Leerdoelen
Oorzaken industriële revolutie:
1. De landbouw wordt beter en dus groeit de bevolking
2. De mensen wilden graag katoenen kleding: dat is stevig en goedkoop
3. Om aan die vraag te voldoen ontstaan de fabrieken
4. De werkers komen van het platteland naar de stad voor werk in de fabrieken
Industrialisatie: De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan
landbouw werd gedaan
Huisnijverheid: Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld
te kunnen verdienen
Fabrieksarbeid: Mensen moesten werken in de fabriek, kregen geen vakanties
Nederland industrialiseerde in de 2e helft van de 19e eeuw, Dat Nederland in de 2e
helft van de 19e eeuw had vooral te maken met de verbetering van de infrastructuur.
De arbeidsomstandigheden waren slecht, ze maakten lange werkdagen, er werd aan
geen veiligheid in de fabrieken gedacht, je kreeg lage lonen en er was kinderarbeid.
Arbeiders woonden dicht bij de fabrieken, afval kwam op straat, in de grachten, in
beekjes en rivieren terecht, dag en nacht stootten de fabrieksschoorstenen vuile
rook uit. Die smerige lucht ademde mensen in.
De arbeiders verbeterden hun situatie doordat de overheid er beter voor zorgde voor
waterleidingen en rioleringen, beter onderwijs en toezicht op woningen.
B:
Koning Willem I bepaalde alles, hij voerde geen overleg met de 1e en 2e kamer, het
koninkrijk was dus geen democratie.
Willem wilde niet dat de revolutie en geweld ook oversloegen naar Nederland.
Daarom gaf hij Thorbecke, de leider van de liberalen, opdracht om een nieuwe
grondwet te maken. Die zorgen voor vernieuwing van het bestuur
De koning mocht op de troon blijven, maar kreeg minder aandacht. Voortaan werd
besturen de taak van ministers, samen met het parlement (1e/2e kamer). Plannen
voor nieuwe wetten of uitgaven voor belangrijke zaken moesten door het parlement
goedgekeurd worden. De 1e en 2e kamer hielden in de gaten of ministers hun werk
goed deden.
C:
Oorzaken industriële revolutie:
1. De landbouw wordt beter en dus groeit de bevolking
2. De mensen wilden graag katoenen kleding: dat is stevig en goedkoop
3. Om aan die vraag te voldoen ontstaan de fabrieken
4. De werkers komen van het platteland naar de stad voor werk in de fabrieken
Industrialisatie: De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan
landbouw werd gedaan
Huisnijverheid: Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld
te kunnen verdienen
Fabrieksarbeid: Mensen moesten werken in de fabriek, kregen geen vakanties
Nederland industrialiseerde in de 2e helft van de 19e eeuw, Dat Nederland in de 2e
helft van de 19e eeuw had vooral te maken met de verbetering van de infrastructuur.
De arbeidsomstandigheden waren slecht, ze maakten lange werkdagen, er werd aan
geen veiligheid in de fabrieken gedacht, je kreeg lage lonen en er was kinderarbeid.
Arbeiders woonden dicht bij de fabrieken, afval kwam op straat, in de grachten, in
beekjes en rivieren terecht, dag en nacht stootten de fabrieksschoorstenen vuile
rook uit. Die smerige lucht ademde mensen in.
De arbeiders verbeterden hun situatie doordat de overheid er beter voor zorgde voor
waterleidingen en rioleringen, beter onderwijs en toezicht op woningen.
B:
Koning Willem I bepaalde alles, hij voerde geen overleg met de 1e en 2e kamer, het
koninkrijk was dus geen democratie.
Willem wilde niet dat de revolutie en geweld ook oversloegen naar Nederland.
Daarom gaf hij Thorbecke, de leider van de liberalen, opdracht om een nieuwe
grondwet te maken. Die zorgen voor vernieuwing van het bestuur
De koning mocht op de troon blijven, maar kreeg minder aandacht. Voortaan werd
besturen de taak van ministers, samen met het parlement (1e/2e kamer). Plannen
voor nieuwe wetten of uitgaven voor belangrijke zaken moesten door het parlement
goedgekeurd worden. De 1e en 2e kamer hielden in de gaten of ministers hun werk
goed deden.
C: