Hoofdstuk 09 Belastingrecht voor Bachelors en Masters – 2013/2014
Uitwerkingen oefenopgaven
Opgave 9.1
a. Ja, op grond van art. 2 lid 1 letter a Wet Vpb.
b. Nee, het landgoed is geen aparte rechtspersoon. Het behoort tot het vermogen van de stichting. Het feit dat het
apart wordt beheerd en geadministreerd, doet niet ter zake. Ook doet niet ter zake of de stichting al of niet belast
is.
c. Deze vereniging zal hoogstwaarschijnlijk niet voldoen aan art. 2 lid 1 letter d Wet Vpb, omdat zij geen
woningbouwcoöperatie is. De vereniging valt dus onder art. 2 lid 1 letter e Wet Vpb en is belastingplichtig
indien en voor zover zij een onderneming drijft.
d. Normaal gesproken beoogt een sportvereniging niet het maken van winst, dus drijft zij geen onderneming in de
zin van art. 2 lid 1 letter e Wet Vpb. Het is daarna de vraag of de vereniging in aanraking komt met art. 4 lid 1
Wet Vpb. Dat zal normaal gesproken niet het geval zijn, tenzij de vereniging op min of meer professionele
wijze sport zou (laten) bedrijven. De opgave bevat geen gegevens die daarop wijzen. Het antwoord is dus
waarschijnlijk: nee.
e. Ja, op grond van art. 2 lid 1 letter b Wet Vpb.
f. Nee, op grond van een subjectieve vrijstelling van art. 5 lid 1 letter b Wet Vpb.
g. Ja, deze stichting is belastingplichtig, omdat zij een onderneming drijft in de zin van art. 2 lid 1 letter e Wet
Vpb. Immers, het is een organisatie van kapitaal en arbeid die door deelname aan het economische verkeer
winst beoogt die ook redelijkerwijs is te verwachten (25.000 –/– 4.000 –/– 12.500 = € 8.500).
h. Deze bv is volledig belastingplichtig door art. 2 lid 1 letter a in combinatie met art. 5 lid 1 letter b en lid 2 letter
a Wet Vpb. Het betreft een dga.
i. Nee, op grond van art. 5 lid 1 letter c onder 1º Wet Vpb.
j. Ja, deze SA is buitenlands belastingplichtig, omdat zij een onderneming drijft in Nederland. Zie art. 3 letter a
Wet Vpb in samenhang met art. 17 lid 3 Wet Vpb.
k. Nee, zie art. 2 lid 7 Wet Vpb in samenhang met art. 2 lid 3 sub 5 Wet Vpb.
l. Ja, zie art. 2 lid 1, letter a Wet Vpb in samenhang met art. 2 lid 4 Wet Vpb.
m. Deze nv is een vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van art. 6a Wet Vpb en dus niet belastingplichtig.
n. Deze bv is wel belastingplichtig, maar belast met het 0%-tarief.
Opgave 9.2
Terugbetalingen van kapitaal worden gecorrigeerd op het eindvermogen. In casu is 200% terugbetaald. Uit de
balansen blijkt duidelijk dat de extra terugbetaling van 100% volledig ten laste van de agioreserve heeft
plaatsgevonden. Dit is ook kapitaal. Zou deze betaling ten laste van de winstreserve hebben plaatsgevonden, dan
zou het dividend zijn. Dus deze is aan te merken als een onttrekking, die overigens ook bij het eindvermogen wordt
geteld.
Giften zijn bedrijfsvreemde uitgaven en moeten worden bijgeteld ter bepaling van de fiscale winst, waarna ze
eventueel op basis van art. 16 Wet Vpb aftrekbaar zijn, met een maximum van 50% van de winst en € 100.000.
© Convoy Uitgevers
Uitwerkingen oefenopgaven
Opgave 9.1
a. Ja, op grond van art. 2 lid 1 letter a Wet Vpb.
b. Nee, het landgoed is geen aparte rechtspersoon. Het behoort tot het vermogen van de stichting. Het feit dat het
apart wordt beheerd en geadministreerd, doet niet ter zake. Ook doet niet ter zake of de stichting al of niet belast
is.
c. Deze vereniging zal hoogstwaarschijnlijk niet voldoen aan art. 2 lid 1 letter d Wet Vpb, omdat zij geen
woningbouwcoöperatie is. De vereniging valt dus onder art. 2 lid 1 letter e Wet Vpb en is belastingplichtig
indien en voor zover zij een onderneming drijft.
d. Normaal gesproken beoogt een sportvereniging niet het maken van winst, dus drijft zij geen onderneming in de
zin van art. 2 lid 1 letter e Wet Vpb. Het is daarna de vraag of de vereniging in aanraking komt met art. 4 lid 1
Wet Vpb. Dat zal normaal gesproken niet het geval zijn, tenzij de vereniging op min of meer professionele
wijze sport zou (laten) bedrijven. De opgave bevat geen gegevens die daarop wijzen. Het antwoord is dus
waarschijnlijk: nee.
e. Ja, op grond van art. 2 lid 1 letter b Wet Vpb.
f. Nee, op grond van een subjectieve vrijstelling van art. 5 lid 1 letter b Wet Vpb.
g. Ja, deze stichting is belastingplichtig, omdat zij een onderneming drijft in de zin van art. 2 lid 1 letter e Wet
Vpb. Immers, het is een organisatie van kapitaal en arbeid die door deelname aan het economische verkeer
winst beoogt die ook redelijkerwijs is te verwachten (25.000 –/– 4.000 –/– 12.500 = € 8.500).
h. Deze bv is volledig belastingplichtig door art. 2 lid 1 letter a in combinatie met art. 5 lid 1 letter b en lid 2 letter
a Wet Vpb. Het betreft een dga.
i. Nee, op grond van art. 5 lid 1 letter c onder 1º Wet Vpb.
j. Ja, deze SA is buitenlands belastingplichtig, omdat zij een onderneming drijft in Nederland. Zie art. 3 letter a
Wet Vpb in samenhang met art. 17 lid 3 Wet Vpb.
k. Nee, zie art. 2 lid 7 Wet Vpb in samenhang met art. 2 lid 3 sub 5 Wet Vpb.
l. Ja, zie art. 2 lid 1, letter a Wet Vpb in samenhang met art. 2 lid 4 Wet Vpb.
m. Deze nv is een vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van art. 6a Wet Vpb en dus niet belastingplichtig.
n. Deze bv is wel belastingplichtig, maar belast met het 0%-tarief.
Opgave 9.2
Terugbetalingen van kapitaal worden gecorrigeerd op het eindvermogen. In casu is 200% terugbetaald. Uit de
balansen blijkt duidelijk dat de extra terugbetaling van 100% volledig ten laste van de agioreserve heeft
plaatsgevonden. Dit is ook kapitaal. Zou deze betaling ten laste van de winstreserve hebben plaatsgevonden, dan
zou het dividend zijn. Dus deze is aan te merken als een onttrekking, die overigens ook bij het eindvermogen wordt
geteld.
Giften zijn bedrijfsvreemde uitgaven en moeten worden bijgeteld ter bepaling van de fiscale winst, waarna ze
eventueel op basis van art. 16 Wet Vpb aftrekbaar zijn, met een maximum van 50% van de winst en € 100.000.
© Convoy Uitgevers
