expressie brengen.

Biofilm

Virulentiegenen die ‘aan’ gezet kunnen worden zijn bijv. de uitscheiding van polysacchariden. Deze
polysacchariden vormen de glycocalyx, oftewel een biofilm. Als de moleculen relatief los aan de
celwand bevestigd zijn, wordt de glycocalyx, een slijmlaag genoemd. Als de moleculen in een vaste
structuur georganiseerd zitten, wordt de glycocalyx een capsule genoemd.

Een biofilm is resistent tegen het immuunsysteem (macrofagen kunnen niet aanhechten) en tegen
antibiotica. Delen van een biofilm kunnen loslaten, de infectie verspreiden of trombose veroorzaken.

4. Schade toebrengen

Weefselschade kan op twee manieren optreden:

1. Direct = door de pathogeen zelf. Invasieve vermogen: 1) Het vermogen om zich in grote
getale in de gastheer te vermenigvuldigen of 2) de darmwand te passeren en in het bloed
terecht te komen. Dit kan weefselschade veroorzaken, maar hoeft niet per se.
2. Indirect = pathogeenproducten = toxines en enzymen: Het vermogen om een toxine te
produceren dat als functie het doden van of inhiberen van processen in de gastheercel 
weefselschade. Toxinen kunnen ook invasief zijn. Dit kan gepaard gaan met weefselschade.

Mate van invasieve vermogen en/of toxiciteit van een pathogeen zijn bepalend voor de virulentie van
een pathogeen.

Toxines

 Hemolysine: Maakt het plasmamembraan van cellen kapot waardoor cellen lyseren. In de
diagnostiek kunnen a.d.h.v. de toxines bacteriestammen onderscheiden worden.
o α -hemolyse: partiële afbraak van RBCs  ronde kolonies.
o β -hemolyse: volledige afbraak van RBCs  punt kolonies.

 Hyaluronidase & collagenase (enzymen): Breken extracellulaire structuren af (connective
tissue), waardoor pathogenen dieper kunnen doordringen in dieper gelegen weefsel.

, Virulentie

De virulentie van een pathogeen wordt uitgedrukt in:

 Lethal dose 50% (LD50): De dosis die nodig is om 50% van de individuen te doden.
 Infectious dose 50% (ID50): De dosis die nodig is om 50% van de individuen te infecteren.

Een hoge LD50 en ID50 betekent dat een pathogeen niet heel virulent is.

5. Transmissie

Mensen, dieren en niet-levende objecten kunnen reservoirs van pathogenen zijn. Over het algemeen
kunnen zieke mensen een pathogeen doorgeven, maar sommige infectieziekten kunnen al
doorgegeven worden vóórdat er symptomen optreden. Sommige mensen kunnen ook
asymptomatisch zijn, maar kunnen dan alsnog een pathogeen doorgeven.

 Incubatietijd: Tijd tussen initiële infectie en eerste symptomen (ziekte)  transmissie
mogelijk.
 Ziekte: Meeste symptomen zijn aanwezig en immuunrespons is op zijn hoogst.
 Hersteltijd: Afname en verdwijning van symptomen  transmissie is in sommige gevallen
nog steeds mogelijk.




Naast mensen, kunnen ook dieren pathogenen bij zich dragen die overgedragen kunnen worden naar
de mens. Deze infectieziekten zijn zoönosen. Verder kunnen water, voedsel of grond ook pathogenen
bevatten.

Infectieziekten kunnen op drie manieren worden doorgegeven:

1. Via contact transmissie.
2. Via vehicle transmissie.
3. Via vector transmissie.

Contact transmissie

Bij direct contact transmissie zit er niks tussen geïnfecteerd en gezond persoon. Overdracht vindt
plaats via zoenen, aanraken of seks. Direct contact kan ook plaatsvinden met dieren. Indirect contact
transmissie gebeurt via gecontamineerde naalden of zakdoeken. Druppel contact transmissie vindt
plaats via niesen, hoesten of lachen. De grootte van de druppel speelt een belangrijke rol.
$8.62
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
mw123 Vrije Universiteit Amsterdam
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
89
Miembro desde
2 año
Número de seguidores
28
Documentos
10
Última venta
1 día hace

4.6

5 reseñas

5
3
4
2
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes